Nederlandse gemeenten werken voorlopig niet mee aan het Zorgakkoord, omdat ze vinden dat ze te weinig geld van het Rijk krijgen. Maar liefst 93,4 procent van de gemeenten stemde vrijdag tegen het akkoord, op een algemene ledenvergadering van de Verenigde Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het Integraal Zorgakkoord werd in 2022 afgesloten met kabinet-Rutte IV. Daarin werd afgesproken dat de overheid, gemeenten en zorgsector samen zouden werken om de zorg toegankelijk en betaalbaar te maken voor alle Nederlandse burgers. Zij moeten meer inzetten op het stimuleren van een gezonde levensstijl, zodat mensen minder snel zorg nodig hebben. Ook moeten verschillende zorgpartijen meer kans krijgen om samen te werken, zodat mensen dan sneller de juiste zorg kunnen krijgen.
In 2022 werd een aantal randvoorwaarden afgesproken. Maar die voorwaarden zijn volgens de VNG nog altijd niet gerealiseerd. „Er is geen oplossing voor het financiële ravijn 2026”, schrijft de vereniging, doelend op beschikbare gelden. „De situatie met de structurele middelen voor preventie en gezondheidsbeleid zijn zelfs verslechterd door bezuiniging op preventie.” Hierdoor zijn de gemeenten naar eigen zeggen niet in staat de doelen uit het Integraal Zorgakkoord te realiseren.
Pas als er kans is dat gemeenten wel genoeg geld krijgen om het Zorgakkoord uit te voeren, zijn zij bereid weer plaats te nemen aan de onderhandelingstafel. Die kans is niet groot: het kabinet-Schoof wil flink bezuinigen op de zorg. Er wordt zelfs 300 miljoen beknibbeld op preventie in de zorg, een speerpunt van het Zorgakkoord. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) zegt evengoed te hopen dat de gemeenten hun besluit herzien en terugkeren naar de gesprekstafel, meldt persbureau ANP.
Lees ook
Als de zorg niet sneller verandert, dreigt er een zorginfarct, stelt een advies aan het kabinet
„Deze geschiedenis kunnen we niet terugdraaien, maar ik vraag wel nadrukkelijk om eerherstel. Voor mijzelf en alle andere vrouwen die ongewild hun kind hebben moeten afstaan. Het mag niet de geschiedenisboeken ingaan zoals de staat het voorschotelt.”
Aan het woord is de 77-jarige afstandsmoeder Trudy Scheele-Gertsen. De grootste zaal van de rechtbank in Den Haag zit deze vrijdag stampvol. Er is veel belangstelling voor het hoger beroep van de rechtszaak die Scheele-Gertsen en vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann aanspanden tegen de Nederlandse staat. In 2020 stelden Scheele-Gertsen en BCW de staat – waar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) onderdeel van is – aansprakelijk voor het onrecht dat haar en duizenden andere ongehuwde vrouwen werd aangedaan, omdat zij afstand moesten doen van hun pasgeboren kind.
Lees ook
‘Er is bewust toegewerkt naar adoptie’, zegt afstandsmoeder die de staat aansprakelijk stelt
Die rechtszaak verloren ze. De rechtbank kon vijftig jaar na dato niet vaststellen dat de RvdK structureel en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen juridisch verwijtbare fouten heeft gemaakt, oordeelde de rechter in 2022. Volgens de rechtbank was de druk die de moeders (tussen 1956 en 1984) hebben ervaren, waardoor zij zich gedwongen hebben gevoeld hun kind af te staan, eerder een gevolg van sociale en religieuze verhoudingen in die periode.
Waarheidsvinding
Scheele-Gertsen besloot niet op te geven. „Dit gaat niet om geld, het gaat om waarheidsvinding, om een kloppende versie van de geschiedenis”, vertelt Scheele-Gertsen in een gesprek voorafgaand aan de zitting. „In 2019 schreef ik toenmalig minister Sander Dekker een persoonlijke brief om hem te vertellen wat mij was overkomen, en vooral over de mensonterende manier waarop mijn zoon en ik van elkaar zijn gescheiden na zijn geboorte.”
In 1968 was Scheele-Gertsen, toen 21 jaar, ongetrouwd zwanger geraakt. Toch was ze ervan overtuigd dat ze haar kind prima zelf kon grootbrengen, want ze had een afgeronde opleiding. Maar haar ouders en de RvdK zetten haar onder druk om de baby af te staan, vertelt Scheele-Gertsen. „Je leest terug in mijn dossier dat er bewust is toegewerkt naar adoptie, terwijl ik mijn hele zwangerschap heb aangegeven dat ik mijn baby wilde houden.”
Uiteindelijk beviel ze van haar zoon bij de nonnen van de Paula Stichting in Oosterbeek. Ze zag zich genoodzaakt hem daar achter te laten, en zag hem pas in 2018 weer terug. „Door mijn schrijven wilde ik de minister laten weten hoe oneerlijk het was gegaan, iets wat veel vrouwen tot op de dag van vandaag pijnigt.” Maar na haar brief bleef het stil. Scheele-Gertsen had gehoopt op een gesprek, ze had zelfs een lijstje gemaakt met punten die ze van belang achtte voor een landelijk onderzoek. „Als ik toen was uitgenodigd en er echt was geluisterd, dan hadden we hier vandaag niet gezeten.”
Recht op herstel
Inmiddels bemoeien ook de Verenigde Naties (VN) zich met de kwestie. In september stuurden twee VN-rapporteurs de staat een bezorgde brief waarin ze stelden dat „de Nederlandse overheid veel meer moet doen om afstandsmoeders te ondersteunen”. In de brief gaan zij onder meer in op de rechtszaak van Scheele-Gertsen en vrouwen in soortgelijke situaties.
„Bij dergelijk historisch onrecht hebben moeders maar ook kinderen recht op herstel”, schreven de rapporteurs . Zij geven de staat de aanbeveling zich bij dergelijke kwesties niet meer te beroepen op verjaring, maar verantwoordelijkheid te nemen voor hun rol in deze geschiedenis. In reactie op de VN-brief liet de staat weten, waarin ook zijn eigen handelen aan bod komt.
Ook schreef de staat in gesprek te zijn met afstandsmoeders en kinderen, om hun behoeftes in kaart te brengen. Die zeggen echter zich niet in dat beeld te herkennen, omdat zij al lang duidelijk hebben gemaakt wat hun behoeftes zijn en de staat die nog altijd negeert. „Na alles wat er is misgegaan heb ik weinig vertrouwen meer in het landelijke onderzoek”, zegt Will van Sebille van Stichting De Nederlandse Afstandsmoeder. „Deze rechtszaak voelt eigenlijk als een laatste kans om de onderste steen boven de krijgen.”
Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken
Dat ze niet de enige is die er zo over denkt, blijkt uit de getuigenissen van vrouwen die tijdens het hoger beroep gebruikmaken van hun spreekrecht. „Na een maand ben je vergeten dat je een kind hebt gehad, zei de psycholoog van de Paula Stichting in 1968 tegen mij”, vertelt Merapi Obermayer. „Toen ik beviel werd ik geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden zodat ik mijn kind niet kon zien of aanraken.”
Ook Jeannine van Dijck benadrukt de levenslange ontwrichting die het moeten afstaan van haar dochter teweeg heeft gebracht. „Niet alleen in mijn leven, maar ook in dat van mijn broers en zussen die zeer betrokken zijn bij alles wat er is gebeurd.”
Pijnlijke rechtsgang
Dat deze rechtsgang pijnlijk is voor de aanwezige vrouwen en kinderen, erkent Mette van Asperen, een van de advocaten van de staat. „Voor de vrouwen die dit hebben meegemaakt is er geen sprake van verjaring, maar dit is een juridische procedure. Het lijkt alsof de staat heel hard is, maar dat is het pijnlijke van een rechtsgang die ook wij liever hadden vermeden.”
Een belangrijke vraag die tijdens de zitting van vrijdag opnieuw centraal stond, is of te bewijzen is dat de RvdK destijds onrechtmatig heeft gehandeld richting ongehuwde moeders, en in het bijzonder tegenover Scheele-Gertsen.
De RvdK ging niet met moeders in gesprek en hielp hen niet zoeken naar praktische, financiële of juridische mogelijkheden
Er was sprake van een patroon, stelt Lisa-Marie Komp, de advocaat van Scheele-Gertsen. „Het verhaal van Scheele-Gertsen staat niet op zichzelf. Uit alle verklaringen die wij hebben verzameld blijkt dat de vrouwen werden overgeleverd aan de druk om hun kind af te staan. De RvdK ging niet met moeders in gesprek, hielp hen niet bij het zoeken naar praktische of financiële mogelijkheden, en wees ze ook niet op juridische mogelijkheden om tegen een afstandsbesluit op te komen.” Komp schetst hoe de wet duidelijk maakte dat moeder en kind bij elkaar hoorden en hoe de Raad de plicht had om daarop toe te zien. De staat ontkent dat, beroept zich op verjaring, en acht het bovendien niet bewezen dat de RvdK destijds in strijd met de regels van toen heeft gehandeld. „Er is geen reden om te veronderstellen dat maatschappelijk werksters de gesprekken anders hebben weergegeven dan dat ze zijn gevoerd, of dat ze bewust onjuiste informatie hebben opgenomen”, is een van de argumenten die Van Asperen aanvoert.
„Het gemis van een kind kan nooit gecompenseerd worden”, betoogt Linde Bryk van Bureau Clara Wichmann aan het slot van de zitting. „Maar de erkenning dat hun onrecht is aangedaan, dat op afstand [van het kind] werd aangestuurd en dat zij niet beschermd werden door de RvdK, is iets waarover door uw Hof wél kan worden beslist.”
De uitspraak zal nog even op zich laten wachten, besluit de voorzitter, want het Hof wil de tijd nemen om het dossier goed te bestuderen en te laten bezinken wat er vandaag naar voren is gebracht. Scheele-Gertsen is opgelucht, vertelt ze na afloop. „Ik heb meer hoop dan de vorige keer, de rechters voelden toegankelijker. Dus vandaag zijn we in elk geval gehoord.” Op 11 maart 2025 wordt de uitspraak verwacht.
Lees ook
Vrijspraak Staat en Raad ‘harde klap’ voor afstandsmoeders
De nieuwe, interprovinciale wolvenplannen zijn nog niet klaar, maar met name schapenhouders kunnen er eigenlijk niet op wachten. Ze willen maatregelen. „Je mag nog geen klomp naar een wolf gooien, maar intussen doet de wolf wel van alles waar wij heel veel last van hebben”, zegt Saskia Duives-Cahuzak, schapenhouder en voorzitter van de vakgroep schapenhouderij van landbouworganisatie LTO. Ze roept drie incidenten in herinnering: een meisje dat deze zomer werd gebeten op landgoed Den Treek bij Amersfoort; een boswachter die in september in het Overijsselse Heerde een wolf van zich af moest houden door deze met een stok te slaan; en een jongen die, vorige week, op weg naar school in het Utrechtse Woudenberg geconfronteerd werd met een grote groep wolven en van schrik van zijn fiets viel.
Nadat een passerende automobilist toeterde, liepen de wolven weg, luidt een analyse van het treffen die werd gemaakt op verzoek van de provincie Utrecht. „Het incident betreft een probleemsituatie, aangezien de wolven op minder dan dertig meter van de jongen zouden zijn gekomen”, aldus de provincie. Het advies aan jonge kinderen die door een bosgebied fietsen luidt om dit samen met een volwassenen te doen, en aan kinderen vanaf tien jaar om „in groepjes” te fietsen. Saskia Duives-Cahuzak: „Er verschijnen veel rapporten waarin wolven met dit gedrag niet als probleemwolf worden gezien. Maar dat zijn ze wel. In het geval van de fietsende scholier zou ik zelfs spreken van een probleemroedel.”
Lees ook
Provincie Utrecht wil ‘probleemwolf’ kunnen afschieten, kan dat?
Sinds oktober ligt er een concept van het zogenoemde interprovinciaal wolvenplan op de plank, dat het vorige plan, van vijf jaar geleden, moet vervangen. Over dit plan wordt driftig gepraat door provincies en belangenorganisaties, voordat het half januari door het bestuur van het Interprovinciaal Overleg (IPO) wordt vastgesteld. Nijpende kwestie is de schade die wolven toebrengen aan veehouders. In Nederland zijn sinds de komst van de wolf tot en met 2023 in totaal 3.032 landbouwhuisdieren aangevallen door wolven, waarvan 2.368 met een dodelijke afloop. Dat waren voor 97 procent schapen. In totaal is er ruim 668.000 euro uitbetaald aan tegemoetkomingen door het Faunafonds.
Preventieve maatregelen
Een van de belangrijkste uitgangspunten van het concept wolvenplan is volgens het IPO dat provincies leefgebieden voor wolven moeten vaststellen, en dat binnen deze gebieden veehouders alleen nog op een vergoeding van een door wolven gedood dier kunnen rekenen als zij kunnen aantonen dat zij preventieve maatregelen hebben genomen. Zulke maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een hek van minimaal 120 centimeter hoog zijn dat onder stroom staat, dieren op stal zetten of nachtkralen, omheiningen voor de nacht.
Veehouders buiten deze leefgebieden voor wolven die toch schade lijden, zijn van deze voorwaarden uitgezonderd, net als veehouders in leefgebieden waar het „redelijkerwijs niet mogelijk” is preventieve maatregelen te treffen. Over wat die maatregelen precies moeten zijn, en bijvoorbeeld de vraag of hekken niet véél hoger moeten zijn om wolven echt tegen te houden, en of er voldoende subsidie voor beschikbaar komt, is het laatste woord nog niet gezegd. Wel is het provinciale wolvenplan „vooral vanuit de bescherming van de wolf” geschreven, noteerden enkele organisaties, vooral van schapenhouders, in oktober al.
Dat ontmoetingen tussen wolf en mensen die zich verantwoordelijk gedragen niet snel tot gevaarlijke situaties leiden „is op z’n best wishful thinking”. Enkele suggesties zijn ronduit „onacceptabel”, vinden de organisaties, zoals dat een aanval van een wolf op een kudde met herder en honden een min of meer normale situatie zou zijn. „Dat kan niet zo zijn”, schrijven de organisaties in een reactie op het uitgelekte conceptrapport.
Europa
Wat er ook terechtkomt van het provinciale wolvenplan, de vraag is hoe invloedrijk het zal worden. Ook de landelijke overheid gaat zich er namelijk intensief mee bemoeien – ook al zijn in Nederland provincies verantwoordelijk voor natuurbeleid. „Er is sprake van een urgente situatie met betrekking tot de wolf in Nederland. De aanvallen op vee, huisdieren en mensen vind ik verschrikkelijk”, schrijft staatssecretaris Jean Rummenie (Landbouw en Natuur, BBB) in een recente brief aan de Tweede Kamer. Hij wil „sneller en daadkrachtiger” optreden. Onder meer gaat hij een ‘landelijk team veebescherming’ oprichten om boeren „actief te helpen bij het beschermen van hun vee”, aldus zijn woordvoerder.
Bovendien zit Europa niet stil. Volgende week wordt een belangrijke stap gezet om de beschermde status van de wolf te verlagen van strikt beschermd naar beschermd. Dan mogen landen de wolf eerder afschieten of verjagen. De Europese Commissie heeft de verlaging van de status op de agenda gezet van het comité dat het zogenoemde Verdrag van Bern voor beschermde diersoorten kan aanpassen. Vijftig landen, voornamelijk Europese, zijn hierbij aangesloten. Naast de 27 EU-landen moeten nog tien landen instemmen. De verwachting is dat dit gaat gebeuren. Daarna moet de Europese Commissie de Habitatrichtlijn aanpassen waarmee vervolgens het Europarlement nog moet instemmen. Staatssecretaris Rummenie heeft er „vertrouwen” in dat de status wordt verlaagd. De bewindspersoon „heeft er hard aan gewerkt om andere verdragspartijen mee te krijgen”, aldus zijn woordvoerder.
Lees ook
Ecoloog Rick van Malssen: ‘Wie zijn dieren niet beschermt tegen de wolf, zou geen schadevergoeding moeten krijgen’
Nederlandse gemeenten werken voorlopig niet mee aan het Zorgakkoord, omdat ze vinden dat ze te weinig geld van het Rijk krijgen. Maar liefst 93,4 procent van de gemeenten stemde vrijdag tegen het akkoord, op een algemene ledenvergadering van de Verenigde Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het Integraal Zorgakkoord werd in 2022 afgesloten met kabinet-Rutte IV. Daarin werd afgesproken dat de overheid, gemeenten en zorgsector samen zouden werken om de zorg toegankelijk en betaalbaar te maken voor alle Nederlandse burgers. Zij moeten meer inzetten op het stimuleren van een gezonde levensstijl, zodat mensen minder snel zorg nodig hebben. Ook moeten verschillende zorgpartijen meer kans krijgen om samen te werken, zodat mensen dan sneller de juiste zorg kunnen krijgen.
In 2022 werd een aantal randvoorwaarden afgesproken. Maar die voorwaarden zijn volgens de VNG nog altijd niet gerealiseerd. „Er is geen oplossing voor het financiële ravijn 2026”, schrijft de vereniging, doelend op beschikbare gelden. „De situatie met de structurele middelen voor preventie en gezondheidsbeleid zijn zelfs verslechterd door bezuiniging op preventie.” Hierdoor zijn de gemeenten naar eigen zeggen niet in staat de doelen uit het Integraal Zorgakkoord te realiseren.
Pas als er kans is dat gemeenten wel genoeg geld krijgen om het Zorgakkoord uit te voeren, zijn zij bereid weer plaats te nemen aan de onderhandelingstafel. Die kans is niet groot: het kabinet-Schoof wil flink bezuinigen op de zorg. Er wordt zelfs 300 miljoen beknibbeld op preventie in de zorg, een speerpunt van het Zorgakkoord. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) zegt evengoed te hopen dat de gemeenten hun besluit herzien en terugkeren naar de gesprekstafel, meldt persbureau ANP.
Lees ook
Als de zorg niet sneller verandert, dreigt er een zorginfarct, stelt een advies aan het kabinet