‘Wie ze zoekt, vindt ze niet”, fluistert een van de silhouetten die door het donkere Vliegenbos in Amsterdam-Noord schuifelen. Sinds eind mei gaan hier om elf uur ’s avonds alle straatlantaarns uit – een experiment van de gemeente om dieren en planten tegen kunstlicht te beschermen.
De duisternis die volgt is niet totaal, maar brengt het park terug tot zijn contouren. Het restlicht van de stad steekt af boven de donkere boomkruinen en is helder genoeg om diep in het bos een overhangende boomtak te bemerken voor het voorhoofd er is aanbeland.
De silhouetten zijn van een groepje van zes gelegenheidsecologen die links en rechts de bospaden afspeuren naar de lichtjes van de zeldzame glimworm. Ze zijn verenigd in een glimwormenchatgroep van ruim vijftig amateurs. In afwisselende samenstelling wandelen ze ’s zomers twee keer per week door dit park om met de grondigheidsdrang van een professional het kevertje in kaart te brengen.
Groene stipjes
Op een recente vrijdagavond loopt een secretaresse aan kop, ze geeft de tak die het pad verspert door aan een architectuurhistorica, die de daarachter lopende ontwerper van de leeuwenhokken in Artis erop attendeert dat hij zijn hoofd niet moet stoten.
Inderdaad, de glimworm is ondanks zijn naam een kever, zo begint de uitleg aan de leek. En waar je naar moet zoeken zijn groene stipjes op de grond, klein en pulserend als het lampje van een computer op stand-by. De glimworm komt voor op de donkerste plekjes van de bossen in Zuid-Limburg en rond Nijmegen. Én hier in Amsterdam-Noord dus – op twintig minuten fietsen van het Centraal Station.
Het was vier jaar geleden dat theatermaker en voormalig stadsdichter Marjolijn van Heemstra (43) – die achter de leeuwenhokontwerper aankomt – de lichtjes opmerkte tijdens een avondwandeling door het Vliegenbos. Ze nam contact op met een glimwormexpert in België. Die zei: „Weet je helemaal zeker dat het geen kerstverlichting is?”
Wandelende etalage
De verrassende aanwezigheid van het duisternisdier was een aanleiding om juist hier een pilot op te zetten om de lichten te doven, in elk geval tot december 2025. Dat vertelt de meewandelende Elsemieke Koole (27). Zij was tot voor kort ‘duisternismanager’ bij de gemeente Amsterdam. In die functie dacht ze na over waar het licht in de stad zachter of uit zou kunnen. Een van haar uitdagingen was om omwonenden te overtuigen dat duisternis niet gelijk staat aan onveiligheid.
Want mensen associëren licht met veiligheid, zegt Koole, terwijl onderzoek niet aantoont dat verlichting de openbare ruimte altijd veiliger maakt. In een park als dit ben je bij het wandelen of fietsen over de verlichte paden bijvoorbeeld een soort „wandelende etalage”, aldus Koole. „Je kunt niet zien wat er om je heen gebeurt, maar wel gezien worden. Licht maakt in sommige situaties blind.”
Het nadenken over duisternis in de stad is een trend, ziet Gerke Ten Have (40). Hij is nu bijna tien jaar asset-manager openbare verlichting bij de gemeente Amsterdam, en zit in het bestuur van een stichting die kennis over het onderwerp deelt met gemeentes. Officieus gaat Ten Have door het leven onder de meer summiere titel ‘chef lantaarnpaal’. In die functie kreeg hij vroeger vooral de vraag: „kan er in dit of dat hoekje niet een lichtje bij?” Maar sinds een jaar of twee merkt hij dat bewoners meer bezig zijn met de waarde van donkerte, en andersom: dat het niet vanzelfsprekend hoeft te zijn dat er overal licht is.
„Het doorbreken van lichtdogma’s”, zo noemt Ten Have dat. En het werd tijd, omdat Nederland volgens hem op dit gebied achterloopt op bijvoorbeeld Frankrijk of België. „Daar is het normaal dat in buitengebieden het licht helemaal uitstaat tot zes uur ‘s ochtends.”
Ten Have opende in oktober 2023 een meldpunt waar Amsterdammers lichtoverlast kunnen melden. Tot dusver kwamen daar tachtig meldingen binnen.
Ook maakt hij steeds meer gebruik van de kennis van stadsecologen over wat kunstmatig licht voor dieren betekent. De koolmezen leggen hun eieren bijvoorbeeld te vroeg. De bosmuizen durven niet uit hun hol te komen. En de vlinders vliegen in het kunstlicht door tot ze erbij neervallen.
Lees ook
Kijken met je voeten in het grenzeloze donker tijdens Amsterdam Dark Festival
Ongrijpbaar
Met de kreet „Marjolijn heeft er één” komt de groep tot stilstand. Maar bij nadere bestudering blijkt het vlekje op een blad toch witte vogelpoep te zijn.
Wie speurt naar lichte plekjes in het Vliegenbos vindt fluorescerende honingzwammen, een enkele verweesde tampon of strooilicht gevangen in stukjes blik of plastic. Bij schijnen met een zaklamp is voorzichtigheid geboden – want dan stoppen de kevers met licht geven.
En dus is het stappenplan bij het vermoeden van een glimvorm: de vinger er naast leggen, dan pas de zaklamp aan en ten slotte een foto maken.
De ongrijpbaarheid van de glimworm is een deel van de sport, zegt Van Heemstra. Zij noemt het beestje de „ambassadeur van de duisternis” omdat het ervoor zorgde dat in dit park het licht uitging. Maar ook omdat de glimworm symbool staat voor de waarde van een plek waar weinig licht is, van een wandeling als deze. Het afwezig kunnen zijn doordat je opgaat in het bos. Het merken dat je voeten ook de weg vinden als je niet kunt zien waar het pad naartoe gaat.
„Eens op je intuïtie aangewezen zijn”, voegt een silhouet naast Van Heemstra toe. En even later, als links en rechts van het pad de lichtjes onmiskenbaar verschijnen: „De glimwormen vinden jou.”