Geheime deals, betaalde kroongetuige: hoe in de rechtszaal geld wordt verdiend aan oorlogsslachtoffers

Luis Moreno Ocampo wordt opgewacht, de motor van de taxi draait al. „You know Des Indes”, vraagt hij de chauffeur – het statige vijfsterrenhotel in Den Haag waar hij in 2022 verblijft. Als Ocampo over de A4 zoeft en Schiphol achter hem verdwijnt, belt hij zijn voormalige assistente. „Joanna, I’m back”, zegt hij. „Ze moesten het een tijdje zonder mij doen, maar ik denk dat het tijd is om terug te komen.”

De taxichauffeur kijkt in zijn achteruitkijkspiegel. „Mag ik u vragen meneer, bent u van het Internationaal Strafhof?” Ocampo beaamt dat hij tien jaar lang de hoofdaanklager bij het Strafhof in Den Haag was. „Ik wilde misdaden voorkomen.”

De prestigieuze baan, het vervolgen van oorlogsmisdadigers, maakte van de Argentijn een van de beroemdste juristen ter wereld. Hij vertrok in 2012, maar als het over het Strafhof gaat, praat Ocampo nog steeds in de ‘wij’-vorm, zo is te zien in een documentaire die twee jaar geleden over hem verscheen. „We beschermen mensen”, zegt hij tegen de taxichauffeur. „Daar ben ik trots op.”

De voormalig aanklager, inmiddels 72 jaar, is nog steeds op het hoogste niveau met mensenrechten bezig. Alleen nu achter de schermen, als consultant, voor opdrachtgevers die hij niet wil noemen.

Vanuit Nederland wil Ocampo een rechtszaak beginnen tegen Qatar vanwege het steunen van terrorisme. Het zou de eerste keer zijn dat een land daarvoor aansprakelijk wordt gesteld. Nederland is het ideale podium voor het internationale proces, denkt hij. Hier heeft hij zijn netwerk van het Strafhof, hier heeft hij een naam. Waar Ocampo aanklopt, gaan deuren open. Mensenrechtenactivisten, juristen, allemaal zijn ze geïnteresseerd, nee, veréérd, als hij hen benadert voor zijn zaak.

Zo ook Liesbeth Zegveld. In 2018 vraagt Ocampo de bekende mensenrechtenadvocaat en hoogleraar ‘war reparations’ aan de Universiteit van Amsterdam of ze wil afspreken. Zegveld dwong vaker schadevergoedingen af voor oorlogsslachtoffers, ze staat erom bekend.

De twee schudden elkaar even later de hand in Amsterdam. Daar vertelt hij haar meer over zijn plan. Hij wil in een civiele rechtszaak bewijzen dat Qatar geld heeft overgemaakt aan terroristen van Jabhat al-Nusra, een terroristische organisatie die vooral in het begin van de oorlog in Syrië veel slachtoffers maakte. De transacties zijn te bewijzen, denkt hij. Een veroordeling zou een schadevergoeding van tientallen miljoenen kunnen opleveren, die verdeeld zal worden over slachtoffers van de groepering én de financier die voor de zaak zal betalen. Wie dat is, zal nooit bekend worden. Het is de financier er alles aan gelegen zijn naam te verbergen. In Nederland is Ocampo de enige die zijn identiteit kent.

Voor investeerders vormen rechtszaken een verdienmodel. ‘Third party litigation funding’, wordt het genoemd. Het is sterk in opkomst in Nederland en de rest van Europa. In de regel werkt het zo: een investeerder betaalt de juridische kosten van een claimzaak. Bij winst krijgt de financier een deel van de schadevergoeding. Het model is vooral bekend van schadeclaims in consumentenzaken. Bijvoorbeeld automobilisten die Volkswagen aanklaagden in de sjoemelsoftware-zaak of de zonnepaneleneigenaren die de overheid willen dagen voor het veranderen van het beleid.

Ook in mensenrechtenzaken duiken zulke financiers op. Het geld maakt rechtszaken mogelijk die anders nooit van de grond waren gekomen. De keerzijde is dat niet altijd duidelijk is welke belangen er achter een zaak schuilen. Draait het om gerechtigheid voor de slachtoffers, of zijn zij een middel om geld te verdienen?

Asielzoekers in Nederland

Na de ontmoeting met Luis Moreno Ocampo gaat Liesbeth Zegveld aan de slag. Om een civiele zaak te beginnen, moeten er slachtoffers worden gevonden, die als eisers kunnen optreden. Daarvoor wordt Lourans Issa ingehuurd. Hij is een Syrische tolk en mensenrechtenactivist met een groot netwerk. Hij weet waar hij de beoogde mensen kan vinden: tussen asielzoekers.

In 2018 zien Syriërs in Nederland een oproep voorbijkomen op Facebook. Daarin staat dat slachtoffers van Al-Nusra die ‘compensatie’ willen, zich per mail kunnen melden. Een Syrische ondernemer uit Rotterdam leest het bericht. Hij kan er amper van slapen. Dit gaat over hem! Zijn bedrijf in Aleppo is geplunderd door rebellen van Al-Nusra.

„Voor de oorlog in Syrië hadden we een huis”, zegt hij in een koffiezaak in Rotterdam tegen NRC. „We zijn alles verloren.” Zijn visitekaartje draagt hij na al die jaren nog altijd bij zich. Het is vergeeld, maar onbeschadigd.

Een Syriër uit Zoetermeer ziet het bericht ook, en mailt zijn bewijs. Hij schrijft dat hij is gemarteld door strijders van Al-Nusra. Nadat hij wist te ontsnappen, vocht hij in een Turks ziekenhuis anderhalve maand voor zijn leven. Na hun mail mogen de Syriërs meteen op gesprek komen bij Lourans Issa, vertellen ze. De tolk zal hun enige contactpersoon in de zaak zijn. „Lourans Issa vertelde me dat ik miljoenen euro’s terug zou kunnen krijgen”, zegt de Syrische ondernemer. „Al mijn schade zou worden vergoed.”

Als de Syrische slachtoffers over de miljoenen horen, twijfelen ze niet langer. Ook al zullen ze, vanaf het moment dat ze meedoen aan de zaak, mogelijk gevaar lopen. Het team van Ocampo vreest dat geheim agenten van Qatar de Syrische slachtoffers zullen chanteren of bedreigen. Er wordt een beveiligingsbedrijf ingehuurd. „We kregen een nummer van een hotline”, zegt de Syrische ondernemer. „Als er iets was, konden we bellen. Binnen vijf minuten zou er iemand zijn.”

Nu de eerste slachtoffers gevonden zijn, maakt Zegveld de zaak publiek met een internationaal mediaoffensief. Ze stuurt een openbare brief aan de emir van Qatar. Ze schrijft dat hij moet stoppen met het sponsoren van terrorisme, en dat hij slachtoffers moet compenseren. Als de emir niet binnen een paar weken reageert, dreigt Zegveld, zal ze in Nederland een civiele zaak tegen hem starten namens de Syriërs.

De dreigementen van Zegveld trekken ook in het buitenland aandacht. In april 2018 geeft ze een twintig minuten durend interview op de Saoedische staatszender Al Arabiya, in de hele Arabische wereld te zien. De journalist vraagt Zegveld of ze bewijs heeft. „Weet je, wij streven in de eerste plaats echt naar een schikking in deze zaak”, antwoordt Zegveld. „Een langslepende rechtszaak is natuurlijk ook niet in het belang van Qatar.”

Zo sorteert Zegveld, nog voordat de claim is ingediend, voor op reputatieschade voor Qatar. Dat doet ze in de periode dat Qatar juist hard aan een positiever imago werkt. Over vier jaar, in 2022, is Qatar gastland van het wereldkampioenschap voetbal, dat het internationale profiel van de Golfstaat een flinke boost moet geven. En nu dreigt een zaak over terrorismefinanciering internationaal de aandacht te trekken.

Om de zaak voor de rechter te krijgen, is bewijs nodig dat Qatar geld heeft gegeven aan de terroristen van Al-Nusra. Iemand moet de link kunnen leggen. En dan stapt er een Syriër naar voren die precies zegt wat het team van Ocampo wil horen.

Geheime lijst te koop

In februari 2019 zit hij op de eerste rij in het kantoor van Amnesty International in Amsterdam. Gekleed in een klassiek zwart pak met een roze stropdas luistert Majed al Saleh naar een lezing georganiseerd door het Syria Legal Network, een groep Syrische juristen die zich inzetten voor gerechtigheid. Lourans Issa, de tolk die voor Ocampo slachtoffers voor de rechtszaak tegen Qatar zoekt, vertelt op het podium over de zoektocht van het netwerk naar vermiste personen. Een onderwerp waar Al Saleh ook wel iets over te vertellen heeft.

„Hij zei dat hij een Syrische kolonel was en een lijst had met een miljoen namen van verdwenen Syriërs”, zegt Hussameddin Shehadeh, de voorzitter van het Syria Legal Network. „Dat deed hij nogal luidruchtig.” Shehadeh geloofde Al Salehs verhaal niet. „In de oorlog zijn mensen op allerlei verschillende manieren vermist geraakt, waarom zou hij daar één overzicht van hebben?” Na de bijeenkomst belt Al Saleh naar het bestuur van het Syria Legal Network, hij zegt dat er geld voor de namenlijst is geboden. Wat wil hij, denkt Shehadeh. Zijn vage lijst verkopen?

Lourans Issa is wel geïnteresseerd in de verhalen van Majed al Saleh. Issa informeert hem over de rechtszaak tegen Qatar. En dan vertelt Al Saleh een ongelofelijk verhaal. Hij zegt dat hij niet zomaar een kolonel was, maar dat hij voor de inlichtingendienst werkte en daarom gevoelige informatie zou hebben over geldstromen van Qatar naar terreurgroep Al-Nusra. Hij zou zelfs bij onderhandelingen betrokken zijn geweest, hij stond er met zijn neus bovenop.

Issa introduceert hem bij Ocampo, die overtuigd raakt van de „voormalige Syrische inlichtingenofficier” die „bewijs” zou hebben voor „de overdracht van fondsen aan het Al-Nusra Front”. Al Saleh zal de belangrijkste getuige in de zaak tegen Qatar worden.

Dubieuze bankafschriften

Wat doet een aanklager van de grootste misdadigers ter wereld na zijn pensioen? „Geld verdienen”, mailt Ocampo nadat hij in 2012 afscheid heeft genomen bij het Internationaal Strafhof aan toenmalig VN-baas Kofi Annan. Hij gaat in New York aan de slag als advocaat en consultant. Over de hele wereld zijn klanten bereid fors te betalen voor zijn advies en netwerk.

In 2017 blijkt uit gelekte mails hoe Ocampo te werk gaat. Bijvoorbeeld in een onderzoek naar oorlogsmisdaden in Libië, om de verantwoordelijken voor de rechter te brengen. Zijn onderzoek moet de vrede in Libië inleiden, zegt hij in een interview met CNN. „Zonder gerechtigheid zal er meer vergelding in Libië zijn en meer bloed.” Maar Ocampo wordt voor zijn werk ingehuurd door een Libische miljardair die zelf partij in het conflict is. Als de miljardair in het vizier van het Strafhof dreigt te komen, probeert Ocampo hem te beschermen.

De kwestie lijkt alweer vergeten. Als het Strafhof in 2022 twintig jaar bestaat, mag Ocampo de top toespreken. Zijn opvolgers zitten in de zaal, net als de voormalig presidenten. Ocampo wordt met applaus ontvangen.

Ook Jelle Postma kijkt uit naar een samenwerking als Ocampo bij hem aanklopt. De voormalig medewerker van de Nederlandse inlichtingendienst wordt in 2021 gevraagd een stichting op te richten die de Syrische slachtoffers moet gaan helpen bij het krijgen van hun schadevergoeding. Het lijkt Postma een goed idee, zegt hij nu. „Ik wilde iets doen voor slachtoffers van terrorisme.”

Ocampo tekent een intentieverklaring en betaalt de eerste huur van het kantoor van de Amsterdamse stichting. Maar Jelle Postma hoort zo weinig over de slachtoffers, dat hij na een tijdje argwaan krijgt. „Wij moesten de slachtoffers gaan uitbetalen, maar wisten eigenlijk niets van de zaak af.”

In Nederland komt de schadeclaim maar niet van de grond. Kort na haar mediaoffensief in 2018 heeft Liesbeth Zegveld zich al teruggetrokken. „Sindsdien heb ik alle contact met Ocampo verbroken”, laat ze per mail weten. „De geheimhoudingsplicht voor advocaten verbiedt me meer informatie te geven.” Het dossier gaat daarna van advocaat naar advocaat. Geen van hen brengt de zaak voor de rechter. Ze vinden dat het ontbreekt aan bewijs, vertellen ze anoniem, omdat ze gebonden zijn aan hun geheimhoudingsplicht. Volgens de advocaten kúnnen ze Qatar niet eens aanklagen vanuit Nederland. Landen genieten immuniteit.

In Londen zien Britse advocaten wel een mogelijkheid. Daar zit een vestiging van de Doha Bank, gelieerd aan het Qatarese koningshuis, die aangeklaagd kan worden. De acht Syrische vluchtelingen die zich in Nederland hebben aangemeld, worden gekoppeld aan een Brits internationaal advocatenkantoor. Hun zaak gaat verder in Londen.

Voor de financier is dat nog niet genoeg. Ook voor een zaak in de VS stelt hij „bewijsmateriaal beschikbaar” in ruil voor een „winstaandeel”, zo zal de advocaat van de Syriërs later onthullen. Welke zaak dat is zegt hij er niet bij, maar vrijwel gelijktijdig wordt in de VS een procedure aangespannen tegen een andere Qatarese bank. Die zou een betaling hebben doorgelaten aan een IS-terrorist, die een Amerikaanse journalist in Syrië liet onthoofden. Maar het afschrift waar de advocaten zich op baseren, bevat volgens de bank spelfouten, de locatie waar vandaan het geld is overgemaakt lijkt niet te bestaan en het IBAN-nummer, dat in die tijd al verplicht was, ontbreekt. Een vervalsing, stelt de bank. De advocaten trekken hun bewijs in, en laten de zaak vallen.

Ook in Londen duikt een bankafschrift op. De verdediging van de Qatarese bank begint erover op  een van de zittingen: een vermeend bonnetje van een overboeking naar, opmerkelijk genoeg, dezelfde IS-terrorist als in de stukgelopen zaak in de VS. Alleen zou die terrorist nu betaald zijn via de Doha Bank.

Maar de advocaten van de Syriërs in Londen hebben meer in handen. Ze hebben de getuigenis van Majed Al Saleh, die beweert dat twee Qatarese zakenmannen via de bank terrorisme hebben gefinancierd. Vanwege zijn explosieve verklaring zou hij zelfs worden bedreigd. „Omdat ik de waarheid ken over hun financiering en ideologische steun aan het Al-Nusra Front in Syrië”, laat hij de rechtbank weten.

Illustratie Ming Ong

Dekmantel

In een volksbuurt in Helmond zien bewoners plots een bekende Nederlander door hun straat lopen. „Een keilekkere vent”, zegt een buurvrouw. Het is Ray Klaassens, voormalig commando en bekend als meedogenloze hoofdinstructeur in het tv-programma Kamp Van Koningsbrugge. Klaassens vertelt de buurtbewoners een paar jaar geleden dat hij de beveiliging regelt voor de man die aan het einde van het rijtje woont, Majed al Saleh. Er verschijnen beveiligingscamera’s op zijn gevel. Al Saleh rijdt sinds kort rond in een grote Mercedes. „Zo’n hoge”, zeggen de buren. Dat vinden ze niet gek, de buurman heeft ze verteld dat hij een belangrijke kolonel was.

Al Saleh, overgelopen kolonel, zo blijkt hij zich op meer plekken voor te stellen. Hij schermt daarbij vaak met belangrijke documenten waarover hij zou beschikken.

Aan Ahmad al Hosain, een gevluchte hoogleraar uit Damascus, bood Al Saleh documenten uit het Syrische kadaster aan. Hij zou beschikken over alle registers uit Syrië. „Ik vroeg hoe hij daaraan kwam”, zegt Al Hosain aan de telefoon. „Want bij mijn weten heeft een kolonel weinig te maken met het kadaster. Daarop zei hij dat hij in Syrië contactpersoon voor het ministerie was.” Al Hosain vindt het „een vaag verhaal”.

Aan de Syrische oud-commandant Qassem Saadeddine deed Al Saleh een opzienbarend voorstel. „Majed stuurde mij een bericht dat hij onthullende dossiers naar buiten wilde brengen”, zegt Saadeddine, die vocht voor het Vrije Syrische Leger. „De inhoud zou Amerika over de streep trekken om Assad aan te vallen.” Als de commandant naar Helmond komt om de dossiers te bekijken, blijken ze er niet te zijn. Daar vertelde Al Saleh dat hij een andere belangrijke functie had gekregen. Hij was media-adviseur geworden van een bekende overgelopen generaal, Mohammed Haj Ali.

Haj Ali ontmoette Al Saleh op een demonstratie, vertelt hij in het Brabantse Gemert, waar hij verblijft. De voormalig generaal hield een vreemd gevoel aan de ontmoeting over. „Majed haalde de begrippen kolonel en luitenant door elkaar. Een teken dat hij liegt.” Haj Ali ontdekte dat Al Saleh zich met verschillende achternamen voorstelt. In zijn netwerk van het Vrije Syrische leger kende niemand Majed al Saleh, zegt hij. De generaal heeft het contact met hem verbroken.

Op een dag staan er verhuiswagens voor de deur van de familie Al Saleh in Helmond. Ze verhuizen naar een riante witte villa in Maarssen, gelegen aan een vijver met twaalf soortgelijke huizen. De buren daar zien Al Saleh nauwelijks, sommigen weten niet eens hoe hij eruitziet. In het centrum van Rotterdam is hij ondertussen een luxueus restaurant aan het opzetten. Zijn zakenpartner, die niet met zijn naam in de krant wil, is onder de indruk: Al Saleh betaalt alles uit eigen zak. De huur, de verbouwing. „Eerst leefde hij als vluchteling van een uitkering. Maar het was alsof plotseling een geldkraan was opengedraaid.”

Sinds Majed al Saleh getuige is, worden maandelijks duizenden euro’s op zijn rekening overgemaakt. Dat blijkt uit documenten in bezit van NRC. De voornaamste afzender van die betalingen: een klein en onbekend consultancybureau in Amsterdam-Zuid. De eigenaar van het bureau wil afspreken, op voorwaarde dat zijn naam niet wordt genoemd.

Op een zonnige ochtend in februari komt hij op de afgesproken tijd het restaurant van een bedrijfsverzamelgebouw in Amsterdam-Zuid binnenlopen. „Ik zit nog even in een call”, zegt de consultant. „Bestel maar iets op mijn naam.” Als hij een kwartier later terugkomt, zet hij zijn telefoon voor zijn neus op tafel en houdt hij één oordopje in. „Ik moet deze meeting nog even volgen.”

De consultant kent Ocampo van het Strafhof, vertelt hij. Hij deed weleens klussen voor hem. Zo kwam Ocampo bij hem uit, voor de betalingen aan Majed al Saleh. De consultant stelde een contract op, waarin staat dat Al Saleh drie jaar lang ‘business development’ voor hem gaat doen, in Libanon, Syrië en Qatar. „Zo kleedde ik dat in.” Het contract is vooral een „dekmantel”, zegt de consultant, om Al Saleh te betalen voor zijn „bewijs voor de rechtszaak”. „Niet direct, maar via tussenpersonen. Dat was mijn opdracht.”

De consultant en een andere tussenpersoon maken bij elkaar opgeteld bijna 17.000 euro per maand over, blijkt uit de rekeningen. De herkomst van het geld is niet te achterhalen, zegt de consultant. „Het wordt overgemaakt zonder dat het naar iemand te herleiden is.”

Hij heeft onze verhalen alleen maar gebruikt om er zelf beter van te worden

Slachtoffer
van ontvoering door Al-Nusra

Misschien was er „moreel” wel iets aan te merken op de zaak, zegt de consultant. „Maar ik heb ook gewerkt voor de Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman. Is alles wat ik doe moreel? Ik rijd ook in een benzineauto.”

Na een tijdje begon Al Saleh volgens de consultant te vragen om meer geld. „Hij was niet tevreden. Dus ik heb ook zijn auto betaald.” De glimmende Mercedes? „Die was tweedehands, dat vond hij ook niet goed.”

Volgens Stuart Sime, hoogleraar aan City St George’s Universiteit in Londen, is het evident: getuigen mogen niet betaald worden om te getuigen. „Ze mogen alleen een onkostenvergoeding ontvangen. Alles daarbuiten kan de waarheidsgetrouwheid van hun verklaring beïnvloeden”, zegt Sime.

Ocampo gaat niet in op vragen van NRC over de betalingen. In de rechtszaak tegen Qatar sprak hij in november 2024 wel over „beveiligingsbetalingen” aan Al Saleh, waarvoor hij verantwoordelijk zou zijn.

„Zoiets ziet er helemaal verkeerd uit”, zegt Sime. „Er bestaat geen vrijbrief om via een ondoorzichtige constructie substantiële betalingen te verrichten aan een getuige. Dit lijkt meer op: we betalen je, zodat je de verklaring geeft die we nodig hebben.”

Als de betalingen na ruim twee jaar stoppen, zou Al Saleh volgens zijn contract een half miljoen euro hebben ontvangen. De consultant die dat naar hem overmaakte, vindt dat niet „abnormaal veel”, zegt hij. „In de rechtszaak zou zijn verklaring tientallen miljoenen kunnen opleveren.” Het doel van de rechtszaak was de consultant wel duidelijk. „Een zo hoog mogelijke schadevergoeding eruit slepen.”

De zaak tegen Qatar is zo opgezet dat niet de slachtoffers, maar de anonieme financier het meest aan de schadeclaim zal overhouden. In een contract dat de slachtoffers moeten tekenen, in bezit van NRC, staat dat de financier 40 tot 45 procent van de uiteindelijke schadevergoeding zal krijgen.

Spanning tussen belangen van de financier en die van de slachtoffers, komt vaker voor bij dit soort zaken, zegt Stefaan Voet, hoogleraar procesrecht aan de KU Leuven. Procesfinanciers, zegt hij, maken het mogelijk om zaken voor het algemeen belang te voeren. „Maar of het nu gaat over klimaatbeleid, kapotte producten of mensenrechten”, zegt Voet, „het gaat de financier hoofdzakelijk om één ding: rendement. Het is een miljardenindustrie.” Voet vindt dat niet erg. „Een procesfinancier neemt het risico helemaal op zich en daar mag iets tegenover staan.” Maar in de financieringsconstructies kan volgens Voet een risico schuilen van misbruik.

Het patroon, in dat geval: „De financier bedenkt een zaak, ronselt slachtoffers en laat de procedure aanbrengen door een advocaat. De tegenpartij wordt onder druk gezet en zal, uit angst voor imagoschade, geneigd zijn de zaak af te kopen.” Zo worden slachtoffers slechts gebruikt als sleutel tot de rechtszaal, om de tegenpartij onder druk te zetten voor een schikking. „En dan lijkt het meer op chantage.”

Om dergelijke misstanden tegen te gaan, zijn er volgens Voet enkele basale regels nodig waar procesfinanciers aan moeten voldoen. „Zodat er in elk geval transparantie is over de financiering.”

In de Qatar-zaak verschuilt de financier zich achter brievenbusfirma’s en derde partijen. In een van de contracten van de slachtoffers, in handen van NRC, staat dat de Zwitserse Coleridge Association betaalt – maar in Zwitserland is geen organisatie met deze naam te vinden. In andere contracten staan bedrijfjes in Uruguay en belastingparadijs Nevis genoemd als financier.

Onwenselijk, zegt hoogleraar Voet, omdat zo niet gecontroleerd kan worden welke belangen achter een zaak schuilen. „In het geval van Qatar kan de financier bijvoorbeeld banden hebben met een rivaliserende staat.” Qatar is tijdens de zaak verwikkeld in een diplomatieke oorlog met Arabische buurlanden, die elkaar publiekelijk beschuldigen van het heulen met terroristen. „Dan zou het toebrengen van imagoschade het eigenlijke doel zijn.”

Qatar vecht terug

Het is 2022, in Qatar staat in het najaar het WK voetbal op de agenda. In Londen is de zaak nog steeds niet inhoudelijk behandeld. In juni volgt een nieuwe actie van Ocampo. Hij stapt naar de speciaal rapporteur terrorismebestrijding van de Verenigde Naties. Ocampo legt uit dat hij zeventien slachtoffers bijstaat. Hij vraagt de rapporteur of de VN Qatar ter verantwoording kunnen roepen. De rapporteur zal ernaar kijken.

Als het toernooi op 20 november van start gaat, blijkt er een speciale gast naar het land te zijn gevlogen: Luis Moreno Ocampo. Hij ontving de uitnodiging van een afgevaardigde van Qatar, vlak nadat hij naar de VN was gestapt. In Doha wordt Ocampo geïntroduceerd bij advocaten die voor Qatar werken, met wie hij een contract tekent. „Ik werd ingehuurd door Qatar als mediator”, schrijft Ocampo in een verklaring naar aanleiding van vragen van NRC. Ocampo spreekt contractueel af alle lopende zaken tegen Qatar tot een schikking te brengen.

Het contract, geeft Ocampo later in zijn verklaring in de Londense rechtszaak toe, bevat „maandelijkse betalingen” aan hemzelf. Het bevat ook een „beloningsclausule”, die ingaat als hij de zaken weet te schikken. Over bedragen wil Ocampo niets zeggen. Een advocaat uit Ocampo’s team doet dat wel, hij verklaart in de zaak dat het gaat om een beloning van 6 miljoen dollar (ruim 5,5 miljoen euro). Zo krijgt Ocampo een dubbelrol. Hij staat de Syrische slachtoffers bij, maar heeft tegelijkertijd een persoonlijk financieel belang bij een deal met Qatar.

Het lijkt een duidelijk geval van belangenverstrengeling, zegt hoogleraar Stuart Sime. „Een vertegenwoordiger mag niet voor twee partijen tegelijk optreden. Ieder professioneel persoon weet dat zoiets niet kan. Welke kant je ook opgaat, je benadeelt altijd één van de twee.”

Na de afspraken met Qatar wordt het voor Ocampo zaak zo snel mogelijk te handelen. Als hij terug is van zijn reis, zoekt hij opnieuw contact met de terrorismerapporteur van de VN. „Hij zei dat de problemen met de betreffende overheid waren opgelost”, zegt toenmalig rapporteur Fionnuala Ní Aoláin. Dat betekende dat de klacht „uit ons informatieregistratiesysteem werd verwijderd”. De VN stopt de zaak tegen Qatar.

Op een gegeven moment heb ik gezegd: we hebben te maken met een randdebiel

Ray Klaassens
beveiliger kroongetuige

Ook de kroongetuige is vertrokken. Al Saleh heeft de Londense advocaten laten weten dat hij niet meer aan de zaak meedoet. Zijn getuigenis, die toch al niet klopte, zo zegt hij tegen zijn advocaten, mag niet meer als bewijs worden gebruikt. Hij blijft vaag over de reden van zijn vertrek. In de rechtbank suggereert Ocampo dat Al Saleh zich om financiële redenen heeft teruggetrokken. Hij had gehoord dat Al Saleh was gaan „onderhandelen” met afgevaardigden van Qatar om zijn „getuigenis in de procedure te beëindigen”.

Volgens de advocaten van het Syrische team is Al Saleh gezwicht voor een „intimidatiecampagne”. Ze schermen met voorbeelden van vermeende bedreigingen aan het adres van Al Saleh. Daarmee proberen de advocaten de rechtbank te overtuigen dat Qatar zich op illegale wijze met de rechtsgang heeft bemoeid – en dus moet betalen.

Als Al Saleh vreest voor zijn leven, zou zijn veiligheidsadviseur daar van moeten weten. Maar die stapt naar de Londense rechtbank met een heel andere verklaring. „Hij hield zich aan geen enkele veiligheidsinstructie”, zegt Ray Klaassens aan de telefoon tegen NRC. Tijdens zijn opdracht begint hij te twijfelen aan de zaak. Dat gevoel wordt versterkt als hij Al Saleh bij de politie „een valse verklaring” hoort afgeven over een vermeende gestolen telefoon. „Op een gegeven moment heb ik gezegd: we hebben te maken met een randdebiel. Dat heb ik de rechter in Londen ook laten weten.”

Lege handen

In januari 2023, vijf jaar nadat ze met de zaak begonnen, horen de Syrische slachtoffers meer over hun zaak. Ze krijgen een uitnodiging van een advocaat uit het team van Ocampo. Ze ontmoet de slachtoffers in een NH Hotel in Amsterdam. Daar scheurt ze een briefje van een blocnote met het NH-logo erop en tekent hoe de deal met Qatar eruit komt te zien. Iedereen krijgt een deel. De financier. De mediator. En de slachtoffers, die ook. Ze moeten snel tekenen, nu, meteen. Het document heeft ze bij zich.

De Syrische ondernemer kijkt bezorgd naar zijn zoon, die veel beter Engels spreekt dan hij. Begrijpt hij het goed? Dit was toch niet wat was beloofd? Hij krijgt een aanbod dat slechts een fractie is van de miljoenen die hem waren toegezegd. De ondernemer denkt aan Lourans Issa, die hem vooraf had gewaarschuwd voor een schamele deal. „Lourans zei dat Ocampo een laag bedrag zou gaan aanbieden. We moesten vooral niet tekenen.” Dus de ondernemer weigert, net als een paar andere Syriërs, zijn handtekening te zetten.

Lourans Issa doet de slachtoffers een alternatief bod, vertellen ze. „Hij zei: geef jullie handtekening maar aan mij, dan zorg ik dat jullie je miljoenen zullen krijgen”, zegt de Syrische ondernemer. Er is een voorwaarde: ze moeten de zaak tegen Qatar laten vallen.

Ook de Syriërs in Drenthe krijgen bezoek. Op 26 februari 2023 loopt Lourans Issa met zijn handen in de zakken van zijn spijkerbroek naar de voordeur van een sociale huurwoning waar vier slachtoffers bij elkaar zijn gekomen. Hij drukt op de bel, kijkt even over zijn bril heen, recht de camera van de deurbel in. „We dachten dat hij ons kon helpen”, zegt een van de Drentse slachtoffers. „Lourans beloofde ons meer dan twee miljoen euro per persoon.”

Illustratie Ming Ong

Lourans zei dat ze snel moeten zijn, vertellen de Syriërs, want hun namen zijn al gelekt naar Qatar. Ze zetten hun handtekening. Net als de ondernemer en de man uit Zoetermeer. Even later ontvangt hun advocaat in Londen een ontslagbrief.

Maar, waar blijft het geld?

Een paar weken later bellen de slachtoffers Issa op. „Hij zei: ‘Ik ben bezig, ik heb geen tijd voor jullie’”, zegt een van de Drentse Syriërs. Als ze maanden later nog altijd geen geld hebben gekregen, begint het de slachtoffers te dagen. „Issa heeft ons opgelicht”, zegt de Syrische ondernemer. „Hij heeft zelf een deal met Qatar gesloten en ervoor gezorgd dat wij de zaak zouden laten vallen.”

In 2024 mailen de slachtoffers een gezamenlijke noodkreet naar hun oude advocaat. In de mail, die wordt voorgelezen in de Londense rechtbank, schrijven ze dat ze misleid zijn. Ze schrijven dat ze hun procedure op advies van Issa hebben beëindigd, omdat ze van hem te horen kregen dat dat nodig was om tot een schikking te komen. „Maar het resultaat is erg teleurstellend. We hebben nog steeds niets van hem gehoord.”

Issa zegt tegen de Syrische slachtoffers dat hij kanker heeft. Hij neemt zijn telefoon niet meer op.

Ondertussen onderhandelt Ocampo in 2024 nog steeds met Qatar. De status van die gesprekken is onduidelijk, ze worden buiten de rechtszaak om gevoerd. Ocampo en een advocaat bieden volgens hun eigen verklaringen Qatar aan om in ruil voor tientallen miljoenen de claims van de financier te laten vallen. Volgens Ocampo komt het niet tot een akkoord, maar de rechtszaak is erna wel van tafel. De financier trekt zich in 2024 terug, verklaart een van de advocaten in de zaak. De rechter zet er vervolgens een streep door. De Syrische slachtoffers blijven zonder schadevergoeding achter.

„Ocampo heeft een spelletje met ons gespeeld”, zegt een jonge gesluierde vrouw op de bank in een huiskamer in Drenthe, samen met haar zwager die ook een van de eisers in de procedure is. „Hij heeft onze verhalen alleen maar gebruikt om er zelf beter van te worden.” De zaak haalde bij de vrouw trauma’s naar boven, ze was nog een tiener toen Al-Nusra haar ontvoerde. Ze schrikt sindsdien „twee of drie keer” per week wakker van nachtmerries. „Ik woon weer in mijn verhaal.”

Jelle Postma, die de Syriërs moest uitbetalen, bevestigt dat zijn stichting nooit geld heeft uitgekeerd. „De beveiliging werd gestopt, het geld werd ingetrokken, alle telefoonlijnen vielen dood. Ocampo heeft de slachtoffers met lege handen achtergelaten.”

Mastermind

In februari 2025 staat Lourans Issa te wachten achter een benzinepomp op een bedrijventerrein in de Amsterdamse Bijlmer. Trainingsbroek, zijn grijze haren achterover gekamd. Het is koud, maar Issa wil een rondje lopen. „Ik moet roken.” Hij is genezen. De tumor zou volgens de doktoren zonder behandeling verdwenen zijn. „Ze noemen het een medisch wonder.”

Hij kan amper iets over de zaak zeggen. „Geheimhoudingscontracten.” Maar, zegt Issa, hij is teleurgesteld. „Dit begon als een mensenrechtenzaak”, zegt Issa. „En het werd een business case waarin het alleen nog maar over geld ging.”

Lourans Issa begint te lachen als hij hoort dat de slachtoffers hem ervan beschuldigen dat hij is omgekocht door Qatar. „Laat ze het maar bewijzen.” Er klopt niets van, zegt hij. Over zijn contacten met Qatar wil hij op het industrieterrein in de Bijlmer niets zeggen. Maar vooraf, aan de telefoon, was hij openhartiger. Dat hij als tolk zelf ook contact met Qatar onderhield, noemde hij aan de telefoon „normaal”. „We stonden allemáál in contact met Qatar. De advocaten waren in contact met Qatar, Ocampo was in contact met Qatar, Majed was in contact met Qatar”, zegt Issa. „En nu ben ik de bad boy die de hele zaak heeft laten klappen.”

My lord!”, klinkt het op de ochtend van 3 februari 2025 door de sjieke Londense rechtszaal met eikenhout tegen de muren. Dure Britse advocaten staan in het Royal Court of Justice tegenover elkaar in de ‘Qatar terror case’ – zoals de zaak in de Britse pers is gaan heten. Ze zijn met teams naar de rechtbank gekomen en hebben ordners vol bewijs.

In de zaal gaat het over wie moet opdraaien voor de kosten van de mislukte claim. De advocaten van de Syriërs zeggen dat Qatar de zaak heeft gedwarsboomd, de advocaten van de bank beweren het tegenovergestelde. Zij zeggen dat het advocatenteam van de Syriërs er een puinhoop van heeft gemaakt. Ze kwamen aan met een „onbetrouwbare” kroongetuige, zegt de advocaat van de bank. Ze herhaalt zijn naam. Majed al Saleh.

Ze noemt Ocampo de „mastermind” achter de procedures, die „nog heel wat vragen te beantwoorden heeft maar dat niet doet”. Eind februari oordeelt de rechter dat het team van de Syrische slachtoffers zelf voor de kosten van de miljoenenzaak moet opdraaien.

Majed al Saleh is niet naar de Londense rechtbank gekomen. Ook in de volkswijk in Helmond, waar hij zijn huurwoning heeft aangehouden, blijkt hij niet thuis. „Hallo”, klinkt het door zijn digitale videodeurbel. „Ik zit in het buitenland!” Over de rechtszaak wil hij geen vragen meer beantwoorden. „De kwestie met Qatar? Die is al opgelost.”