Sonja de Pauw Gerlings werd gebeld door een vrouw die bij de Raad voor de Kinderbescherming werkte. Mocht ze haar wat voorleggen namens een goede vriend? Iets waar hij erg mee zat? Eind jaren tachtig, Sonja de Pauw Gerlings was kinderrechter in Rotterdam. En die vriend was kinderarts in wat toen nog het Dijkzigt Ziekenhuis heette. Daar was een meisje voor de 25ste keer binnengebracht met vreemde wonden, een meisje van nog geen drie. De Pauw Gerlings (76), vorige week bij haar thuis in Rotterdam: „Hij dacht dat de moeder erachter zat. Of hij langs mocht komen om erover te praten.”
Wat voor wonden?
Ze wijst dan van haar middel naar haar bovenbenen. „Steekwonden, vermoedelijk door naalden en scharen. De kinderarts kwam bij me op de rechtbank en zei: na 25 keer moet ik toch wat. Ja, dat zou ik denken, zei ik. Na tien keer had wat mij betreft ook wel gekund. Of na drie keer. Een kind kan één keer in een schaar vallen, twee keer kan ook nog wel. Maar zo vaak? Ja, ja, zei hij, dat vond hij ook en daarom hadden ze bij de deur van de kamer van dat meisje in het ziekenhuis een camera opgehangen.”
Mag dat?
„Nee, niet zonder het te melden. De beelden konden dus niet als bewijsmiddel dienen. Maar ze lieten wel zien dat het meisje nieuwe wonden had als de moeder bij haar was geweest. Dus ja, dat leek wel duidelijk.”
Ze vertelt het verhaal naar aanleiding van de strafzaak tegen Sarah V., die wordt verdacht van poging tot moord op haar dochter van nu drie, kort na haar geboorte, en van zware mishandeling van haar zoon van nu zeven, ook vanaf zijn geboorte. Het Openbaar Ministerie heeft elf jaar celstraf geëist. De rechtbank, in Utrecht, doet deze dinsdag uitspraak. Sarah V., arts en voorheen in opleiding tot anesthesioloog, zou de gekolfde moedermelk voor haar dochter hebben verdund met water en vergiftigd met een medicijn tegen diarree. Haar zoon zou ze te weinig voeding hebben gegeven, waardoor hij niet groeide en de artsen hem behandelden voor een darmziekte. Sarah V. ontkent alles. Haar advocaten vragen vrijspraak.
Lees ook
Haar leven is verwoest, zegt Sarah V. in de rechtszaak over het ziek maken van haar kinderen
Voorheen heette deze vorm van kindermishandeling het Münchhausen-by-proxysyndroom, nu spreken artsen van kindermishandeling door falsificatie. Ouders, meestal de moeders, verzinnen symptomen van een ziekte bij een kind, bootsen die na of brengen die toe. Rian Teeuw, kinderarts in het AMC en gespecialiseerd in kindermishandeling, zei eerder in NRC dat iedere kinderarts zulke gevallen kent. Toch blijft het vaak bij vermoedens. Geen arts wil ouders ten onrechte beschuldigen en mishandeling door falsificatie is zo moeilijk aan te tonen dat het zelden tot een melding bij Veilig Thuis komt, laat staan tot een strafzaak. De strafzaak tegen Sarah V. is dan ook uitzonderlijk. En complex, zei de voorzitter van de rechtbank op de laatste dag van het proces, dinsdag 13 februari. Daarom, zei ze, had de rechtbank meer tijd nodig dan gedacht om tot een oordeel te komen.
De kinderarts van het meisje met de steekwonden deed na het gesprek met Sonja de Pauw Gerlings een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming en die vroeg de rechtbank om een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing. „Het was de eerste zaak in Nederland waarin het om een vermoeden van Münchhausen by proxy ging”, zegt ze. „Er was nog bijna niets over bekend.” Ze verdiepte zich in de Engelstalige medische literatuur die erover was verschenen en stelde vast dat de moeder een paar belangrijke kenmerken had van vrouwen die hun kinderen op deze manier mishandelen. Intelligent, werkzaam in de gezondheidszorg, in haar jeugd misbruikt door haar vader. „Maar met dat soort kennis moet je voorzichtig zijn”, zegt ze. „Het is geen bewijs.”
Dus?
„Ze woonde alleen met haar dochter en ik vroeg aan haar of ze thuis vaak bezoek kreeg. Ze had beter ja kunnen zeggen, want dan had ook iemand anders die verwondingen bij haar dochter kunnen toebrengen. Maar ze zei nee, en toen zei ik: ik kan niet bewijzen dat u het gedaan hebt en dat hoeft ook niet. U hebt het niet weten te voorkomen. Tot 25 keer toe heeft u het niet weten te voorkomen. Uw dochter is niet veilig bij u en dus moet ze bij u weg.”
En zo is het gegaan?
„Ja. Het meisje is naar een kindertehuis gegaan. Jaren later raakte ik in gesprek met een psychiater die haar had behandeld en ik vroeg wat er van haar was geworden. Haar intelligentie had haar overeind gehouden, zei hij. Maar een normaal leven, nee. Van haar middel tot haar bovenbenen: een en al littekenweefsel.”
De moeder werd niet strafrechtelijk vervolgd?
„Niemand dacht daar toen nog aan. Een moeder die zoiets deed: volstrekt onvoorstelbaar. Die moest wel zwaar gestoord zijn, meer patiënt dan slechterik. Daar past geen strafvervolging bij. Kinderen op deze manier mishandelen is nog steeds volstrekt oninvoelbaar, maar we weten nu dat er moeders zijn die het doen, stelselmatig en weloverwogen. En dan past strafvervolging.”
Een paar jaar later werd Sonja de Pauw Gerlings gebeld door een arts die zijn naam niet wilde noemen en de naam van het ziekenhuis waar hij werkte ook niet. Hij vertelde over twee kinderen die steeds opnieuw met vergiftigingsverschijnselen moesten worden opgenomen. Hij had de stellige indruk dat het door de moeder kwam. „Het kon eigenlijk niet anders, zei hij, dan dat zij haar kinderen iets toediende. Over de vader had hij het niet. Maar hij wilde geen melding doen, zei hij, want dan ging de moeder naar de gevangenis. Ik zei: als het waar is wat u denkt, dan moeten de kinderen in veiligheid worden gebracht.”
Waarom wilde hij voorkomen dat de moeder naar de gevangenis ging?
„Dat vroeg ik ook en hij zei dat hij haar niet wilde verraden. Hij was haar vertrouwensfiguur. Ik zei: maar de moeder is toch niet uw patiënt? Doet u alstublieft wél een melding. Geef haar naam door, of de namen van de kinderen, dan kan ik iets doen. Of zegt u: dan gaan de kinderen maar dood? Ik heb later nog geïnformeerd bij de Raad voor de Kinderbescherming. Hij had het niet gemeld.”
Artsen die een melding doen, worden vaak achtervolgd door klachten van de ouders.
„Ja, en ik vermoed dat daardoor veel leed verborgen blijft.”
Hoe komen de rechters in Utrecht tot een oordeel over Sarah V.?
„Dat weet ik natuurlijk niet, maar ik kan me de gesprekken in zo’n complexe zaak wel voorstellen. Zelf heb ik een paar keer meegemaakt dat twee van de drie rechters anders dachten dan ik. Als je vindt dat het vrijspraak moet zijn en de anderen vinden van niet, dan ga je door tot je iedereen overtuigd hebt. Je gaat niet iemand veroordelen als je het niet heel zeker weet. Dus je legt je lijstjes met argumenten naast elkaar: wat is bewijs vóór, wat is bewijs tégen, je praat en je praat, en je gaat de volgende dag weer verder, soms de hele week. Of langer. Maar uiteindelijk moet je uitspraak doen en dan moet je wel dúrven. Mogelijk moet je iets gaan zeggen dat voor de mensen die voor je zitten heel vervelend is. Je hebt er moed voor nodig en dat is voor sommige rechters lastig. Rechters zijn voorzichtige mensen. Ze blijven lang wikken en wegen.”
Waar is bij Sarah V. meer moed voor nodig: vrijspraak of veroordelen?
„Durf ik niet te zeggen.”
Bij een veroordeling haal je de moeder bij de kinderen weg.
„Dat mag niet meespelen. Maar dat doet het toch. Als je zeker zou weten dat de kinderen geen gevaar meer lopen, zou ik denken: wat doe je ze aan door hun moeder op te sluiten? Bewezen of niet bewezen, dat staat op de voorgrond. De moedermelk was vergiftigd, begrijp ik uit de krant. Als bewezen is dat zij dat heeft gedaan, dan haalt dat alles wat zij er zelf over zegt onderuit. Het hoeft maar één dingetje te zijn en haar hele redenering stort in.”
En dan? Elf jaar, zoals het OM eist?
„Rechters stellen eerst vast of er voldoende bewijs is, dan of het feit en de verdachte strafbaar zijn, en dán pas komt aan de orde welke straf passend is. Zover ik heb begrepen uit de krant zijn de handelingen ten opzichte van het meisje wel te bewijzen en is het vermoeden van zware mishandeling van het jongetje lastig te onderbouwen. Je zou kunnen uitkomen op vijf of zes jaar. Een straf is niet uitsluitend ter vergelding, maar moet ook herhaling voorkomen. En de straf moet niet hoger zijn dan nodig. Welk doel dient hier de straf?”
Lees ook
‘Het verzinnen en veroorzaken van ziektes bij kinderen is helemaal niet zeldzaam’