Geen harde duurzaamheids- en diversiteitseisen voor cultuursubsidies, zegt staatssecretaris Uslu

Cultuurbeleid Cultuur-staatssecretaris Gunay Uslu wil, anders dan de Raad voor Cultuur, geen harde voorwaarden voor duurzaamheid en diversiteit bij komende ronde cultuursubsidies. Wel wil ze dat makers beter betaald worden.

Staatssecretaris van Cultuur Gunay Uslu wil met komende subsidieronde de cultuursector ‘ademruimte’ en ‘vertrouwen’ bieden.
Staatssecretaris van Cultuur Gunay Uslu wil met komende subsidieronde de cultuursector ‘ademruimte’ en ‘vertrouwen’ bieden. Robin van Lonkhuijsen

Staatssecretaris Gunay Uslu (D66) van cultuur wil geen harde voorwaarden stellen over diversiteit en duurzaamheid bij de beoordeling van de cultuursubsidies voor de periode 2025-2028. Daarmee wijkt ze af van het advies van de Raad voor Cultuur.

Wel wil Uslu de betrokken instellingen, die tot de culturele basisinfrastructuur (bis) gerekend worden, verplichten makers en werkers in de culturele sector beter te betalen. Dat schreef ze vorige week in een Kamerbrief over het arbeidsmarktbeleid in de culturele sector. Dit blijkt uit de notitie met de uitgangspunten cultuursubsidie 2025-2028 die Uslu vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde.

Ze schrijft dat haar uitgangspunten voor de omgang met de culturele sector „continuïteit, ademruimte en vertrouwen” zijn. Daar past volgens haar niet bij dat instellingen worden afgerekend op vaststaande normen voor diversiteit, inclusie en duurzaamheid (zoals een verplichte nulmeting van de CO2-uitstoot).

„Ik heb echt vertrouwen in de sector, en dat wil ik ook uitstralen,” zegt Uslu: „ Ik wil in alles laten zien dat de culturele sector echt ontzettend goed bezig is, ook op het gebied van culturele diversiteit en duurzaamheid.”

Omdat de sector door corona en daaropvolgend de hoge energieprijzen en de inflatie een zware periode doormaakt, had Uslu eerder al besloten voor de komende bis-periode veel ongewijzigd te laten en de aanvraagprocedure waar mogelijk te vereenvoudigen. Er komen bijvoorbeeld geen nieuwe functies bij (er zijn nu ruim 110) plekken in de bis) en er verdwijnen ook geen functies. Ook worden de prestaties van instellingen over de lopende bis-periode milder getoetst.

Raad: codes verplicht toepassen

In zijn advies had de Raad voorgesteld dat strikte naleving van de drie codes – voor fair pay, diversiteit en inclusie en governance – een voorwaarde zou zijn voor subsidie, en daarnaast bindende normen voor duurzaamheid op te leggen. Er moest volgens de Raad een eind komen aan de vrijblijvendheid in de omgang met de codes: in de huidige bisperiode moesten instellingen de codes onderschrijven, en een plan maken voor de implementatie van die codes – maar de implementatie zelf werd niet getoetst.

De Raad wilde vaste normen gaan opstellen voor de naleving van de codes en die mee laten wegen bij de vier beoordelingscriteria voor instellingen die in aanmerking willen komen voor Rijkssubsidie in de bis: het wettelijke criterium van de artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit, en drie nieuwe criteria van maatschappelijke betekenis, toegankelijkheid en een gezonde bedrijfsvoering.

‘Codes komen uit de sector zelf’

Uslu wil dat niet, maar zegt dat er minder verschil zit tussen het Raadsadvies en haar uitgangspunten dan nu misschien lijkt. „Die codes komen uit de sector zelf, dat heeft de overheid niet bedacht. Dus de sector wil dit ook.” Haar doel is de sector niet af te rekenen, maar te helpen om de doelen in de codes te verwezenlijken. „Sturen kan ook stimuleren zijn, helpen en faciliteren.”

De doelen van de codes zitten bovendien deels ook al in de beoordelingscriteria, zegt Uslu.

„Toegankelijkheid, dat gaat over welk publiek je aantrekt, fysieke toegankelijkheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid: dan heb je het echt over diversiteit en inclusie.” En maatschappelijke betekenis, het tweede criterium, betekent dat instellingen en makers zich moeten verhouden tot hun directe omgeving. „En diversiteit is natuurlijk niet alleen culturele diversiteit, dat is ook gender, leeftijd, welke regio.”

Op de vraag of ze niet te goed van vertrouwen is, zegt ze dat ze het ook niet helemaal loslaat. „Je hebt ook de jaarlijkse monitoring en groepsgesprekken binnen de bis. Ik ben meer voor van elkaar leren, en elkaar inspireren.”

Een ander verschil met het advies van de raad is dat ze de eis laat vallen dat instellingen vier jaar moeten bestaan om in aanmerking te komen voor bis-subsidie. „Ik wil dat er ruimte blijft. Het is natuurlijk sowieso lastig voor nieuwe instellingen om in de bis te komen omdat er maar een beperkt aantal functies is.”

Regiospreiding en nieuwe makers

Om nieuwe makers meer kansen te geven heeft Uslu de rijkscultuurfondsen, die ook jaarlijks ruim 200 miljoen euro subsidie verstrekken, de opdracht gegeven om extra aandacht te geven aan regionale spreiding. Dus inderdaad, een subsidieaanvraag uit een onderbedeelde regio krijgt straks meer kans, zegt Uslu, die geografische spreiding om meerdere redenen erg belangrijk vindt. „Jarenlang ging het bij geografische spreiding vooral over het publiek: krijgt die wel een divers genoeg aanbod overal. Volgens mij is dit ongeveer de eerste keer dat het juist ook gaat om de makers, dat die overal aan bod komen. Bijvoorbeeld een maker uit Waalwijk vertelt een ander verhaal dan iemand uit Rotterdam. En als wij ons zo concentreren op bepaalde gebieden, de Randstad, dan hoor je die verhalen niet. Je merkt ook dat de makers niet kunnen doorstromen, omdat hun verhalen niet worden herkend hier in de randstad. Dat is ook diversiteit, want dat zijn verhalen die onderbelicht zijn.”

‘Nulmeting CO2-uitstoot te heftig’

Een ander advies dat ze niet overneemt is een bindende voorwaarde over duurzaamheid, zoals de Raad wilde. Omdat zelfs maar een inventarisatie van de uitstoot ontbrak, vindt Uslu een verplichte nulmeting „te heftig om daar nu meteen mee te beginnen.” Ze wil de sector helpen door bij de subsidie-aanvraag een eenvoudigere manier te bieden om een inventarisatie te maken. „Dan weten we wat de stand van zaken is en kan ik met beleid de sector helpen om verder te ontwikkelen.”

Verder is een hele praktische administratieve verlichting volgens Uslu dat het Rijk met de gemeenten en de Rijkscultuurfondsen gaat samenwerken bij de aanvraag en monitoring van culturele subsidies. „We vragen dezelfde soort gegevens, gebruiken dezelfde manier van ordenen en dezelfde financiële kaders.” Daarmee wordt het een beetje makkelijker voor de sector, zegt Uslu. „Maar héél makkelijk is het nog steeds niet.”