Het sfeervolle centrum van Urk is een doolhof waar mijn navigatie zich geen raad mee weet. Die laat ons krappe bochten nemen, nauwe straatjes in rijden en doodlopende hofjes maar net ontwijken. Als we eindelijk bij onze bestemming zijn, restaurant De Boet aan de charmante haven, voelt het alsof we onnodig veel rondjes hebben gereden.
Eenmaal uit de auto komt de geur van vis ons direct tegemoet, zoals eigenlijk wel te verwachten valt van een dorp omringd door water met een eeuwenlange traditie van visserij en visverwerking. Eind achttiende eeuw leefde zelfs iedereen in Urk van de visvangst. Die tijd is voorbij, maar vis blijft belangrijk, ook voor de plaatselijke restaurants.
De Boet is van Cees en Zwanie Kramer, respectievelijk chef-kok en gastvrouw, en is gevestigd in een voormalige timmerschuur: een fraai, ruim pand met een vide. Als dit een huis was geweest, zou je hier volmaakt gelukkig leven, stel ik me zo voor.
De Boet heeft een fijne drankkaart met opvallend schappelijk geprijsde cocktails en mocktails; de alcoholvrije pink mojito met limoen, munt en aardbei is een prettig zoet aperitief. De keuken werkt met een vast menu met keuze uit drie (45 euro), vier (55 euro) of vijf gangen (65 euro). Er is ook een geheel vegetarisch menu, maar when in Urk…
We beginnen met een amuse van panna cotta met bloemkool waarbij je de bloemkool eigenlijk amper proeft en alle smaak van de crumble van kaas komt. Nederlandse kaas, lekker vol van smaak en ziltig. Een klein hapje van worteltartaar wordt verrijkt door een gel van ui die het geheel wat optilt. Bij de kleine kroepoek van wasabi verraadt alleen de groene kleur de wasabi, de kroepoek zelf is niet krokant genoeg. De gebrande zalm redt het hapje. Goddank voor vuur, dat geeft zoveel smaak.
Het begin is wat ingetogen. De amuses zijn aardig, maar knallen niet in de mond. Dat gebeurt evenmin met de tuna tataki met een crème van wasabi en avocado en een saus van ponzu en ansjovis. Allemaal ingrediënten met een uitgesproken karakter die schwung en gelaagdheid geven aan een gerecht, maar dat vertaalt zich in dit geval niet naar het bord. Hier en daar treedt een vleug van de ansjovis of de avocado naar voren, maar het blijft allemaal te subtiel.
Dat is gelukkig anders bij de pompoensoep, het is er het seizoen voor, met geraspte pompoen – de vriendelijke gastvrouw noemt het spaghetti van pompoen, het is meer vermicelli – voor wat structuur en kleine stukjes paling die er dat fijne vettige en rokerige dat zo typisch is voor de vis aan geven. Comfortfood, noemt mijn tafelgenote het en dat is het.
Frozen yoghurt
Kabeljauwfilet wordt geserveerd met mosterd-dillecrème, zuurkool, pompoenpuree, garnalen en stevige aardappelpuree met daarin stukjes gerookte forel. Drie schatten van de Hollandse zee in een gerecht dat overtuigt: traditioneel, maar met een eigentijdse uitstraling.
Dat komt ook naar voren in het dessert, dat bestaat uit een wentelteefje van Fries suikerbrood, yoghurt-ijs, saus van sabayon, abrikozencompote en een minitaartje van mascarpone. Ik weet dat frozen yoghurt een ‘ding’ is, maar ik ben er persoonlijk niet dol op. Voor mij is het gewoon yoghurt maar dan heel koud. Dat neemt niet weg dat het ijs goed gemaakt is, het heeft een mooie romige structuur en is superfris, het zou niet misstaan als palate cleanser. Het geheel is degelijk, maar niet spannend of verrassend. En dat geldt eigenlijk voor het hele menu.
Op de website van het blad Lekker staat de keuken van restaurant De Boet om mij onduidelijke redenen omschreven als Aziatisch. Dat is het in de verste verte niet, tenzij je de in Azië gemaakte foto’s in het restaurant meetelt. De stijl is toch echt Nederlands, met respect voor de lokale omgeving en achtergrond. De deur staat op een kier voor internationale invloeden – de chef maakt gebruik van Aziatische ingrediënten zoals de wasabi en ponzu – maar die veranderen het karakter van zijn gerechten niet. De tuna tataki smaakte bijvoorbeeld niet Aziatisch. De Aziatische ingrediënten hebben een bijrol, het zijn verlegen accenten, niet meer dan dat.
Doe-maar-gewoon-keuken
Wat beklijft zijn de vertrouwd Nederlandse smaken die de chef eert en voorzichtig naar zijn hand zet. Met voorzichtig bedoel ik dat hij niet gebruikmaakt van fratsen of foefjes. Het is een doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-keuken, waarbij de eigenheid van de ingrediënten voor een groot deel intact gehouden wordt. En dat valt te respecteren. Niet alles hoeft internationaal of vernieuwend te zijn, integendeel.
Je zou dit gerust een trotse Nederlandse keuken kunnen noemen, niet pocherig, maar leunend op het vak, het ambacht. Met één voet in de traditie en een andere in het nu. En met uitzicht op een mooie haven met kleine zeilboten die wiegen op het ritme van het water, kinderen die op de pier spelen en de zon die in het water reflecteert, is dat prima vertoeven.