Geen doorbraak over hervatting graandeal, Erdogan werpt zich opnieuw op als bemiddelaar
Er komt geen nieuwe graandeal als het Westen er niet voor zorgt dat de export van Russissche landbouwproducten wordt vergemakkelijkt. Dat heeft de Russische president Vladimir Poetin maandag gezegd na een treffen met zijn Turkse ambtgenoot Recep Tayyip Erdogan, melden internationale persbureaus. Beide staatshoofden spraken drie uur lang met elkaar in de Russische kustplaats Sotsji. Oekraïne hoopte op een hervatting van de graandeal zodat het land weer graan zou kunnen exporteren via zijn zeehavens.
Erdogan was bemiddelaar bij de eerdere graandeal die in juli vorig jaar in Istanbul gesloten werd. Die overeenkomst maakte het mogelijk landbouwproducten uit Oekraïne op een veilige manier via de Zwarte Zee en de Bosporus naar afzetmarkten in onder andere Afrika en het Midden-Oosten te vervoeren. Rusland stapte in juli van dit jaar uit die overeenkomst, waarop de Verenigde Naties toezicht hielden.
‘Tekortkomingen wegwerken’ Ook nu werpt de Turkse president zich op als bemiddelaar. Hij ziet meer mogelijkheden voor een nieuwe deal dan Poetin. Erdogan wil „tekortkomingen wegwerken” en laat weten daartoe „in overleg met de Verenigde Naties een pakket met nieuwe suggesties [te hebben] opgesteld”. Erdogan zei verder dat „Oekraïne zijn houding ten aanzien van Rusland moet verzachten”.
Sinds Rusland uit de graandeal is gestapt, is Oekraïne aangewezen op havens aan de Donau(delta), die onder vuur worden genomen door Russische drones. De Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken Dmytro Koeleba heeft gezegd dat hij verwacht dat de Oekraïense president Volodymyr Zelensky met Erdogan zal spreken. „Er is vertrouwen in de relaties tussen Zelensky en Erdogan”, aldus de buitenlandminister.
Eerst een verkort citaat: „De president zal, als hij denkt dat het openbaar belang daarbij gebaat is, bij proclamatie nieuwe of aanvullende importheffingen specificeren en vaststellen op producten […] van enig ander land” dat in de praktijk de handel van de VS discrimineert.
De passage is langer en komt uit de beruchte Smoot-Hawley Tariff Act. Daarmee stelden de VS in 1930, midden in de zware recessie die volgde op de krach van Wall Street, importtarieven in. Dat was het startschot van een internationale race van steil oplopende invoerrechten die sterk zou bijdragen aan de wijdverbreide Grote Depressie van de jaren dertig.
Landen boden tegen elkaar op met heffingen en devalueerden daarna hun munten om concurrerender te worden tegenover handelspartners. De loskoppeling van de munten aan goud die daarvoor nodig was, werd een algemene trend, die overigens pas in 1936 werd gevolgd door het kabinet-Colijn – een late timing die grote schade aanbracht aan de Nederlandse economie die in de tussentijd enorm aan concurrentiekracht verloor.
Smoot-Hawley laat twee dingen zien die op dit moment relevant zijn. Het eerste is dat de VS er destijds niet voor terugschrokken als eerste de knuppel in het heffingenhoenderhok te gooien – een daad die president Trump in zijn eerste termijn herhaalde en waar zijn opvolger Biden op heeft voortgeborduurd. Deze week dreigde Trump forse importheffingen op te leggen aan China, Mexico en Canada bij zijn terugkeer als president.
Het tweede is dat Smoot-Hawley de president veel vrijheid gaf bij handelspolitiek. Het primaat lag voorheen vrijwel volledig bij het Congres. Sindsdien is dat verder uitgehold. Het Witte Huis mag eigenhandig steeds meer. Een nieuwe wet uit 1962, ten tijde van de Cubacrisis, gaf de president extra bevoegdheden wanneer de ‘nationale veiligheid’ in het geding was – een reden die Trump in 2018 opgaf voor hogere tarieven op staal en aluminium. En zo zijn er veel meer. Het Congres heeft zelf de bevoegdheden die het inmiddels heeft afgestaan aan het Witte Huis op een rijtje gezet.
Europa mag zich schrap zetten voor nieuwe handelsfricties wanneer Trump begin volgend jaar aantreedt. Maar China is het land dat zich écht zorgen moet maken. Het heeft er alle schijn van dat de VS liever zoveel mogelijk rust willen in Europa – ook wat betreft de oorlog in Oekraïne – om zich volledig te kunnen richten op beteugeling van de opkomende supermacht.
Volgens een grote meerderheid in een recente poll van persbureau Reuters onder twintig economen die werken bij grote banken en beleggers, zal Trump begin volgend jaar meteen de tarieven op Chinese import verhogen. Maar de 60 procent waarover hij het tijdens de verkiezingscampagne had, komt er voorlopig niet. Gemiddeld gaan de geraadpleegde economen uit van tegen de 40 procent:
En dat komt Beijing op dit moment extra slecht uit, want de economie is kwetsbaar. De impact op China’s economie van tarieven tussen 45 en 60 procent, als dat ervan komt, zou aanzienlijk zijn. De geraadpleegde economen voorzien een groei die 1,5 procent lager uitpakt. Om dit in perspectief te zetten: zonder dit tariefeffect verwachten zij gemiddeld al een relatief lage groei van nog maar 4,2 procent in 2025.
China zit midden in een vastgoedcrisis, na decennia van explosieve groei en waardestijging. De binnenlandse vraag, van consumptieve uitgaven tot investeringen, verschrompelt. En waar die binnenlandse vraag tekortschiet, zullen bedrijven het nog meer dan voorheen zoeken in buitenlandse vraag: de export dus. Als de VS die aan banden leggen door hoge invoertarieven, zou je kunnen spreken van een ‘perfecte storm’ voor de Chinese economie. Europa moet zich dus óók voorbereiden op een golf van Chinese producten die niet meer in de VS kunnen worden afgezet.
Wat te doen? Eigenlijk ligt dat voor de hand. China is, zoals zoveel opkomende markten, groot geworden door zich te richten op uitvoer, en de binnenlandse vraag in wezen te verwaarlozen. Van de tien grootste economieën hebben de VS het grootste aandeel van particuliere consumptie in de economie, en heeft China het laagste.
Juist bevordering van de binnenlandse consumptie zou voor Beijing de beste oplossing zijn. De welvaart van de gemiddelde Chinees zou erop vooruitgaan én de afhankelijkheid van export zou afnemen. Het wachten is dus op een grootscheeps regeringspakket om de binnenlandse bestedingen op te jagen – nog meer dan China tot nu toe deed. Voor zover het land zich dat, gezien zijn toch al hoge staatsschuld, kan permitteren.
De relatief lage Chinese groei heeft overigens nóg een gevolg: voor China en de VS is het belangrijk wie van beide de grootste economie van de wereld heeft. Dat heeft vooral te maken met prestige, maar ook met macht. China leek lang een inhaalsla te maken. Maar nu de krimp van de Chinese bevolking groter lijkt te worden dan gedacht en de economische groei per hoofd van de bevolking lager dan gedacht, is het nog maar de vraag of China de Verenigde Staten ooit nog inhaalt. En dát had tien jaar geleden vrijwel niemand voorzien.
De Erasmus Universiteit gaat een onderzoek instellen naar de masterscriptie van PVV-staatssecretaris Vicky Maeijer vanwege mogelijke plagiaat. BNR Nieuwsradio meldde woensdagavond dat de oud-student honderden passages uit bestaande werken overnam in haar masterscriptie.
BNR liet de scriptie controleren door software die plagiaat kan detecteren. Daaruit bleek dat het 69 pagina’s tellende document „vrijwel woord voor woord” is overgeschreven. Maeijer noemt de meeste bronnen weliswaar in de lijst met verwijzingen, maar wekt volgens BNR de indruk de tekst zelf te hebben geschreven.
De scriptie van de huidig staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg ging over een zaak bij het Europees Hof over de bevriezing van tegoeden van een zakenman vanwege mogelijke banden met Al Qaida-oprichter Osama bin Laden. In 2009 voltooide Maeijer de master International & European Public Law.
Twee van de drie experts die de scriptie op verzoek van BNR inzagen vinden het bewijs voor academische fraude „zeer overtuigend”. Volgens een derde heeft Maeijer weliswaar veel gekopieerd, maar doet de bewindspersoon geen „claim van originaliteit”.
Een woordvoerder van de Rotterdamse universiteit zegt dat de commissie de casus behandelt „als elke casus” en „geen onderscheid maakt tussen studenten en oud-studenten, of tussen prominenten en niet-prominenten”. Bij een concreet vermoeden van plagiaat, waarvoor geen verjaringstermijn geldt, kunnen betrokkenen worden gehoord.
Tegenover persbureau ANP zegt de staatssecretaris het schrijven van haar scriptie „te goeder trouw en met de beste intenties” te hebben gedaan. Haar woordvoerder onthoudt zich van een verdere verklaring.
De licentiecommissie van de KNVB heeft voetbalclub Vitesse opnieuw bestraft. Er worden 21 punten in mindering gebracht, nadat het eerder dit seizoen al een straf van 12 punten kreeg, waarvan zes voorwaardelijk. Hierdoor komt Vitesse, op dit moment al laatste in de Eerste Divisie, uit op een puntentotaal van min vijftien. Het al de derde keer in minder dan een jaar tijd dat de club op deze manier wordt bestraft.
Dat Vitesse deze zware sanctie krijgt opgelegd komt vooral doordat de Arnhemse club over een langere periode „niet tijdig en onvolledige financiële rapportages” heeft ingediend, schrijft de licentiecommissie in een persbericht. Het gaat om de jaarstukken over het seizoen 2022-2023 en de prognose voor 2023-2024 (6 punten in mindering), de halfjaarcijfers over 2023-2024 (3 punten) en de jaarstukken over 2023-2024 en de prognose voor 2024-2025 (3 punten).
Daarnaast zijn er negen punten in mindering gebracht vanwege het achterhouden van een zogeheten side letter bij de beoogde overname van Vitesse door ondernemer Guus Franke. Dit betrof een geheime afspraak tussen Franke en durfinvesteerder Coley Parry, met 17 miljoen euro de grootste schuldeiser van de door financiële problemen geplaagde club.
Door het ontbreken van de bijlage had de commissie geen compleet beeld van de beoogde overname, die inmiddels van de baan is. „Het is aan Vitesse om volledige en juiste informatie van een (beoogd) aandeelhouder te verkrijgen alvorens deze informatie aan de licentiecommissie te verstrekken”, schrijft de onafhankelijke commissie.
De proflicentie van Vitesse is niet ingetrokken vanwege „het belang van de continuïteit van de competitie”, schrijft de licentiecommissie.
Vitesse stelt in een reactie op de eigen website niet in beroep te gaan tegen de straf.