Geen bal kunnen vangen, of niet kunnen balanceren op een bank: veel kinderen hebben een slechte motoriek

Of een kind een slechte motoriek heeft, zie je meteen, zegt gymleraar Mathijs van Rijn van de Antoniusschool in Kudelstaart. „Het kind is soms bang tijdens de les, heeft moeite met het vangen of gooien van een bal of beweegt onhandig. Het valt, stoot dingen om”, vertelt hij. Op zijn school valt het allemaal best mee. Veel kinderen staan ingeschreven bij een sportclub, er wordt veel buitengespeeld en er zijn in de buurt genoeg sporttoernooien.

Wanneer groep 7D van de Antoniusschool begin maart een motorische test ondergaat, vallen de resultaten dan ook niet tegen. Wendsprongen over de bank – handen op de bank en eroverheen springen – kan bijna iedereen. Balanceren op een omgekeerde bank is lastiger. Wel verschillen de leerlingen onderling sterk. Maar ‘goed’ presteren vindt Van Rijn niet zo belangrijk: „Een kind dat plezier heeft in het bewegen en zich veilig voelt, geeft mij meer voldoening dan een bovengemiddelde motoriek. Dat motiveert ze ook veel meer om hun leven lang te blijven bewegen.”

Veel kinderen in het basisonderwijs hebben een slechte motoriek, blijkt al jaren uit onderzoeken. In 2018 concludeerde de Onderwijsinspectie dat 20 procent van de basisschoolleerlingen geen bal kan vangen. Mikken, gooien, vangen, zwaaien aan een touw en balanceren konden leerlingen gemiddeld veel minder goed dan in een vergelijkbaar onderzoek dat tien jaar eerder werd gedaan. In juli 2021 concludeerde het Mulier Instituut, een onderzoeksbureau, dat kinderen in groep 1 en 2 motorisch achteruit waren gegaan nadat scholen tijdens de coronapandemie werden gesloten.

Op de bank.
Foto Olivier Middendorp

Méér vakleerkrachten

In hetzelfde jaar beschreef het Mulier Instituut dat 44 procent van de basisscholen in het schooljaar 2020/2021 een vakleerkracht had die gymlessen gaf aan de groepen 1 en 2 en 77 procent die had voor de groepen 3 tot en met 8. Die cijfers toonden dat scholen zich ervan bewust zijn dat het niet goed gaat met de motoriek van hun leerlingen. Er waren namelijk veel meer vakleerkrachten dan enkele jaren voor die meting: er was een toename van 23 procent vakleerkrachten voor de groepen 1 en 2 en bijna 60 procent voor de hogere groepen. Het móést ook wel: vanaf 1 augustus 2023 zijn basisscholen verplicht om wekelijks twee uur gymles aan te bieden, gegeven door een bevoegd docent.

Oud-judoka Ziggy Tabacznik, die na zijn sportcarrière een marketingbureau begon, maakt zich al jaren zorgen over de motoriek van jonge kinderen. Hij richtte het Health Development Institute op, een bedrijf dat software en apps ontwikkelt waarmee gebruikers inzicht kunnen krijgen in hun leefstijl. Kinderen die niet goed kunnen bewegen, zegt hij, dóén dat ook minder. Dit heeft gevolgen voor hun gezondheid. ‘Inactiviteit’ is volgens de Nederlandse Gezondheidsraad de belangrijkste oorzaak van diabetes type 2, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Volgens het RIVM gaan jaarlijks 5.800 mensen dood omdat ze gedurende hun leven onvoldoende hebben bewogen.

Toen hij zich erin ging verdiepen, merkte Tabacznik dat er niet veel kennis is over het onderwerp. Dat is volgens hem een reden dat er nauwelijks structureel beleid is om beweegvaardigheid te verbeteren. „We doen in Nederland maar wat”, zegt hij. „We hebben slecht in beeld welke gezondheidsuitdagingen per wijk of school het meest urgent zijn. We organiseren van alles om kinderen te laten bewegen, maar houden niet goed bij of het werkt. Daardoor schieten we steeds met hagel.”


Lees ook
Elk jaar overlijden duizenden mensen omdat ze te weinig bewegen. Hoe kan die ‘stille ramp’ blijven woekeren?

In 2017 doen leerlingen van de Valentijnschool in Rotterdam een recordpoging bewegen in de klas op het schoolplein.

En vanaf het turnpaard.
Foto Olivier Middendorp

Fors probleem

Samen met onder meer onderzoekers van de Haagse Hogeschool en de Vrije Universiteit Amsterdam ontwikkelde het bedrijf van Tabacznik een motorische test voor kinderen, de MQ-scan. Het is een gestandaardiseerd parkoers met oefeningen die scholen sinds 2018 kunnen afnemen bij hun leerlingen. Afgelopen jaren werden op ruim 1.000 scholen meer dan 400.000 kinderen getest, die vaak meerdere keren de scan hebben doorlopen.

Scholen, zoals de Antoniusschool in Kudelstaart van gymleraar Mathijs van Rijn, en gemeenten kopen de test in bij het bedrijf van Tabacznik. De resultaten worden (geanonimiseerd) ter beschikking gesteld aan de Haagse Hogeschool en de VU om te onderzoeken. Gymleraren krijgen zelf ook inzage in de scores van hun leerlingen, zodat ze weten wie extra hulp kan gebruiken. Sommige scholen geven kinderen die laag scoren extra gymles, of proberen hen te begeleiden naar een sportclub. Er is geen standaard aanpak. Geen enkele instantie in Nederland meet de motoriek van kinderen op zo’n grote schaal: scholen en gemeenten die gebruikmaken van de test moeten zelf uitvinden wat ze met de resultaten doen.

De uitkomsten tonen in elk geval dat het probleem fors is. Van alle leeftijdsgroepen (vier tot twaalf jaar) scoort structureel 7 tot 12 procent zeer laag. Dit betekent dat deze kinderen een flinke motorische achterstand hebben. Duizenden kinderen zijn niet in staat de meest simpele motorische oefeningen te doen, zoals op een lage kast springen, zigzaggend rennen rond pionnen of op handen en voeten lopen. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat ongeveer de helft van de leerlingen gemiddeld scoort. Door de jaren heen zijn er geen grote verschillen, ook niet als scholen meerdere keren de test hebben gedaan en tussendoor aanpassingen hebben kunnen doen in lesprogramma’s of kinderen op een andere manier hebben kunnen stimuleren om meer te bewegen.

Voormalig gymdocent Joris Hoeboer, die zich de afgelopen jaren voor de Haagse Hogeschool verdiepte in de uitkomsten van de MQ-scan, vindt het „eigenlijk wel logisch” dat door de jaren heen geen sprake is geweest van verbetering. Hoeboer, sinds 2024 niet meer in dienst bij de Hogeschool en nu zelfstandig ondernemer: „Kinderen hebben twee uur gymles in de week. Daarna gaan ze met de elektrische fiets naar huis en hangen ze op de bank met hun mobieltje. Veel kinderen eten niet gezond, krijgen sport en bewegen niet mee in hun opvoeding en zijn gewend om elektrische apparaten te gebruiken voor bijna alles. Buitenspelen doen ze niet veel meer. Politici zullen dus verder moeten kijken dan de gymles alleen.”


Lees ook
Bewegen als luxegoed: een kwart van de kinderen uit arme gezinnen heeft geen zwemdiploma

Kinderen tijdens het afzwemmen in Berschenhoek (dit artikel gaat niet specifiek over hen). In de hoogste inkomensgroepen heeft bijna de helft van de kinderen alle zwemdiploma’s.

Armoede

Sinds dit jaar combineert de vakgroep van lector Sanne de Vries (lectoraat Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving) aan de Haagse Hogeschool de motorische resultaten van de MQ-scan met de wijken waarin kinderen wonen. Dat hebben ze nog niet op heel grote schaal kunnen doen, maar duidelijk is wel: in wijken met veel sociaal-economische problemen, zoals armoede, is de motoriek van kinderen vaker matig tot slecht dan in wijken waar dit soort problemen minder spelen.

Dit komt overeen met andere onderzoeken waaruit blijkt dat kinderen die opgroeien in armoede gemiddeld minder vaak voldoende bewegen dan kinderen uit gezinnen waar meer te besteden is. Minder dan 40 procent van de mensen, alle leeftijden, in de laagste twee inkomensgroepen in Nederland beweegt voldoende volgens de ‘beweegrichtlijn’, blijkt uit cijfers van het RIVM en het CBS. Hoe rijker, hoe meer mensen genoeg bewegen.

Gymleraar Mathijs van Rijn van de Antoniusschool ziet de verschillen ook in de klas, vertelt hij. Al ziet hij, net als Ziggy Tabacznik, het gebrek aan goede motoriek als het probleem van „een hele generatie die nu opgroeit”. Van Rijn: „Bij kinderen uit gezinnen die het breder hebben, is vaak te merken dat ze meerdere sporten beoefenen. Dat gaat gepaard met een betere motoriek. Maar dat kan een keerzijde hebben. Soms krijg ik het idee dat een kind te veel ‘moet’ van de ouders, zonder dat het plezier beleeft aan een bepaalde sport. Ik zou tegen iedereen zeggen: besteed wat meer tijd aan spelen met vrienden en vriendinnen.”

Over het turnpaard met een sierlijke sprong.
Foto Olivier Middendorp