N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tunnelvisie De wetenschap bleef te lang blind voor de risico’s en problemen van gaswinning in Groningen, schrijven Nienke Busscher, Tom Postmes en Frans Sijtsma.
De parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen spreekt van „ongekend systeemfalen.” In zo’n situatie is zelfreflectie nodig. Uit eerdere opinies van betrokkenen in NRC bleek daar nog maar weinig van.
In deze opinie kijken we dus wél naar de tekortkomingen in onze eigen sector. De wetenschap bleef lange tijd blind voor risico’s en problemen. Wat betekent dit rapport voor kennisinstellingen?
Begin jaren negentig werd een groot onderzoek opgezet naar de eerste bevingen. In die samenwerking raakten NAM, KNMI, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) én technische wetenschappers aan universiteiten met elkaar in „een tunnel”, concludeert de parlementaire enquêtecommissie: ze bagatelliseerden de bevingen.
Toen de bevingen toenamen in ernst en aantal werden er binnenskamers vragen gesteld, maar grondig onderzoek bleef uit. Naar buiten toe vormde men één front met de NAM die „inspanningen voornamelijk richt op het ontkrachten van een oorzakelijk verband tussen bevingen en schade”.
De gevolgen waren rampzalig. Al in 2003 en 2006 waren er bevingen met magnitudes tot 3,5. Bewoners luidden de noodklok. Toch ging de gaswinning omhoog. De commissie noemt dit gebrek aan kennis over bevingen „laakbaar”.
De tunnelvisie-kentering kwam pas toen SodM-medewerkers, na de beving van Huizinge in 2012, de angst proefden. Eindelijk werd onderzoek gedaan, de harde kennis bleek drijfzand te zijn. Het werd duidelijk dat er grote onzekerheden waren en het gasgebouw gebruikte die als „rookgordijn” om de minister om de tuin te leiden. Zo bleef de gaswinning hoog.
Kennis van bewoners
Al die tijd was er weinig oog voor de kennis van bewoners. De Onderzoeksraad voor Veiligheid wees er in 2015 al op dat veiligheidsbeleid ook met hun ervaringen rekening moest houden. Toen eindelijk werd geïnvesteerd in onafhankelijk onderzoek naar bewoners, bevestigde dit wat velen al lang beweerden: aardbevingsproblematiek ontwricht mensenlevens. De omvang van de gezondheidsschade kwam in beeld.
Tot vandaag zijn wetenschappers het oneens over hoe je bewonerservaringen moet meewegen in het veiligheidsbeleid. Symptomatisch voor de verdeeldheid is de oprichting van niet één maar drie kennisplatforms: één rond ondergrondse risico’s (het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw), één rond bouwtechnische oplossingen (BuildinG), en één voor de maatschappelijke impact (het Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen).
Die verdeeldheid is een groot probleem. Kennis over de techniek en de ondergrond is nu niet goed gekoppeld aan de kennis over de maatschappelijke gevolgen, zoals het economische, het sociale, het psychologische, de gezondheid.
De enquêtecommissie onderschrijft dit. De gaswinningsproblematiek heeft een keten van gevolgen voor leefbaarheid, gezondheid en welzijn, economie, cohesie en gevoelsleven. Voor bewoners ontstaan complexe situaties met nadelige effecten voor gezondheid en leefbaarheid: de omgang daarmee moet veel beter.
Dat er zoveel bewoners in de knel komen, bewijst dat de huidige omgang met risico’s en veiligheid tekort schiet. Voor een effectievere aanpak moeten inzichten over ondergrondse risico’s, bouwkundige oplossingen en bovengrondse gevolgen in gezamenlijkheid worden bezien. De commissie adviseert dan ook dat kennispartijen „de kennis over fysische effecten en niet-fysische effecten bij elkaar […] moeten brengen”. Er moet veel meer uitwisseling zijn tussen disciplines en instituten. Allen moeten kennis van bewoners beter benutten.
Lees ook: Enquêtecommissie: hoe Nederland de ‘ereschuld’ aan Groningen kan inlossen
Meer know-how
Maar om deze draai te maken, gaan de aanbevelingen van de enquêtecommissie niet ver genoeg. Ten eerste staat het onderzoek naar de bovengrondse maatschappelijke effecten in de kinderschoenen. Voor onderzoek naar de ondergrond zijn grote meerjarenprogramma’s opgezet met meer dan 100 miljoen euro budget. Het onderzoek naar de bovengrondse effecten is klein, kortlopend en gefragmenteerd. Grotere projecten, zoals Gronings Perspectief en het Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen, worden met kunst- en vliegwerk bij elkaar gehouden. Uitvoering van de aanbevelingen vereist dus structureel meer sociaal-wetenschappelijke know-how.
Ten tweede moet de kennis onafhankelijker en opener. Kennisinstellingen bleven te lang afhankelijk van de NAM en het gasgebouw: enkel technische kennis telde en bewoners werden genegeerd. Het is belangrijk hier bij nieuwe innovaties zoals (groene) energie en waterstof van te leren. Ook hier bestaat het risico dat innige samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven de bewoners in de kou zet. Dat moet anders want, zoals de enquêtecommissie constateert: technologie is niets waard zonder license to operate.
Tenslotte stelt de commissie dat systemen en modellen niet werken in de praktijk. Volgens ons speelt hierbij een rol dat professionals die beleid, systemen en modellen bedenken vaak een wetenschappelijke of hbo-opleiding hebben: zij missen de inzichten van uitvoerders met praktische scholing. Wij denken dan ook dat de laatsten veel meer zeggenschap moeten krijgen. Dat betekent een veel betere samenwerking tussen wetenschap, hbo en mbo: precies wat de noordelijke kennisinstellingen willen bereiken met de ‘Universiteit van het Noorden’. Dit vergt, kortom, een andere manier van denken en werken.