N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Niet alleen het klimaat vestigt record na record, de economie kan er ook wat van. Deze week werd bekend dat de werkloosheid in de EU in november was gedaald tot 6,4 procent. Dat is een evenaring van het dieptepunt dat eerder in 2023 werd bereikt. En zeer opmerkelijk: de daling vindt plaats tijdens een recessie. Nu is 6,4 procent voor Nederlandse begrippen best hoog – wij zitten iets boven de helft van dat cijfer – maar voor Europese begrippen is het spectaculair.
Het cijfer wijst erop dat er, naast klimaatverandering, zich een andere even fundamentele als moeilijk te stoppen ontwikkeling voltrekt: de vergrijzing. Die zorgt ervoor dat de verhouding tussen het aantal senioren enerzijds en de beroepsbevolking anderzijds drastisch verandert.
Klimaatwetenschappers voorspellen het ene na het andere ijzingwekkende scenario voor halverwege of eind deze eeuw. Maar kijk eens naar de bevolkingsprognoses, en huiver. De OESO, de club van gevestigde industrielanden, stelt in het voortreffelijke rapport Pensions at a Glance dat Nederland in 1992 20,9 mensen van 65 jaar en ouder telde tegenover elke 100 mensen van tussen 20 en 64. Dertig jaar later, in 2022 waren dat al 34,7 65-plussers. Weer dertig jaar later, in 2052, zullen dat er 51 zijn, en in 2082 maar liefst 63 per honderd 20- tot 64-jarigen.
Deze cijfers weerspiegelen zo’n beetje het OESO-gemiddelde. Maar er zijn landen waar het allemaal erger dreigt te worden. Veel erger. Neem China: 58,8 in 2052 en 92,9 in 2082. Japan is nu al waar de meeste andere landen pas in 2052 zijn, en heeft tegen die tijd zelf 80 65-plussers tegenover elke 100 mensen in de beroepsbevolking. In 2082 is dat zelfs 85,7. Zuid-Korea spant de kroon: dat komt in 2082 op een cijfer van 117. Daar zijn dus meer 65-plussers dan mensen in de ‘werkende leeftijd’, zoals dat heet.
Wat te doen? Arbeidsmigratie is, mathematisch gezien, een oplossing, maar ligt politiek gevoelig. Wie ertegen is, zal extra vergrijzing moeten incalculeren. Het is geen toeval dat Japan en Zuid-Korea, twee tamelijk gesloten landen op dit gebied, de grootste vergijzing en ontgroening tegemoetgaan.
Het alternatief is verhoging van de pensioenleeftijd. En dat gebeurt al een beetje.
De hogere pensioenleeftijd heeft als voordeel dat het aantal ‘actieven’ (van 20 jaar tot de – dan hogere – pensioenleeftijd) toeneemt, en het aantal ‘inactieven’ (van de pensioenleeftijd tot het levenseinde) juist afneemt. Maar intussen stijgt de levensverwachting óók. En dat veroorzaakt weer dat het aantal ‘inactieven’ niet zo snel daalt als gedacht.
In Nederland is de pensioenleeftijd al verhoogd van 65 naar 67, en die zal in de toekomst verder toenemen met de levensverwachting – al is het tempo waarmee al flink teruggedraaid. In de rest van de industriële wereld is een verhoging van de formele pensioenleeftijd nog lang niet overal doorgevoerd. Vaak is er veel maatschappelijke en politieke weerstand.
Intussen zijn er enorme verschillen tussen OESO-landen waar het de hoogte van de oudedagsvoorziening betreft. Kijk maar mee: Nederland komt er goed uit, zeker als je in aanmerking neemt dat het een van de weinige landen is waar een groot deel van de oudedagsvoorziening niet uit de lopende begroting komt, maar uit pensioenen waar de deelnemers voor gespaard hebben.
Waar zijn we dan nu? Als migratie steeds gevoeliger ligt, en de formele verhoging van de pensioenleeftijd óók, zou je moeten rekenen op een wonderbaarlijke wederopstanding van het Grote Gezin. Of een technologische revolutie die de arbeidskrapte – veroorzaakt door de ontgroening – zo oplost dat het voordeel daarvan maatschappelijk eerlijk wordt gedeeld. Met name dat laatste is een extra groot vraagteken.
Gebeurt dat allemaal niet, dan rest eigenlijk maar één uitweg: een informele verhoging van de pensioenleeftijd. Ofwel: ouderen blijven uit eigen beweging ook na hun formele pensioen vaker en langer doorwerken. Maar hoe krijg je hen zover?
Een deel van de ouderen vindt zelf de motivatie wel, is er gezond genoeg voor en is in staat werk te verrichten dat lichamelijk vol te houden is. Maar in veel gevallen lijkt er ook sprake van noodzaak. Hoe slechter de oudedagsvoorziening, hoe meer ouderen zijn aangewezen op extra financieel vermogen om rond te komen. Of op arbeid. Dat is te zien in bijvoorbeeld Zuid-Korea en Japan. Die landen combineren een sterke vergrijzing met relatief karige oudedagsvoorzieningen, die natuurlijk ook weer met elkaar samenhangen. De vergrijzing is daar maatschappelijk al moeilijker betaalbaar geworden. Het alternatief dat je zelf vermogen opbouwt om daar later gebruik van te kunnen maken, is er nauwelijks voorhanden. Dat is bijvoorbeeld in de Verenigde Staten anders – hoewel dat vermogen natuurlijk wel ongelijk is verdeeld.
Hoe dan ook: er is enige samenhang tussen de relatieve hoogte van de formele oudedagsvoorziening en doorwerken na het pensioen.
Wordt langer doorwerken, vrijwillig of gedwongen, ook ons voorland? Waarschijnlijk wel, al zal de relatief gunstige oudedagsvoorziening hier het tempo waarin dat gebeurt misschien wel temperen. De eerste uitzendbureaus voor ouderen zijn er inmiddels al. En er komt nog een legioen van zzp’ers aan, van wie er veel misschien niet genoeg opzij hebben gezet voor de oude dag.
Vergroenende vergrijzing, zo zou je het kunnen noemen. Leuk of niet.