Grietje Schipper is wat je noemt een echte sociaal-democraat. De fractievoorzitter van de PvdA in Stadskanaal kwam uit een arbeidersgezin dus, zo ging dat toen, werd ze PvdA’er. Al meer dan veertig jaar is ze lid van de partij en lang vond ze in Stadskanaal veel gelijkgestemden. De lokale afdeling floreerde, er waren hele gezinnen lid. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 en 2012 stemde een derde van de lokale kiezers op de PvdA, in 2010 een kwart. Vrijwel alle stembureaus in de gemeente kleurden toen rood.
Maar daarna begon het terug te lopen, met de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar als dieptepunt voor de sociaal-democraten. Voor het eerst deden de PvdA en GroenLinks als één lijst mee en waar die landelijk stemmen won, ging hij in Stadskanaal juist twee procentpunt achteruit. En dat niet alleen: Schipper zag de lokale afdeling krimpen. De samenwerking trok wel wat jonge mensen aan, zegt ze, maar stootte vooral mensen af. „Sommige ouderen haakten af, mensen van wie ik het niet verwacht had. Echte ‘rooie’ families, waarvan ook de kinderen raadsleden geweest waren.” Als ze vroeg waarom die mensen de partij de rug toekeerden, hoorde ze meer dan eens: we moeten niks van ‘die GroenLinksen’ hebben.
In Heemstede zag Richard Kruiswijk het omgekeerde. In zijn gemeente won de gezamenlijke lijst wel, bijna twee keer zoveel stemmen als in 2021. En hij weet precies hoe dat komt. Juist onder „goedopgeleide mensen”, mailt hij, „hebben de, ook macro-economisch goed doordachte, toekomstgerichte plannen van GroenLinks en PvdA steun”. Dat verklaart volgens hem ook waarom de fusiepartij het ook in „Bloemendaal en andere villawijken” verrassend goed deed.
Electoraat verandert
Stadskanaal en Heemstede zijn twee uitersten die samen laten zien hoe het electoraat van de linkse fusiepartij verandert, blijkt uit data-onderzoek van NRC. De achterban verstedelijkt en trekt meer kiezers uit welvarende gebieden dan de twee afzonderlijke partijen voorheen. De gemeenschappelijke lijst deed het bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 en de Europese verkiezingen van dit voorjaar namelijk beter in stedelijke gemeentes dan in plattelandsgemeentes. Bovendien verliest de combinatie kiezers in armere gebieden, terwijl hij kiezers aantrekt in welvarende delen van het land.
De gestage toenadering van de twee partijen kreeg vorige maand een nieuwe impuls toen GroenLinks en de PvdA het actieplan ‘Samen vooruit!’ presenteerden. De komende twee jaar, schrijven ze daarin, gaan de partijen onderzoeken hoe verregaande politieke samenwerking eruit moet komen te zien. Eind 2026 willen de twee partijen dan een definitief besluit nemen over een „blijvende alliantie, fusie, of nieuwe partij”.
Maar voormalig partijprominenten van de PvdA keren zich tegen zo’n fusie. „Door een fusie met GroenLinks komen de ‘hardwerkende Nederlander’ en vele praktisch opgeleide vakmensen echt niet terug bij ons, een partij gericht op arbeid, solidariteit en sociale mobiliteit”, schreven onder meer oud-partijleider Ad Melkert en oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet vorige week in een opiniestuk in de Volkskrant. Bij hun platform ‘Rood vooruit’ zijn onder meer oud-partijvoorzitters Felix Rottenberg, Ruud Koole en Hans Spekman aangesloten.
Grote steden en platteland
De analyse van verkiezingsuitslagen toont één grote beperking voor de samenwerking: het blijkt moeilijk om zowel in grote steden als op het platteland goed te scoren. Om, anders gezegd, zowel de progressieve, hoogopgeleide stedelingen die voorheen GroenLinks stemden, als de meer praktisch geschoolde kiezers buiten de Randstad die nog loyaal zijn aan de PvdA in één partij te verenigen. Het gestage afscheid van die laatste kiezersgroep van de sociaaldemocratie – een proces van decennia – wordt door de fusiepartij niet gekeerd, maar versneld.
De gezamenlijke lijst deed het bij de Tweede Kamerverkiezingen namelijk slechter in gemeenten waar de PvdA lange tijd nog kon rekenen op een loyale, hoewel gestaag krimpende achterban. Als de PvdA op die plekken in 2021 populair was, blijkt uit de analyse, dan won de fusiepartij er in 2023 minder stemmen, of verloor het zelfs. Vaak gaat het om gemeenten die volgens het CBS ‘weinig’, ‘matig’ of ‘niet’ verstedelijkt zijn, zoals Twenterand, Brunssum en kleine steden als Almelo. Hoe minder stedelijk een gebied was, hoe minder winst de fusiepartij wist te maken bij de Tweede Kamerverkiezingen.
Daar stond tegenover dat de lijst het juist beter deed in steden. In grote steden als Amsterdam en Utrecht verdubbelde de partij bijna, in middelgrote steden als Nijmegen en Delft was de groei zo’n 75 procent. En hoewel de fusiepartij bij de Europese verkiezingen dit jaar landelijk verloor, bleef het verlies in die grotere gemeenten beperkt.
Welvarende gemeenten
Maar behalve in progressieve steden doet de fusiepartij het op nog een plek goed: in welvarende gemeenten. Nergens was de procentuele toename van de partij vorig jaar zo groot als in Bloemendaal: de partij haalde daar 99 procent stemmen meer. En ook in andere gemeenten die een hoge zogeheten ‘SES-WOA’ score hebben van het CBS – een indicator voor welvaart – won de partij procentueel fors: plekken als Oegstgeest, Leusden, Sint-Michielsgestel en het Heemstede van GroenLinkser Kruiswijk. In Bloemendaal, Heemstede en Zandvoort, zegt de lokale partijsecretaris Kruiswijk, zijn er dit jaar negen keer meer nieuwe leden dan afmeldingen.
Daar tegenover stond een verlies in armere plekken; gemeenten met een lage ‘SES-WOA’ score, met name in de noordelijke provincies en in Oost-Nederland. Het merendeel van de gemeenten waar GroenLinks-PvdA in 2023 stemmen verloor is bovengemiddeld arm.
Neem Ceresdorp, een buurt van Stadskanaal. In 2006 stemde daar nog twee derde van de mensen PvdA. In 2012 was het nog een ruim een derde. Maar in 2023 behaalde de PVV er een absolute meerderheid en kwam de linkse alliantie amper boven de 5 procent uit. Heel noordoost-Groningen, lang een rood bastion, kleurde PVV-blauw, tot afgrijzen van de lokale PvdA-leider Grietje Schipper. „Als je de mensen in de kleine dorpen die altijd rood waren niet meer kunt bereiken, dan moet je je als partij afvragen wat je verkeerd doet”, zegt ze. Schipper heeft wel een antwoord: de gezamenlijke lijst spreekt de taal van die mensen niet meer. Ze begint over SP-leider Jimmy Dijk, zelf een Groninger. „Hij begrijpt ons wel en spreekt de mensentaal. Net als Joop den Uyl.”
Arbeidersklasse
De uitslagen tonen een fundamentele verschuiving in de achterban van de linkse beweging: het verlies van kiezers uit de arbeidersklasse. Dat is een gestage, maar fundamentele ontwikkeling. In 2010 was de PvdA voor het eerst niet meer de partij die de meeste stemmen trok van mensen die zichzelf tot de arbeidersklasse rekenden. Bij de Kamerverkiezingen van 2021, concludeerden vier politicologen op blog Stukroodvlees, „werd er onder kiezers die zich rekenden tot de arbeidersklasse net zoveel op de PvdA gestemd als gemiddeld onder de kiesgerechtigde bevolking en net wat minder op GroenLinks”.
Maar twee jaar later was die klasse ondervertegenwoordigd in het electoraat van de fusiepartij – „GroenLinks-PvdA [wordt] in sterkere mate gekozen door kiezers die zich niet identificeren als behorend tot de arbeidersklasse.” Radicaal rechts, blijkt uit hun onderzoek, wordt door die kiezers vaker gekozen dan een linkse partij.
Die politieke heroriëntatie vindt in de meeste Westerse democratieën plaats. Linkse partijen, bleek een aantal jaar geleden uit een groot vergelijkend onderzoek onder leiding van de Franse econoom Thomas Piketty, trekken met name hoogopgeleide kiezers aan en zijn hun traditionele basis in de arbeidersklasse gestaag verloren.
Zo won het Britse Labour bij de recente parlementsverkiezingen stemmen in welvarende districten, terwijl het juist stemmen verloor in arme districten. In de Verenigde Staten vertegenwoordigen de Democraten negen van de tien welvarendste kiesdistricten, terwijl de Republikeinen het merendeel van de arme districten vertegenwoordigen. De Democraten, concludeerde tijdschrift Newsweek vorig jaar, worden steeds meer de partij van ‘de rijken’, terwijl stemmers uit de arbeidersklasse de partij de rug toekeren.
‘Brahmin-linkse’ kiezers zijn meer met klimaatverandering bezig dan met armoede
Piketty noemde die hoogopgeleide linkse kiezers „Brahmin-links”, naar de Indiase kaste die haar maatschappelijke status niet zozeer ontleent aan welvaart, maar aan kennis en scholing. ‘Brahmin-linkse’ kiezers zijn volgens het onderzoek meer met klimaatverandering bezig dan met armoede, meer met mensenrechten dan met herverdeling en andere thema’s die linkse arbeiderspartijen traditioneel naar voren brachten. „De fusiepartij GroenLinks/PvdA lijkt moeite te hebben om de sociaaleconomische thema’s (armoede, zorg, wonen) aan zich te blijven binden”, concludeerde ook het Nationaal Kiezersonderzoek over de verkiezingen van 2023. Tot frustratie van Schipper. Links, zegt ze, „moet op de plekken zijn waar mensen laaggeletterd zijn, niet in de bungalowwijken.”
Lees ook
GroenLinks en PvdA op lokaal niveau verdeeld over vervolg samenwerking: ‘Een gezamenlijke lijst is niet afdwingbaar’