Fuseren is heel normaal in de wereld van verzekeraars

Verzekeringsbranche Verzekeraar ASR kreeg deze week toestemming om onderdelen van Aegon over te nemen. Groot genoeg zijn is in de verzekeringsbranche altijd belangrijk gebleken.

Een omgewaaide vrachtwagen op de Boulevard Barnaart in Zandvoort, op 5 juli. De schadeverzekeringsmarkt – de verzekeringen voor auto’s, huizen, inboedel, bedrijven – is enorm verzadigd.
Een omgewaaide vrachtwagen op de Boulevard Barnaart in Zandvoort, op 5 juli. De schadeverzekeringsmarkt – de verzekeringen voor auto’s, huizen, inboedel, bedrijven – is enorm verzadigd. Foto REMKO DE WAAL/ANP

Op de kantoren van Aegon Nederland, ASR en al hun dochterbedrijven konden medewerkers deze week, ook al was het geen heel warm weer, een schepijsje halen. Reden: de markering dat ASR deze week toestemming kreeg van de toezichthouders om de Nederlandse onderdelen over te nemen van Aegon. Iedereen die een ijsje kreeg is vanaf nu dus collega.

Met deze „ene grote transactie” die nog mogelijk was, zoals ASR-topman Jos Baeten de deal eerder omschreef, lijken de kaarten voorlopig geschud tussen de grote verzekeraars in Nederland. Dat is het resultaat van een aantal jaren van opeenvolgende fusies en overnames. De grootste verzekeraar, NN Group, slokte in 2017 al Delta Lloyd op en nam later het schadedeel van Vivat over. ASR is de tweede speler op de markt nu, dankzij de verdubbeling in klanten met de toevoeging van Aegon Nederland en eerder al kleinere overnames van Generali en Loyalis.

Aegon zetelt nog wel in Nederland – al gaat het toezicht naar Bermuda – maar is geen echt Nederlandse verzekeraar meer te noemen met de voornaamste activiteiten in de VS. De derde reus is het niet beursgenoteerde Achmea, dat met Zilveren Kruis bovendien de grootste is op de zorgverzekeringsmarkt.

Vanwaar al die fusies? NRC sprak afgelopen maanden met de bestuursvoorzitters van de vier voornoemde grote verzekeraars, maar ook met kleinere verzekeraars, toezichthouders, marktkenners en overnameadviseurs. Met als hoofdvraag: waarom waren fusies en overnames afgelopen jaren zo normaal in de Nederlandse verzekeringsbranche?


Schaal, schaal, schaal

Eigenlijk is een groot deel van het antwoord: het is altijd normaal geweest voor verzekeraars te fuseren en concurrenten over te nemen. Dat is alleen al af te leiden uit de namen van veel verzekeraars. NN Group is een verkorting van Nationale-Nederlanden, en die naam ontstond toen in 1963 De Nederlanden samenging met de Nationale Levensverzekerings-Bank.

ASR stond sinds een fusie in 1997 voor De Amersfoortse en Stad Rotterdam. Sinds 2000 verwijst de A in de naam ook nog naar het toen bijgevoegde AMEV. De naam Aegon kwam er na de fusie tussen AGO en Ennia in 1983 en is een acroniem van maar liefst vijf voorgangers die al eerder waren opgegaan in die twee verzekeraars: Algemeene Friesche, Eerste Nederlandsche, Groot-Noordhollandsche, Olveh en Nillmij. In het fusiebedrijf van ASR en Aegon Nederland komen inmiddels meer dan vijfhonderd verzekeraars samen die sinds 1720 actief waren in Nederland. En ook al is het niet af te leiden van de naam, ook Achmea en kleinere partijen als Univé en Goudse Verzekeringen kennen lange geschiedenissen van consolidatie.

Lees ookHet werk gaat nu pas echt beginnen bij de fusie van Aegon Nederland en ASR

De permanente fusiedrang in de verzekeringswereld komt doordat verzekeren een bedrijfstak is van grote getallen. Hoe meer verzekerden onder één paraplu, hoe beter de hoge risico’s die zij willen verzekeren – impact van ziekte op iemands leven, flinke autoschade, schade van een hagelbui op een groot kassencomplex – kunnen worden gespreid onder alle verzekerden. Met verzekeren worden ook niet enorme winstmarges geboekt. Het idee achter een fusie is dan ook vaak dat er kostenbesparingen kunnen worden geboekt, waardoor de gefuseerde verzekeraar onder de streep meer overhoudt dan de twee verzekeraars apart.

Krappe markt

Schaal kan ook op een andere manier bereikt worden: door organisch te groeien, oftewel gewoon zelf meer klanten binnen te halen. Dat is alleen niet erg gemakkelijk in Nederland. Met name op de schadeverzekeringsmarkt – de verzekeringen voor auto’s, huizen, inboedel, bedrijven – is de markt enorm verzadigd. Nederlanders hebben relatief veel te verzekeren, en doen dat ook massaal. De markt groeit daardoor ongeveer even hard als de Nederlandse economie.

Groeien kan dan alleen door marktaandeel af te snoepen van concurrenten. Dat wordt ook geprobeerd, bijvoorbeeld op de autoverzekeringsmarkt door scherpe prijzen te bieden. Dat gaat alleen dan weer ten koste van de winstmarge. En dat maakt de cirkel weer rond: dat het aantrekkelijk is om concurrerende schadeverzekeraars over te nemen om de winstmarge te verhogen.

Impopulair product

Naast schadeverzekeringen waren levensverzekeringen lang een tweede grote inkomstenbron voor de grote verzekeraars in Nederland. Levensverzekeringen zijn in principe verzekeringen tegen grote inkomensverliezen bij een bepaalde gebeurtenis. Als bijvoorbeeld iemand vroegtijdig overlijdt, kunnen de nabestaanden een uitkering krijgen als er een levensverzekering is afgesloten. Andersom kan ook: dat er juist wordt uitgekeerd als iemand op een bepaalde leeftijd nog leeft.

Deze vorm van verzekeren met een lange looptijd was enorm populair in Nederland, vooral in de jaren negentig. Om meerdere redenen is dit product in de afgelopen twintig jaar sterk teruggelopen. Het gaat dan onder meer om de wijziging van belastingregels, waardoor het ‘sparen’ bij een verzekeraar via een levensverzekeraar financieel minder gunstig werd. Ook de jarenlang zeer lage marktrente speelt mee: die maakte het voor verzekeraars onmogelijk om veilige, goede rendementen te halen op het geld dat klanten inleggen, om hen aan het eind van de rit meer uit te kunnen betalen dan de inleg.

Maar misschien wel de grootste reden – er is geen onderzoek naar gedaan – is de ‘woekerpolisaffaire’. Veel van de verkochte levensverzekeringen waren beleggingsverzekeringen, waarbij het uiteindelijke rendement werd bepaald door beleggingen. In 2006 bleken veel van deze verzekeringen echter erg ongunstig te zijn voor klanten; een flink deel van het beleggingsrendement bleek op te gaan aan servicekosten van de verzekeraar. Er lopen nu nog altijd rechtszaken over deze producten, van klanten die proberen een vergoeding te krijgen van hun verzekeraar omdat die hen verkeerd zou hebben voorgelicht.

De woekerpolisaffaire heeft de verzekeringsbranche een flinke knauw gegeven. Wat betreft reputatie. En wat betreft hun inkomstenbron: nieuwe beleggingsverzekeringen zijn sinds 2006 nog maar weinig afgesloten.

Het om deze redenen grotendeels opdrogen van de levensverzekeringsmarkt heeft ervoor gezorgd dat verzekeraars grote ‘aflopende levenboeken’ op de balans hebben staan, zoals dat in verzekeringsjargon heet. Levensverzekeringen zijn in tegenstelling tot schadeverzekeringen langlopende producten. Ze worden voor 10, 20 of 30 jaar afgesloten door klanten, en tijdens die looptijd moeten de verzekeraars voor rendement zorgen en contact houden met klanten, wat voor kosten zorgt.

Doordat er bijna geen nieuwe levensverzekeringen meer worden afgesloten worden, is bij dit product sprake van afnemende schaal: de kosten worden door steeds minder deelnemers gedeeld. Dat heeft deze levenboeken aantrekkelijk gemaakt als overnameproduct. Het idee daarachter is opnieuw schaal: twee krimpende boeken samen zorgen weer voor lagere kosten per deelnemer.

ASR krijgt met Aegon Nederland een flink levenboek erbij. Bij de overname van Vivat door NN was een tweede partij betrokken die de levensverzekeringen uit de boedel overnam: het internationaal opererende Athora. Die richt zich in meerdere landen op het opkopen van portefeuilles van levensverzekeringen.

Eenzelfde soort partij is het Britse Chesnara, dat in Nederland actief is met Waard Verzekeringen en afgelopen jaren levenboeken overnam van Robein, SRLEV, Monuta, Argenta en Brand New Day. Ook durfde Chesnara het aan om de failliete boedel van Conservatrix over te nemen – een koop die door het mismanagement bij die verzekeraar door veel andere verzekeraars juist werd afgewezen.

Regellast

Een derde en laatste belangrijke reden van de fusiehausse afgelopen jaren zijn de strengere regels die zijn gaan gelden voor verzekeraars. Die zijn mede ingegeven door de kredietcrisis in 2008, waarbij niet alleen veel banken omvielen en wankelden, maar ook veel verzekeraars in de problemen kwamen.

Sinds 2016 geldt daarom ‘Solvency II’ in de Europese Unie. Dat zijn voornamelijk strengere kapitaalregels: verzekeraars moeten sindsdien meer kapitaal veilig opzij zetten om aan de toekomstige verplichtingen aan hun klanten te kunnen volden. Maar door Solvency II moeten verzekeraars ook hun risicomanagement beter op orde hebben en moeten ze uitgebreider aan de toezichthouders rapporteren over hun financiële prestaties, hun strategie en risico’s.

Ook hiervoor geldt weer dat schaal hierbij voordelen lijkt op te leveren. Een grote verzekeraar moet namelijk aan grotendeels dezelfde regels voldoen als een kleinere verzekeraar. Die laatste moet de kosten voor de strengere regels echter over een kleiner aantal klanten uitsmeren. Als al die kosten moeten worden doorberekend aan de klant, zorgt dat voor een slechtere concurrentiepositie ten opzichte van grotere verzekeraars.

Of de toezichthouders, De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten, zelf ook een rol hebben gespeeld in de fusiehausse, daarover lopen de meningen uiteen. Toezichthouders vragen wel steeds naar toekomstplannen van de verzekeringsbesturen – en als het financieel slecht gaat hoort daar een optioneel overname- of fusieplan bij. Of daar druk bij is uitgeoefend door de toezichthouders, is alleen bij het omgevallen Conservatrix publiek gemaakt.

Overnamekansen?

Zoals gezegd: vrijwel alle spelers in de verzekeringswereld zijn ervan overtuigd dat schaal helpt bij alle vraagstukken die er spelen in de branche. Blijft er dan geen kleinere verzekeraar meer over? Dat is ook weer niet waar. De kleinere verzekeraars die in ieder geval voorlopig lijken te overleven, kunnen voortbestaan omdat ze zich richten op de niches die bij de grote verzekeraars ondergesneeuwd raken door hun omvang.

Zo richt Goudse Verzekeringen, dat eerst een meer algemene verzekeraar was, zich nu vooral op mkb’ers en zzp’ers. Maar: ook bij dit familiebedrijf is schaal belangrijk en worden er kleinere partijen overgenomen om die schaal te bereiken. Zo nam Goudse vorig jaar Anker Insurance over uit Groningen, dat zich richt op verzekering van schepen en expatverzekeringen.

En de grote verzekeraars? Houden die zich dan de komende jaren koest op het overnamepad? ASR, dat eigenlijk zich richtte op kleine en middelgrote overnames tot Aegon Nederland op de markt bleek te komen, zal komende anderhalf jaar vooral bezig zijn met integratie, vertelde topman Baeten eerder dit jaar al aan zijn aandeelhouders. Maar de topvrouw van Achmea, Bianca Tetteroo, vertelde recent in het Financieele Dagblad dat haar bedrijf op het overnamepad gaat. En ook de andere verzekeraars zullen op zoek blijven naar nog meer schaal.

Daarbij wordt door de hoofdrolspelers in de branche en hun overnameadviseurs nadrukkelijk gekeken naar de pensioenmarkt in Nederland. Door de nieuwe Pensioenwet komt er op de pensioenfondsen en -uitvoerders veel nieuw werk af, omdat per deelnemers de pensioenpot moet worden gaan berekend. En dan komt voor fondsen schaal weer om de hoek kijken. Hoe meer deelnemers bij één uitvoerder, hoe beter de kosten te dragen zijn, is dan weer de theorie. De verwachting is dan ook dat bestuurders van de kleinere pensioenfondsen op zoek gaan naar partners die schaal kunnen bieden, en ervaring hebben met individuele levensverzekeringen: de grote verzekeraars.