Frantz Fanon was de man van de radicale dekolonisatie

Frantz Fanon stierf in 1961 en was na zijn dood van meet af aan een cultfiguur: de man van de radicale dekolonisatie; de man ook van het revolutionaire geweld. Hij was geboren op het Franse eiland Martinique, maar was zich in zijn latere leven zo gaan vereenzelvigen met de Algerijnse bevrijdingsstrijd en het Front de Liberation Nationale (FLN), dat hij zichzelf een Algerijn noemde, met een Arabische ‘nom de guerre’. Wrang genoeg stierf hij vier maanden voordat die onwaarschijnlijk hevige Frans-Algerijnse oorlog, die acht jaar duurde, van 1954 tot 1962, tot zijn einde kwam en de voormalige Franse kolonie Algerije onafhankelijk werd. Het beloofde land net niet gezien.

Fanon stierf in de Verenigde Staten, het land dat hij in de loop van zijn korte leven was gaan betitelen als ‘het land van de lynchers’. Fanon werd er overigens niet gelyncht, maar behandeld voor zijn vergevorderde leukemie. Zesendertig jaren telde zijn leven, maar werkelijk, wat een overvol bestaan had Fanon in die korte tijdspanne weten te proppen. Twee grote essays geschreven, andere geschriften. Twee oorlogen. Guerrilla-activiteiten. Bij zijn dood was hij al een internationale beroemdheid, en in de jaren daarop zouden er meerdere biografieën over hem verschijnen.

De anti-koloniale schrijver, denker en revolutionair Fanon was op zijn plaats in die naoorlogse tijd, toen wereldwijd voormalige koloniën zich onafhankelijk verklaarden van hun Europese kolonisatoren; weinigen konden op dat moment bevroeden dat de postkoloniale nasleep zoveel jaren in beslag zou nemen, juist ook in de wereld van de voormalige kolonisatoren, en wel tot op de dag van vandaag.

Herrijzenis

Vanaf het jaar 2000 verschenen er weer een flink aantal Fanon-biografieën, waarvan The Rebel’s Clinic van de Amerikaanse schrijver en journalist Adam Shatz voorlopig de laatste is.

Fanon stierf, herrees vlak na zijn dood, en herrees ten tweeden male nog eens veertig jaar na zijn sterfdatum, nu als de profeet van de dekolonisatie van het bewustzijn – een dekolonisatiestrategie die de inspiratiebron vormde voor Steve Biko in het Zuid-Afrika van de apartheid, maar ook voor Che Guevara (Cuba), voor de islamitische revolutie in Iran van 1979, voor Malcolm X en de Black Panthers, voor de strijders van de PLO en tenslotte ook nog voor Nederlandse universiteiten en musea die de strijdkreet ‘decolonise’ tot inzet van hun cultuurbeleid hebben gemaakt.

Het is die altijd weer actuele Fanon, die als het ware met zijn tijd meebeweegt, ook lang na zijn dood, die Shatz heeft doen besluiten een zoveelste biografie te schrijven. Toegevoegde waarde? Shatz legt weer de nadruk op de psychiater en psychoanalyticus, die Fanon van professie was, en weet Fanons eerste boek Zwarte huid, witte maskers (1952), geschreven tijdens zijn studietijd in Frankrijk, te verbinden met zijn antikoloniale standpunten. Nog steeds is dit boek een fijnzinnige analyse van het koloniale geweld, dat allereerst de gekoloniseerde treft, maar ook de kolonisator zelf, die de eigen daden niet onder ogen kan komen en dus ontmenselijkt. Die ‘fixerende witte blik’ die de zwarte gevangen houdt is eerder opgemerkt, door de Amerikaanse socioloog W.E.B. Du Bois (1868-1963), maar Fanon wint het als het gaat om psychologische diepgang.

Daarnaast probeert Shatz, als kenner van de Algerijnse geschiedenis en van Franse, Noord-Afrikaanse en Caraïbische denkers, Fanon te bevrijden uit het Anglo-Amerikaanse korset, waar vooral Afro-Amerikaanse revolutionairen hem in gehesen hadden; dat is de Fanon van zijn tweede, bekendste boek De verworpenen der aarde (1961), de Fanon die ‘de reinigende en helende werking van revolutionair geweld’ beschrijft, daarbij geholpen door een nog veel radicaler voorwoord van Jean-Paul Sartre, die Fanon in geweldsenthousiasme met gemak overtreft. Hier wordt Fanon als de man van de daad geportretteerd, die resoluut partij heeft gekozen en niet geplaagd wordt door ambivalenties. Shatz zegt zelf dat zijn Fanon ‘geen keuze maakt tussen goed en kwaad, maar tussen kwaad en (groot) ongemak’.

Shatz wilde geen heldenepos schrijven, hij wil ook de innerlijke tegenstrijdigheden van Fanon laten zien. Kort gezegd: was Fanon de grote visionair, die met zijn blik decennia overspande? Of was hij toch vooral het ideale filmdoek waarop heel verschillende groepen en activisten hun verlangens konden projecteren? Shatz is, ondanks detailkritiek geneigd de scherpzinnige visionair Fanon te redden, ook als hij daarvoor Fanons’ eigen woorden moet afzwakken en vergoelijken.

De Gaulle

De geschiedenis van Fanon in sneltreinvaart: 1925, geboorte in Fort de France, hoofdstad van het Franse Martinique, als zoon van een redelijk welvarende, middenklasse familie. De jongeman meldt zich tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het leger van de Vrije Fransen onder De Gaulle, want Fanon beschouwt zich dan nog als Fransman, een Franse West- Indiër met een bruine huidskleur.

Hij zal voor zijn inspanningen een ‘Croix de Guerre’ krijgen, maar tegelijkertijd beseffen dat de continentale Fransen hem geenszins zien als een gewone, ‘blanke’ Fransman. Shatz roemt dan al het inzicht van de jonge Fanon om zich teweer te stellen tegen ‘the persistence of white nationalism’ en even verder heeft hij het over Fanon strijd tegen ‘white supremacy’, maar dit lijken me te eigentijdse en ook te Amerikaanse begrippen om van toepassing te zijn geweest op deze Martinikaan, die net van het lyceum afkwam, en die enkel het woord ‘blanc’ voor ‘wit’ kende. Het heeft iets ongerijmds om generaal De Gaulle als de grote wreker van ‘white supremacy’ te zien: de geallieerden vochten tegen nazi-Duitsland en tegen hun geloof in Arische rassenreinheid. Maar de eigen ‘witheid’ van De Gaulle of Churchill stond daarbij niet op het spel, als wel de eer van Frankrijk, van Groot-Brittannië, van het vrije Europa – vrije, maar toch ook koloniale mogendheden.

Voor zijn medische studie verhuist Fanon naar het Europese vasteland, waar hij psychiatrie en filosofie studeert in Lyon. Shatz beschrijft Fanons ‘sense of being othered in the French motherland’, en hoewel die ervaring ook door Fanon uitgebreid wordt beschreven, is het eigentijdse begrip ‘othering’ iets te 21ste-eeuws voor die 20ste-eeuwse, koloniale ervaring.

Zeker is dat Fanon in die Frans-continentale periode zijn eigen ‘zwartheid’ ervaart (Martinique was daarvoor te doezelig en te gemêleerd qua kleur) en daarover ook verwoed leest: zijn eilandgenoot Aimé Césaire, de man die het begrip ‘Négritude’ zal munten, geschriften van de dichter en latere Senegalese staatsman Leopold Senghor, maar ook de werken van Hegel en Marx, in die typisch Franse interpretatie van de denker en filosoof Jean Hyppolite (1907-1968), aan wie ook existentialisten als Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir hun dialectische visie ontlenen.

Dit ruime, retorisch geschoolde Frans is hier van belang, omdat het ook Fanons schrijfstijl zal typeren: die stijl is, om een tegenstrijdigheid te gebruiken, wezenlijk multi-interpretabel, en daarmee de ideale plek voor elke revolutionaire schatgraver om op de gedroomde schat te stuiten. Het verklaart voor een deel de diversiteit van Fanons bewonderaars, van islamisten tot streng seculiere marxisten en de Tamiltijgers in Sri Lanka.

Psychiatrische kliniek

Na zijn studie vertrekt Fanon in 1952 naar Algerije, dat dan nog onderdeel is van Frankrijk. Daar komt hij aan het hoofd te staan van de psychiatrische kliniek Blida Joinville, waar hij nieuwe therapieën uitprobeert, ook omdat hij er steeds meer van overtuigd raakt dat de reguliere medische wetenschap geen raad weet met het trauma van het gekoloniseerd-zijn. Zie ook de titel van de biografie: The Rebel’s Clinic. Hij ervaart een sterke identificatie met de Algerijnen en met de onafhankelijkheidsstrijd die dan losbreekt. Fanon krijgt contacten met het FLN, sluit zich aan bij het Algerijnse verzet, en zal in 1956 zijn ontslagbrief schrijven, omdat hij niet langer Frans ambtenaar wil zijn.

Hier is Shatz op zijn best en tegelijkertijd het meest verbloemend. Op zijn best, als hij schrijft: Fanon ‘would become a hero of the revolution. But he would also become its captive.’ De held én de gevangene van de revolutie.

Die heldenrol is genoegzaam bekend: Fanon geeft zijn professionele carrière, zijn maatschappelijke positie op en loopt ook daadwerkelijk gevaar. Hij moet Algerije verlaten, wijkt uit naar het nabijgelegen Tunis, en wordt daar de bevlogen woordvoerder van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd; de ambassadeur die Afrikaanse hoofdsteden bezoekt om alle mogelijke steun te verwerven. Vergeet niet dat Algerijnse revolutionairen vreemd opkeken van deze Martinikaan die zichzelf tot Algerijn had uitgeroepen. Fanon was de theoretische, hypergeschoolde versie van de latere Tanja Nijmeijer, met dit verschil dat de Twentse te wit oogde voor de Colombiaanse guerrillastrijd, en Fanon te donker, te zwart voor die in Algerije.

Tot twee keer toe zal Fanon zich extra moeten bewijzen als getrouwe FLN-gezant: in mei 1957 moordt het FLN zo’n driehonderd Algerijnse dorpelingen uit, vlakbij Melouza, omdat de bevolking het gewaagd heeft te sympathiseren met een andere, revolutionaire groep dan de FLN die ook de bevrijding van Algerije nastreeft. Vanuit Tunis ontkent Fanon de betrokkenheid van ‘zijn’ bevrijdingsleger, hoewel hij beter weet.

Nog pijnlijker: Fanons goede vriend en strijdkameraad Abane Ramdane wordt op instigatie van een FLN-commandant in het geheim vermoord. Fanon kent de toedracht, maar dekt die toe: Abane zou zijn ‘gestorven op het veld van eer’.

Shatz heeft wel erg veel begrip voor dit opzichtige verraad in dienst van de revolutie. Hij schrijft licht cynisch: ‘In wartime, truth is whatever hurts the other side most, and Fanon remained a good soldier.

Maar een biograaf, die de ambivalenties van Fanon wil onderzoeken, kan er volgens mij niet omheen dat Fanon die ambivalenties telkens weer met bruut geweld onderdrukt. Geweld, de sanctionering ervan, is en blijft het antidotum dat Fanon zichzelf toedient om zijn eigen twijfels en dubbelzinnigheden niet onder ogen te hoeven komen.

In de dagelijkse, revolutionaire praktijk bestond er geen ‘ambivalente Fanon’: die werd met geweld gesmoord.

Frantz Fanon: De verworpenen der aarde. (Les damnés de la terre) Vert. Joost Beerten. Ten Have, 336 blz. € 24,99


Lees ook
deze recensie van een boek over Fanons ideeën.

Standbeeld van Keizerin Joséphine in Martinique, vernield vanwege haar rol bij de herinvoering van de slavernij