Francesca Patella: ‘Soms schrik ik ervan hoeveel levens ik geleid blijk te hebben’

‘Trek jij ook maar een schort aan”, zegt ze. Het idee was om voor dit gesprek even te kijken bij de workshop letterzetten die Francesca Patella geeft in de Grafische Werkplaats Amsterdam. Maar ik moet ook aan het werk. „Je weet het pas als je handen het weten”, zegt ze. Een tekst zetten uit de collectie in spiegelbeeld gesneden houten biljetletters in verschillende groottes. En die vervolgens afdrukken op een van de vele drukpersen in de werkplaats op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord.

Een cursist drukt de woorden ‘Art’ en ‘Play’ speels over elkaar. Een ander schuift Paul van Ostaijens man en zijn kano onder de maan naar de zee. Patella laat een lange reeks varianten zien van haar poster met het woord ‘THROUGH’ in dansende kapitalen, elk in een andere kleur, totdat het naar haar zin was: blauwe letters op blauw papier, dat je in het licht moet draaien om het goed te zien. ‘Through’ betekent: shortcuts bestaan niet, zegt ze. „Als je iets goed wilt doen, moet je er dwars doorheen.”

Ik moet de naam van deze interviewrubriek zetten. Ik kies mijn letters, maar maak meteen een beginnersfout: ik leg ze van rechts naar links, zodat ik ‘…nevel teh tkaam taw’ zou drukken. Na een uur: kramp in de vingers en een zwaar hoofd.

Allora!

Ze legt het drukraam onder een negentiende-eeuwse gietijzeren kniehevelpers en inkt mijn letters. Ik vraag of ze eerst een proefdruk maakt. „Elke druk is een proefdruk”, zegt ze.

Francesca Patella (55) tekende, zong en speelde piano, ze werd fotograaf en vormgever van boeken, cd-hoezen en tentoonstellingen. Letters zetten en drukken, nu als autonoom kunstenaar en docent, is sinds vijf jaar haar nieuwste artistieke incarnatie. Ze was rusteloos, zegt ze, en misschien ongelukkig. Maar in deze vorm van vrije typografie, die veel met concrete poetry deelt, heeft ze eindelijk haar stem gevonden.

Foto Lars van den Brink

„Het is de schuld van die twee dat ik naar Amsterdam ben gekomen”, zegt ze een dag later bij een zwart-witfoto aan de muur van haar keuken: Misha Mengelberg (1935-2017), jazzpianist en componist, en slagwerker Han Bennink (1942). Ze studeerde musicologie in haar geboortestad Bologna, zou een scriptie schrijven over componist Maurice Ravel, maar toen iemand haar een cassettebandje met ‘die twee’ liet horen, was ze verkocht. „Ik wist: dit is het, hier wil ik bij zijn en mijn scriptie over schrijven.”

Dan moet je naar het Bimoes, want daar spelen ze, zei haar docent. En ze ging, een weekend. Het was 1993 en Koninginnedag. Op dag twee ging ze naar het Bimhuis – het oude Bimhuis aan de Oudeschans – en zag vanaf de eerste rij hoe Simon Nabatov zijn vleugel liet schudden. Hoe Ray Anderson zijn trombone neerzette en begon te zingen. Comes love, nothing can be done.

„Zo gaat het altijd in mijn leven, alles begint met” – ze legt een hand op haar borst – „krak”. Na de zomer kwam ze opnieuw, met de trein, op een Erasmusbeurs. In een mantelpakje. Het internet bestond nog niet, ze had nog lang haar en ze was 22. Die scriptie is er nooit gekomen. En in het Bimhuis heeft ze meer dan twintig jaar ongeveer gewoond.

Ze ging voor het Willem Breuker Kollektief werken. Voor Mengelberg en Bennink en hun Instant Composers Pool Orchestra. Kantoorwerk, productiewerk. En ze werd een van de vaste fotografen van het Bimhuis, waar ze geen concert oversloeg. De foto’s in New Dutch Swing, Kevin Whiteheads klassieke boek uit 1998 over de geïmproviseerde muziek in Amsterdam, zijn háár zwartwitfoto’s. Ze ordende de chaos in het fotoarchief van het Bimhuis, ging zich met het drukwerk bemoeien. Ontwerpen deed ze al eerder: cd-hoezen voor altvioliste en componiste Ig Henneman, die haar onder haar vleugels nam toen ze net in Nederland was – 23 zijn het er intussen. Ze laat nog een eigen lievelingsfoto zien: Bennink en Mengelberg, schakend in de trein, in 2001 op de terugweg uit Leipzig. „De enige keer dat Han van Misha heeft gewonnen.”

‘Ik hou van dingen waar je langer naar moet kijken voor je weet wat je ziet’

Ze kreeg twee kinderen, scheidde en stopte bij het Bimhuis. Een tijdje had haar leven weinig richting, zegt ze. In 2019 vertelde een vriendin haar over de Grafische Werkplaats, waar ze mensen zochten voor de opleiding. En daar was het weer: krak. „Dit keer ging het via de neus”, zegt ze, „de geur van inkt, papier, van metaal en de zware Heidelberg-pers – ik dacht: ik wil jou beter leren kennen.”

Natuurlijk was ze al veel vaker in een drukkerij geweest, maar toen was het wonder niet gebeurd. Misschien omdat dat offsetdruk was, geen ouderwetse hoogdruk. „Misschien vond het universum dat ik er nog niet klaar voor was”, zegt ze. „Misschien ook was het een herinnering aan mijn vader, die in zijn vrije tijd altijd aan het werk was in zijn garage. Dingen repareren, lassen, lampen maken, kasten. Daar hing de geur van maken.”

Foto Lars van den Brink

Ze werd trouwens niet aangenomen; ze had geen grafische studie gedaan en nog nooit lesgegeven. „Maar ik dacht: jammer voor jullie, want in mijn hoofd is een klepje opengegaan, en dat gaat nooit meer dicht. Jullie komen niet van mij af.”

Ze ging bij de Grafische Werkplaats werken als vrijwilliger, volgde cursussen en had maar één verlangen: doorzetten. „Ik dacht: verdomme, ik ben al vijftig en pas nu komt dit op mijn weg. Ik heb niet genoeg tijd om alles te doen wat hier kan, wat ik wil. Dit was de grootste kanteling in mijn leven, hier kwam alles samen: techniek, precisie, en verbazing, verwondering.”

Verwondering?

„Ik hou van dingen waar je langer naar moet kijken voor je weet wat je ziet. In beeldende kunst, foto’s, en ook in typografie. Gelaagd, letterlijk door meerdere lagen over elkaar te drukken. Ken je de componist Alkan? Charles-Valentin Alkan, tijdgenoot van Chopin en Liszt. [Pianist] Gerard Bouwhuis heeft zich daarin vastgebeten. Hij gaf me carte blanche voor de cd-hoes. Ik wilde die pianoklanken, die clusters van monsterklanken, vertalen en dat werd Alkans naam in kloeke letters, magenta, cyaan, geel, die over elkaar vallen en abrupt nieuwe kleuren maken.

„Hier, een heel boek over kleur. Ik kreeg acht pagina’s. Ik koos Nina Simone’s versie van ‘You ain’t never been blue/ no, no, no / ’til you’ve had that mood indigo’. En dan laat ik die woorden over de pagina dansen en als je de bladzijde omslaat zie je twee hele pagina’s volledig…”

… indigo.

„Elk jaar op 1 april lees ik T.S. Eliots The Waste Land. Drie jaar geleden was dat gedicht honderd jaar oud en heb ik de eerste zestien regels gezet, in de Times-letter, 24 punt, en gedrukt. Die tekst zetten, dat is zo intens, je leest niet in een keer een woord, maar letter bij letter bij letter en een spatie en dán pas heb je een woord. Het was bijna een mystieke ervaring. ‘April is the cruellest month, breeding/ Lilacs out of the dead land, mixing/ Memory and desire, stirring/ Dull roots with spring rain’ en zo verder. En toen heb ik het stapeltje onder de snijmachine gelegd en de rechterhelft van de regels – tsjak! Want, ja, april is de wreedste maand.”

Foto Lars van den Brink

De vorm maakt de inhoud waar.

„Achteraf gezien was de voedingsbodem er natuurlijk al. In 1986, ik was zestien, heb ik in Venetië, de stad van mijn grootmoeder, de Futuristen gezien in Palazzo Grassi. Govoni’s zelfportret uit woorden en zinnen. Parole en Libertà, van Marinetti. Geef de woorden de vrijheid. En later ontdekte ik de ‘druksels’ van H.N. Werkman. Hij was ook een letterbevrijder.”

Wat gaat vóór: kunst of ambacht?

„Drukkers kijken eerst door de achterkant van het papier. Om te zien of de letters niet doordrukken, uitsteken zodat je, zeggen wij, je jas eraan kunt ophangen. En pas daarna kijken we of het mooi is, wat je kunt veranderen, verschuiven tot de witte ruimte klopt. Eerst werken, dan spelen.”

Is dat wat je voldoening geeft?

„‘Wat maakt het leven de moeite waard’ is geen stomme vraag. Iedereen zou die af en toe moeten stellen. Het is een fantastische oefening om je intenties na te gaan, je af te vragen: wie ben ik en hoe kom ik hier? Soms schrik ik ervan hoeveel levens ik geleid blijk te hebben. Nietzsche zei: je bent pas genezen als je vergeet dat je ziek was.

Foto Lars van den Brink

„Ik was onrustig en ongelukkig omdat ik mijn Steen van Rosetta nog niet had gevonden. Het magische veertje dat Dombo laat vliegen. Het klinkt misschien gek, maar als ik aan het zetten en drukken ben, voel ik me onoverwinnelijk.

„Mijn missie is vooral enthousiasme aanwakkeren. Aan het begin van de les zeg ik altijd: we gaan zakken van híer, van het hoofd, naar de handen. Pubers denken dan: o, de juf wil grappig zijn. Maar dan maken we de eerste druk en is het Wow! En moet ik ze afremmen. Een van mijn studenten zei: je staat zelf altijd te dansen.”

‘Ik probeer perfectie na te streven, de perfectie van dit moment’

Ben je fanatiek?

„Eindelijk heb ik een vak waar precisie de kern is en waar ik mijn letterliefde en obsessie voor detail mag uiten, zonder schuldgevoel, zonder dat iemand zegt: waarom is het nog niet af? Perfectionisme wordt vaak als iets negatiefs gezien. Maar daarvoor ga ik nu even spezzare una lancia, een lans breken, zeg je ook in het Italiaans. Want waarom moet ik met minder genoegen nemen? Ik probeer perfectie na te streven, de perfectie van dit moment. En ja, morgen verder, want misschien krijg ik een ander idee als ik slaap, in mijn dromen.”

Hopen dat je intuïtie het goede doet?

„Het gaat niet om goed of slecht. Het gaat om hard werken en dan durven het te laten gebeuren. Het gaat om nu. Net als live muziek. Impro, improvisatie, moet je zien. Ik ga meestal alleen naar concerten. Ik wil niet dat iemand zegt: o, dat was niet zo’n leuk concert. I don’t care. Ik wil het proces zien. Wat er gebeurt op het podium.”

Je werkt autonoom, maar lesgeven en vormgeven is ook dienstbaar.

„Ja, maar vergeet niet dat ik zelf enorm leer van mijn studenten. Lesgeven is niet: ik geef jullie iets; het is wisselwerk. Ik moet constant oplossingen met ze proberen te vinden, ze fouten laten maken, want anders leer je niks. Dat geldt ook voor mij. Wat je zoekt kun je alleen vinden door hard te werken. En als het komt, is het zonder waarschuwing en moet je het zien te vangen. Dat geldt voor veel makers. Het blijven zoeken, bijna als morele waarde. In een tijd als deze, waarin alles met een klik bereikbaar lijkt, is het nog belangrijker te wensen… nee, dat is het verkeerde woord. Het verlangen, snakken, desiderio, naar iets wat nog niet bestaat.”