‘Mijn ouders trouwden op 27 december 1944 in Den Haag. Mijn moeder werkte toen als secretaresse bij een bedrijf dat handelde in erwten en bonen; ze moest ook elke week peulvruchten eerlijk onder het personeel verdelen. Dit hielp hen de Hongerwinter door. Vaders passie was fotograferen. Met een camera in zijn hand, onder een zakdoek, fotografeerde hij stiekem een razzia en de gevolgen van de Hongerwinter. Na de oorlog werkte hij als fotograaf (familie-, huwelijks- en toneelfoto’s). Moeder droeg bij aan het gezinsinkomen door theemutsen en eierwarmers te maken en te verkopen.
Helga was mijn vaders steun en toeverlaat. Haar belangrijkste les aan mij: „Voorzie in je eigen onderhoud, word niet afhankelijk van een ander.” Zij had een goed financieel inzicht, was mooi, hartelijk en communicatief. Hierdoor werden de foto-opdrachten op tijd betaald. Het gezinsinkomen werd stabieler toen Ed docent werd op de fotovakschool en enkele kunstacademies. Eind 1945 werd mijn broer Evert geboren, zus Marieke in 1947 (zij overleed plotseling in 2007) en broer Jeroen in 1949.
In februari 1953 stapte mijn vader met zijn fotocamera op de motor naar Zeeland. Daar maakte hij een indrukwekkende reportage van de Watersnoodramp. Zijn iconische foto van de moeder met twee kinderen in dekens gehuld stond op voorpagina’s van binnen- en buitenlandse bladen en kranten; het is een van de 99 iconische foto’s van 1840 tot nu in de Eregalerij van de Nederlandse fotografie van het Nederlands Fotomuseum Rotterdam. Daar is ook zijn fotoarchief. In 1992 was er een overzichtstentoonstelling van het werk van mijn vader in het Haags Historisch Museum. Daar heeft hij nog van kunnen genieten. Helga en Ed waren lieve en sociaal betrokken mensen. Mijn broers en ik prijzen ons erg gelukkig met zulke ouders.”
Ik probeerde het recept voor gepofte zoete aardappel. Hiervoor bleek een magnetron nodig – en die heb ik niet. Dus het werd een experiment: hoelang zou de aardappel in de stoomoven moeten? Na twee keer proberen bleek het tien minuten op 120 graden te zijn, daarna heb ik ze nog vijf minuten laten nagaren. Vervolgens grof ingesneden, daarna besprenkeld met olijfolie, gerookt zeezout en stukjes knoflook erin gestoken. Het geheel in de voorverwarmde heteluchtoven laten ‘poffen’; tien minuten op 200 graden, waarvan de laatste vijf op de grillstand. Mijn dochter is dol op halloumi, dus de topping werd aangepast. Halloumi in de bakpan met knoflook in arachideolie aangebakken. Crème fraîche met wat sriracha, zout en een half teentje geperste knoflook tot een crème geroerd. Aardappels vanonder de grill eerst met een dikke laag van de crème besmeerd, vervolgens wat plakjes gebakken halloumi erop, wat lente-uitjes, dunne plakjes Spaanse peper, en het geheel afgemaakt met koriander en olijfolie. Zoet, zacht en zomers met een pittig randje!
Ze zagen er een pietsie groter uit dan kippeneieren, iets spitser toelopend ook, maar wat het meest opviel, waren de bruine spikkels. Alsof een vijfjarige met een rastertje, een tandenborstel en ecoline aan de slag was geweest tijdens een paasknutselmiddag op school en alle vrolijke kleuren – geel, rood, blauw, groen, paars – al waren ingepikt door klasgenootjes. Aan enkele exemplaren kleefde nog wat stront en strootjes. „Calicuth”, zei boer-slager-poelier Paul de Wit. Pardon? „Kalkoen-eieren.”
Ik was naar de biologische markt op het Prins Hendrikplein in Den Haag gefietst om twee ons ham te kopen ‘voor bij de asperges’, zoals ik me bij mijn bestelling liet ontvallen. Daarop had De Wit mij samenzweerderig aangekeken en verklaard: „Dan heb ik iets bijzonders voor je.” En toen kwam hij dus met die spikkeleieren aanzetten, én een mooi verhaal.
De kalkoenen van De Wit stammen af van de wilde kalkoenen die rondliepen in het laat-15de-eeuwse Amerika dat Columbus aanzag voor India. Die link zie je terug in bijvoorbeeld de Franse naam voor het beest, dinde. Nederlandse zeelieden zorgden later voor een eigen, toevallig óók Indiase benaming. Zij brachten een andere vogel, het parelhoen, mee uit de Indiase havenstad Calicut (Kozhikode) en deze Calicutse hoen werd al snel verbasterd tot Calcoen. Vervolgens zorgde de gelijkenis tussen beide beesten vermoedelijk voor verwarring, waardoor de verre neef uit Amerika uiteindelijk de naam kalkoen kreeg toebedeeld. (Het Engelse turkey heeft weer een heel andere etymologische achtergrond, waarvoor we hier helaas geen ruimte hebben.)
Paul de Wit is de enige in de Benelux die deze oerkalkoenen houdt. Hij verzon de naam Calicuth voor ze en liet die 25 jaar geleden registreren. Op zijn boerderij mogen de vogels vrij rondlopen, met ongeveer duizend dieren op vier hectare grond. Ter vergelijking: industriële kalkoenen wonen met 40.000 tegelijk in een stal. „Onze kalkoenen,” legt hij uit, „kun je helemaal niet in een stal houden. Ze zouden zich zo kapotvliegen tegen de balken.”
Hij is ook de enige in Nederland die kalkoeneieren verkoopt. Vanaf eind maart houdt hij de kalkoenhanen bij de hennetjes uit de buurt en tot half juli – ongeveer parallel aan het aspergeseizoen – heeft hij dan onbevruchte eieren die geschikt zijn voor consumptie. Gezien de kleinschaligheid en de korte legperiode is het eigenlijk helemaal geen rendabele handel. Glunderend: „Maar het is nu eenmaal het lekkerste ei dat er bestaat voor bij asperges.”
Het eerste Calicuth-ei van het seizoen wordt steevast geveild onder de klanten van de kraam, waarbij de opbrengst naar een goed doel gaat. De overige eieren gaan voor 2 euro per stuk van de hand. Da’s best aan de prijs voor een ei, maar eieren zijn sowieso erg duur geworden, en, zoals ik na het nodige ge-experimenteer met een half dozijn kalkoeneieren moet constateren, ze zijn inderdaad vreselijk lekker.
Tot slot even terug naar die spikkels. Wanneer een kalkoen een ei legt is de schaal egaal van kleur. Pas daarna sproeit de vogel er, vanuit een speciaal kliertje, een bruine vloeistof over, bedoeld om het ei te camoufleren. Zo zie je maar. Zo ver zat ik er niet naast met die spattende kleuter.
‘Het is zoet, zuur én zout, wat wil je nog meer?” Kwon Joong-gon (52) heeft net met twee collega’s gefrituurde kip gegeten in het uitgaanscentrum van het district Jong-ro in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul. „Vraag het honderd Koreanen en minstens 95 zullen zeggen dat ze van gefrituurde kip houden.” Voor de deur van het restaurant vermengt in de avondkou de geur van gefrituurde kip zich met die van sigaretten.
Kwon en zijn collega’s hebben echte ‘korean fried chicken’ gegeten. Natuurlijk, iedereen erkent dat gefrituurde kip in Zuid-Korea geïntroduceerd werd door de Amerikanen, die sinds 1945 in het land aanwezig zijn. Maar wanneer je een vergelijking met Kentucky Fried Chicken (KFC) maakt, voor Nederlanders vaak de eerste associatie met gefrituurde kip, wordt in Seoul al snel geschamperd. „De Amerikaanse versie is knapperig en krokant, daarbij gaat het alleen om de textuur”, zegt Kwon. „Bij Koreaanse kip gaat het om de combinatie van smaken, door de saus en de bereidingswijze. Dat gevoel… daarbij loopt het water me gewoon in de mond.”
Lee Ho-kyung (56) runt even verderop sinds een jaar of zeven kiprestaurant Michindak. „Bij KFC gaat het alleen om het beslag en de korst en wordt enkel dipsaus geserveerd”, vertelt hij tussen de ketende studenten. De Koreaanse versie is een volledig gerecht, met diverse sauzen die een essentieel onderdeel ervan zijn.”
In Zuid-Korea, wordt vaak gezegd, zouden meer gefrituurde-kiptenten zijn dan McDonald’s-filialen wereldwijd . In 2020 was dat volgens de cijfers nog zo. Sindsdien is het aantal McDonald’s-restaurants gegroeid tot 43.477 in 2024, volgens de meest recente cijfers uit Zuid-Korea, uit 2022, zijn er in het land net wat minder kiprestaurants: 41.436. Maar dat is nog altijd een gigantisch aantal, voor een land met 51 miljoen inwoners.
Eigenaresse Yoonjung Sunwoo van restaurant Sonmat in Utrecht. Foto Olivier Middendorp
Veel van die restaurants worden met de term chimaek omschreven, een samentrekking van kip (het Engelse chicken) en bier (maekju in het Koreaans). „De kip is best vet en plakkerig, dan is een lekker fris biertje perfect erbij”, vindt Kwon. Koreaans pils is vaak lichter en minder bitter dan Nederlandse merken. Lee Ho-kyung: „Zowel kip als bier is goedkoop in Zuid-Korea. Omdat het een eenvoudig gerecht is, spreekt het ook zoveel mensen aan.”
In Korea gaan studenten vaak op vrijdag kip eten, om het weekend in te luiden. Het is populair om in dan een chimaek-tent naar sportwedstrijden te kijken. „Mijn vader en zijn generatie kregen vroeger op vrijdag salaris, dan kwamen ze thuis met zakken vol gefrituurde kip om dat te vieren”, herinnert Kwon zich. „Die jeugdherinnering is aan dit gerecht verbonden.”
Korean fried chicken met bier. Foto Olivier Middendorp
Ook in Nederland is Korean fried chicken de afgelopen jaren aan een opmars bezig. Zo heeft Sojubar inmiddels zeven filialen . In Amsterdam en Den Haag zit Gangnam Chicken. Yoonjung Sunwoo (36) is geboren en getogen in Zuid-Korea en opende in 2020 afhaalrestaurant Sonmat in hartje Utrecht. In 2023 verkaste ze naar een groter pand met een grotere keuken. „Nu hoop ik de komende vijf tot tien jaar een keten van Sonmat-filialen te kunnen uitbouwen.”
„Mijn favoriet is de yangnyeom-kip, kip met zoetzure saus”, zegt Sunwoo. „Het is voor veel Nederlanders een aangename verrassing dat kip zoet, zuur, zout én pittig kan zijn – terwijl de kip sappig blijft. Bij KFC is de kip zout en pittig, maar niet zoet.”
Ingeburgerd raken
Ze houdt op haar menu de Koreaanse namen aan, als eerbetoon aan de oorsprong, maar ook in de hoop dat de namen hier ooit zo ingeburgerd raken als bijvoorbeeld sushi en maki. Ze ziet dat veel door Chinezen en Chinese Nederlanders gerunde ketens als Sojubar en restaurants zich ook op Koreaanse kip richten en bepaalde all-you-can-eat-sushirestaurants ‘Korean’ voor hun gefrituurde kip hebben gezet op het menu. „Maar het is een lastig gerecht om te maken”, aldus Sunwoo. Ze is blij dat het gerecht breed aanslaat in Nederland, maar vindt persoonlijk veel versies slecht.
Korean fried chicken
Foto Olivier Middendorp
„Het helpt dat Nederlanders al bekend zijn met oosterse keukens en van knoflook en ui houden – en natuurlijk van zoetigheid”, aldus Sunwoo. Ze verwacht dat Korean fried chicken in Nederland alleen nog maar groter zal worden. „Koreaanse dramaseries (bijvoorbeeld Crash Landing on You, red.) promoten chimaek geregeld in scènes en ook K-popartiesten als BTS maken er reclame voor op social media (en in hun eigen serie BTS in the Soop, red.), steeds meer Nederlanders volgen dat via Netflix en andere streamingplatforms”, aldus Sunwoo. Als ze vroeger in Zuid-Korea een zware dag achter de rug had, bestelde ze yangnyeom-kip om zichzelf op te vrolijken. „Voor mij is het echt soulfood, die term staat dus ook in mijn logo.”
Sunwoo: „Ik zou het prachtig vinden als Koreaanse restaurants met gerechten als bibimbap, bulgogi, japchae en Koreaanse barbecue een prominente plek krijgen in het Nederlandse culinaire landschap, zoals al het geval is met de Italiaanse en Chinese keukens.”