Fosses personages zijn een speelbal van grotere krachten

Recensie Boeken

Jon Fosse Een dag nadat hij de Nobelprijs voor literatuur won verscheen zijn nieuwe novelle. Het is een uitstekende kennismaking met zijn werk.

Foto Getty Images

Waar ik opgroeide had je de uitdrukking „hij heft raad’n of hij heft weet’n” (hij heeft het geraden of hij heeft het geweten), wat zoiets betekent als „die persoon beschikt over een onvoorstelbaar voorspellend vermogen”. De zin is van toepassing op de publicatie van de Nederlandse vertaling van Een schitterend wit, een novelle van de meest recente winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, de Noor Jon Fosse. Donderdag 5 oktober kreeg Fosse telefoon uit Stockholm, een dag later was er de (al lang en breed aangekondigde) tewaterlating van Een schitterend wit. Uitgeverij Oevers heeft het geraden of geweten. Er moest dan ook vrijwel meteen een tweede druk van het boekje worden gemaakt.

En dan is Een schitterend wit ook nog eens heel geschikt voor de werving van nieuwe Fosse-adepten. Wie benieuwd is geraakt naar het oeuvre maar geen zin heeft om te wachten op een uitvoering van zijn toneelteksten (Fosse is ook en misschien wel op de eerste plaats een toneelschrijver) óf weinig behoefte voelt om from scratch de omvangrijke en ook wat stemmige Septologie te gaan lezen, die kan zich buigen over Een schitterend wit. Je hebt het in een avondje uit en je hebt nadien een behoorlijk beeld van ’s mans stijl en thema’s. Handig op verjaardagen.

Zoals wel vaker maakte Fosse het zichzelf plottechnisch niet moeilijker dan noodzakelijk. Hij heeft een man in problemen willen brengen door hem een ijskoud bos in te laten rijden en doet domweg dat, hij laat er geen geen ruzie met een vrouw of een deprimerende ontslagronde aan voorafgaan. En ook hier is Fosses hoofdpersonage niet al te snugger. Waar er in de Septologie een man een paar keer op en neer over een glibberige weg naar een stad moest rijden omdat die daar iets had laten liggen, daar is deze man vrijwel meteen verdwaald en rijdt hij zijn auto muurvast in de modder. Een kaart of een telefoon met navigatie nam hij niet mee (Freud!), dus de man stapt – waarschijnlijk ook al tegen alle survivaladviezen in – de warme auto uit en begint kompasloos door het bos te dolen. Misschien, zo staat er dan opeens, is de man wel in dat bos en in deze situatie beland omdat hij dood wil. Dat zou kunnen natuurlijk, maar die mogelijkheid wordt niet geëxpliciteerd. Sowieso is Fosse een schrijver die nooit duidelijk zal maken wat de ware motieven van zijn personages zijn. Hij laat ze doorlopend twijfelen en ze zijn een speelbal van grotere krachten dan het eigen gezonde verstand.

Besneeuwde bomen

Dat grotere, dat is God. Die van de christenen, welteverstaan. Dat was al zo in de Septologie en dat is ook hier zo klaar als een klontje. Fosses zwerver komt eerst een figuur tegen die geen mens is, maar ‘misschien wel een engel Gods’ en er wordt in alle eigen miezerigheid ook verlangd naar God. Al met al voelt het boekje aan als een soort doodsflirt, als het aftasten van een verlangen naar een einde. Naar een einde waar ze op je zitten te wachten.

Lees ook dit portret van Nobelprijswinnaar Jon Fosse

Het interessantst en roerendst is de passage waarin ook de ouders van de man opgevoerd worden. Ook zij doemen op tussen de besneeuwde bomen, hun zoon de helpende hand toestekend maar ook weer niet; vooral de vader betoont zich een enorme draaikont die er zelfs in zulke penibele omstandigheden geen warm woord uit weet te persen. Fosse hanteert ook hier weer een verbluffend eenvoudig taalpalet, maar heeft er genoeg aan om je te doordringen van het schuldgevoel, de eenzaamheid en de besluiteloosheid van deze mensen. Die niets zijn zonder elkaar, die er niet waren geweest zonder elkaar, maar die desondanks verloren zijn.