Fluwelen jongensbroekjes paraderen in Winterswijk

Helemaal aan de andere kant van Winterswijk, ver van het Gerrit Komrij College waar eind 2022 sommige scholieren schroomden om via een regenboogtrap te klimmen of te dalen, leunt een intensief gelezen uitgave van Gerard Reves De Taal Der Liefde en Lieve Jongens uit 1980 tegen een nieuw maar uitgelezen exemplaar van Hier kom ik nog op terug van Rob van Essen. Aan Reves andere flank staat Jennifer Weiners Bij jou of bij mij – soms lijken de titels in een straatboekenkastje op eigen kracht al een roman.

Reve dus. Dat was pas leven, heette het ooit, maar deze Palmpasen is de Volksschrijver alweer achttien jaar dood. De Taal Der Liefde is ruim een halve eeuw oud. Wat vertelt het boek ons nog, over de liefde of over de taal?

Allereerst iets over het samengaan van empathie en wreedheid. Zie pagina 44 waar de verteller, opgehitst door zijn tweede fles rode wijn, zich bevredigt in de zinderende hitte van de vrije Franse natuur. Vervolgens observeert hij een grote mier die „als een razende heen en weer liep voor wat ik geplengd had”. Vermoedelijk „boezemde de ongewone neerslag het dier verbazing en mogelijk zelfs vrees in”, schrijft Reve vol empathie. „De mier was kennelijk een tobber, die bij gebrek aan toereikende instrukties niet tot een beslissing kon geraken, want hij bleef, zonder tot enige nadere aksie of nader onderzoek over te gaan, telkens op de vreemde materie tot vlakbij aanstormen om zich dan weer bliksemsnel zijdelings terug te trekken”. Inleven blijkt geen garantie voor laten leven, want nog voor de zin ten einde is, heeft de verteller het insect doodgedrukt.

Een groot deel van het tweeluik bevindt de zeer Reve-achtige verteller Wolf zich in bed met zijn jonge geliefde Woelrat en probeert hij deze te vermaken met verhalen over begeerlijke jongens en de wreedheden die Woelrat met hen zou kunnen begaan. Waarbij alle uitweidingen en zijpaden de ongeduldige Woelrat danig op de zenuwen werken; hij maant Wolf steeds tot haast. Tevergeefs. Het verhaal over de jonge Fonsje wordt zelfs ruw afgebroken in De Taal Der Liefde, om pas in Lieve Jongens (dat een jaar later verscheen) te worden hernomen.

Zo wordt niet alleen Woelrat gevangen gehouden in een woordenstroom, maar de lezer ook. Intussen zijn de zinnen van Reve hun eigen ritmische zelf, inclusief hier en daar een wonderlijke observatie als een kaars (uiteraard voor een Mariabeeld) is gedoofd: „Een pluimpje van vette rook verhief zich en werd uitgewist. ‘De niet bestaande baklucht van God,’ mompelde ik bij mijzelf.” Intussen vergt de lezing van De Taal Der Liefde en Lieve Jongens niet alleen een zeker uithoudingsvermogen waar het gaat om het verwerken van de parade fluwelen jongensbroekjes, jongensheuvels en jongensvalleien, maar past er ook een waarschuwing voor de eenentwintigste-eeuwse lezer: de vele verkrachtings-, misbruik- en martelingsfantasieën maken Reve een schrijver zonder safe space.

Wat rest is de eenzaamheid. Niet alleen valt op dat de naakte mannen in bed vooral zichzelf ‘beroeren’, ook zijn al die jongens in het boek objecten van liefde en wreedheid; van henzelf gaat zeer weinig uit. In fantasie en werkelijkheid blijft de held alleen achter. Al zijn dóórvertellen is een bezwering, een poging om het moment uit te stellen waarop je je moet afvragen of er nog wel iemand luistert.

Wilt u het besproken exemplaar van De Taal Der Liefde/Lieve Jongens hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.