Flores was een goedlopende bistronomie-zaak met veel vis en vlees à la carte. De gasten waren tevreden, dus de restaurateurs ook. Totdat de toenmalige chef op een dag zei: die Canadese kreeften, die worden ingevlogen vanuit Noord-Amerika, komen via Amsterdam deze kant op, waar ze weken liggen te wachten, zodat wij ze hier levend in de pan kunnen gooien. Dat is toch niet meer van deze tijd?
If it ain’t broke, don’t fix it, was de eerste reactie van maître-patron Elroy Slijkhuis. Maar het begon ook bij hem te knagen. In 2016 gooiden ze het roer om, op zoek naar een duurzamer Flores: veel planten, liefst van dichtbij uit een biologische tuin of voedselbos. Minder, maar verantwoorde dierlijke producten. Bio(dynamische) wijnen. Minder verspilling.
Tijdens de coronalockdowns brachten Slijkhuis en de huidige chef Luuk Freriks (ex-De Nieuwe Winkel) hun groenten-game naar een volgend level: ze ontwikkelden echte groentencharcuterie. Knolgroenten worden gepoft, gepekeld en gerookt. Vervolgens geënt met een koji, de Japanse schimmelcultuur waarmee traditioneel miso gemaakt wordt. Na drie dagen gaan de groenten de rijpkast in. Tijdens dit proces verandert niet alleen de structuur. De enzymen uit de schimmel breken suikers en eiwitten in de groenten af en produceren daarbij allerlei nieuwe, toffe, complexere smaaklagen.
De vlezige koji-geur in combinatie met de rookzweem geeft de pastinaak een echt hammig aroma. De dikke witte rand om de wortel doet denken aan die van een goede salami. Natuurlijk proef je dat het groenten zijn (biet blijft biet), maar die smaakt komt boven op een bevredigende, paddestoelige umami-ondertoon. Alleen de moeilijke smaak van koolraap (dat aardse radijzige dat geen radijs is – anders weet ik het niet te omschrijven) valt niet te camoufleren. Soit. Het is echt ontzettend leuk om te eten, heel smakelijk, zeker met een kleine vette toets van de daslookolie. En de crunchy, ingelegde, lichtbittere, groene miniwatermeloentjes bij wijze van cornichon. Een aanwinst voor ons collectieve palet.
Die groentencharcuterie is niet de enige reden om naar Flores te gaan, het is ook gewoon een fijne zaak om te tafelen. In de achtertuin staan tafeltjes tussen het grind, als ware het een Frans dorpspleintje, onder twee platanen, waarvan de takken in een tweedimensionaal vlak tot een dicht bladerdak zijn geleid. Erboven, grotendeels uit het zicht zolang er blaadjes aan de bomen zitten, is een zwembaddak geïnstalleerd, dat al naar gelang de weersverwachting dagelijks open of dicht kan worden geschoven. In de winter gaat de houtkachel aan.
Prima vet visje
Bij Flores zijn ze erg goed in pakkende, speelse groentengerechten. Zoals de lichtvoetige opener van verse geplisseerde, en snoepige halfgedroogde tomaatjes. De rins-animale ondertoon van geitenbotersaus geeft wat body. Versgeperste maanzaadolie trekt met een gebaksassociatie het zoete in de tomaatjes wat omhoog. Het is een fris, licht en heel compleet gerechtje. Hetzelfde geldt voor koolrabi geurig aangemaakt met moerasspirea (een zoetwaterkantplantje met een zoet-weeïge amandelachtige geur) en een choucroute met goudsbloem. Zonnebloempitcrème en pompoenpitmiso geven een stevige backbone, met een friszure bouillon van gefermenteerde zoete aardappel en een fruitige toets uit de olie van de verse szechuanpeperbes. Dit is een veel complexer gerecht dan zijn tegenhanger in het menu mét dierlijke producten (dat maar twee gerechten verschilt op zeven gangen): een soortgelijk aangemaakte, lokaal gekweekte beekridder (familie van de zalm). Prima vet visje. Beide onherkenbaar opgediend onder dakpansgewijs gerangschikte schijfjes zoete aardappel, een verwijzing naar het harnas van de (beek)ridder.
Eén keer schiet de fermentatiedrang uit de bocht: meiknol ingelegd in zuurdesem van haverzemelen in een schuim van gefermenteerde aspergeschillen ruikt toch iets te veel naar van die gevlochten wereldwinkelsandalen van touw. Oninteressant? Nee. Wil ik het nog een keer eten? Ook niet.
De verse tempeh van boekweit bij het hoofdgerecht daarentegen is waanzinnig lekker, zacht verend, romig van binnen, springlevend. Met hazelnoot en berenklauwzaad, in een zwoele whiskysaus op basis van plantaardige boter, met een pakketje geroosterde groenten. Een heerlijk compleet vegahoofdgerecht, dat flink zou opknappen van echte boter. Soit.
De vleeseter krijgt Schiphol-gans. Heel sympathiek en duurzaam natuurlijk, maar dat kunnen nogal eens taaie beesten zijn. Dat hebben ze hier getackeld, door het vlees fijn te snijden en te marineren in de shio koji, daar wordt het malser van. Die wordt dan smakelijk opgediend als plak worst gerold in krokante ganzenhuid en een eigen saus, met zwarte bes en biet.
De wijnen zijn allemaal meer of mindere mate natuurstijl. Zoals de bloederige, scherpe, maar sappige ‘cuvée WA’ gemaakt door een Japanner in de Languedoc-Roussillon van cinsault en een beetje pinot noir (hit!). Of de intense ongefilterde abrikozenpit-potpourri-viognier uit de Ardèche (wat mij betreft een jammerlijke miss). De sappen (bijna altijd combinaties van kombucha’s en vruchtensap) bootsen in alle gevallen de sfeer van de wijnen goed na. Zoals de kruidige kombucha met dennennaalden en zwartebessensap in geval van die cinsault – dezelfde balans tussen het dat sappige en vegetale. Of het vervreemdende funky honing-sinas-zemelen-aroma van de met probiotica gefermenteerde appelsap, naast die viognier – Ekoplaza meets Douglas.
Er is in ieder geval veel aandacht besteed aan de pairings, iedere drank doet iets met het gerecht (for better or worse). Noemenswaardig showelement is het non-alcoholische aperitief: een wijnglas, aan tafel opgespoten dik wit schuim, dat langzaam optrekt tot een bruisende verveine-kombucha.
Flores is royaal en fris, ontzettend sympathiek en gezellig. Een eigentijds en uitdagend maar tegelijkertijd zeer comfortabel groenterestaurant, waar je ook op een bewuste, gedoseerde manier van duurzame dierlijke producten mag genieten. Bistro 2.0.