De farmaceut Novo Nordisk blijft profiteren van de populariteit van de medicijnen Ozempic (voor diabetespatiënten) en Wegovy (voor obesitaspatiënten). Het Deense bedrijf, dat de afgelopen jaren uitgroeide tot het waardevolste bedrijf van Europa, boekte de eerste zes maanden van dit jaar een omzet van 18 miljard euro, een kwart méér dan in dezelfde periode vorig jaar. Dat blijkt uit de woensdag gepubliceerde halfjaarcijfers. Novo Nordisk stelt daarom de verwachte omzetgroei voor dit jaar naar boven bij: het verwacht een toename van 22 tot 28 procent; eerder was dat nog 19 tot 27 procent.
In zowel Ozempic als Wegovy zit de werkzame stof semaglutide, waar gebruikers flink van afvallen. Ozempic kwam eerder op de Nederlandse markt dan Wegovy – die trad pas vorig jaar toe en wordt nog steeds niet vergoed door de verzekeraar – waardoor eerder een run op Ozempic ontstond. Mensen gebruikten het om af te vallen, terwijl het bedoeld is voor diabetespatiënten. Vervolgens ontstond voor hen een tekort van het middel, waardoor veel diabetespatiënten noodgedwongen overstapten op alternatieven. Novo Nordisk kon de vraag naar het middel niet bijbenen en startte een campagne tegen het eigen medicijn.
Winfrey, Kardashian, Musk
Ondertussen verdiende de farmaceut er flink aan. Voor Wegovy zijn de Verenigde Staten een belangrijke afzetmarkt, waar het in 2021 beschikbaar werd op de medicijnenmarkt. In de VS heeft zo’n 40 procent van de bevolking obesitas en werd het middel extra populair na aanprijzingen door beroemdheden als Oprah Winfrey, Kim Kardashian en Elon Musk. In het afgelopen jaar groeide de wereldwijde verkoop van Ozempic met 37 procent en van Wegovy met 74 procent.
Toch is er niet alleen sprake van euforie: tegelijk met de naar boven bijgestelde omzetverwachting stelt het bedrijf de winstverwachting juist naar beneden bij. De nettowinst over het eerste halfjaar groeide met 16 procent tot 6 miljard euro, maar dat was minder dan verwacht omdat het bedrijf de vraag niet kon bijbenen. Een andere oorzaak voor de tegenvallende winst is het mislukte medicijn Ocedurenone, dat een hoge bloeddruk bij nierpatiënten moest tegengaan. Het middel flopte en kostte Novo Nordisk een afschrijving van 760 miljoen euro.
Daarnaast is Novo Nordisk niet de enige fabrikant met een revolutionair afslankmedicijn: er is een hele generatie nieuwe obesitasmiddelen onderweg. Novo Nordisk kan concurrentie van zowel kleine als grote farmaceuten verwachten, wat de prijs kan drukken. Die concurrentie is er nu vooral van de Amerikaanse farmaceut Eli Lilly, met het middel Mounjaro (werkzame stof tirzepatide). Dat lijkt in combinatie met leefstijlveranderingen nóg beter te werken. In Nederland is het nog niet beschikbaar, maar in de VS woedt al een tweestrijd tussen de twee farmareuzen om de afslankconsument.
Lees ook
Afslankmiddel Wegovy: ‘veilig en effectief’, toch niet vergoed
Hans Witjes (75) zegt het maar heel eerlijk: hij kon afgelopen nacht amper slapen. Om 6 uur − „dat mag je best weten” − is hij maar z’n bed uitgegaan en heeft hij het burgerlijk wetboek erbij gepakt. Is er nog een kans dat…?
Tafelgenoten Joop Looman (85) en Sjon (67) en Rita Rosbach (66) knikken instemmend. „Ik pakte donderdag elke tien minuten mijn telefoon”, zegt Sjon, armen over elkaar. „En toen nu.nl bekendmaakte dat het oordeel eraan kwam: elke minuut.”
Het viertal, allen geboren en getogen in Arnhem, zit zoals elke vrijdagochtend bij Arnhems Meisje, een grand café in een van de vele monumentale panden in de binnenstad. Normaal gesproken nemen ze dan onder het genot van een cappuccino rustig de week door. Maar de afgelopen tijd kon het op die vrijdagen maar over één onderwerp gaan.
Na jaren van financiële wantoestanden werd donderdag bekend dat de beroepscommissie van de KNVB definitief de proflicentie van SBV Vitesse intrekt. Een „meerjarig patroon van misleiding, omzeiling en ondermijning” van het licentiesysteem is het oordeel waarmee de club het moet doen, al is er nog een sprankje hoop: een kort geding bij de civiele rechter. Donderdagmiddag treffen beide partijen elkaar bij de voorzieningenrechter in Utrecht. De KNVB zei in een reactie het „heel erg” te vinden, „niet alleen voor de club zelf, maar ook voor de fans.”
Hans Witjes schudt zijn hoofd. „Dat is nou júist waar de beroepscommissie geen aandacht voor heeft.” Hij begint zijn vingers op te tellen. „Tuurlijk heb je de supporters en de club, maar denk ook eens aan de medewerkers op Papendal, de lokale ondernemers.” Ja, er zijn fouten gemaakt, maar dat de „regelneven” amper oog hebben voor het maatschappelijk belang van zo’n club, dat voelt wrang.
Lees ook
Ook beroepscommissie KNVB besluit: Vitesse verliest proflicentie. Stap naar de rechter laatste strohalm
Een steen voor 100 gulden
Sommige supporters weten niet wat ze moeten met dat gevoel, ziet Witjes. Loop een rondje door de binnenstad en je ziet de wildste krachttermen over de KNVB verschijnen. Maar hier aan tafel overheerst de boosheid niet. „We vinden het vooral heel jammer.”
Vooral Witjes, de prater van het stel, heeft een bijzondere band met de club. Samen met zijn zoon, die daarvoor speciaal om het weekend van Utrecht naar Arnhem reist, heeft hij een seizoenskaart. Hij kan zich nog goed herinneren hoe zíjn vader hem in de jaren zestig voor het eerst meenam naar het oude sportcomplex Monnikenhuize. Hij was erbij toen de club in ’66 kampioen werd van de Tweede Divisie. Als vijftienjarige stond hij op de houten ‘jongenstribune’ toen keeper en aanvoerder Frans de Munck − Sjon Rosbach: „de zwarte panter” − de beker in ontvangst nam. Nog altijd kan hij op commando één voor één de spelers uit de selectie noemen.
Als Hans, Sjon, Rita en Toon tijdens een wedstrijd om zich heen kijken? Dan zien ze jong en oud, laag- en hoogopgeleid, rijk en arm, verenigd in clubliefde.
Toen een paar jaar terug de eerste berichten naar buiten kwamen van gedoe rondom financiën maakten de mannen zich nog niet zoveel zorgen. Rosbach, gepensioneerd postbode en eveneens seizoenskaarthouder, maakt een golvende beweging met zijn vingers. „Goede tijden hebben zich altijd met slechte afgewisseld.” Hij kan zich nog de actie ‘Bouw mee aan een steengoed Vitesse’ herinneren. Dan kon je, we spreken eind jaren zestig, voor 100 gulden een steen kopen om de club uit financieel noodweer te helpen. „Het duurde best lang voordat we dachten: dit is echt menens.”
Nu het doek definitief lijkt te vallen, denken ze liever aan de mooie momenten. Eind jaren negentig, toen de Griekse goalgetter Nikos Machlas met liefs 34 goals topscorer werd. De zomer van 2017: Vitesse won de KNVB beker, en met z’n allen waren ze naar de Kuip getrokken. Seizoen ’12/13, toen het buitenlandse geld met de Georgische zakenman Merab Zjordania nog veelbelovend scheen en de club met topspelers als Wilfried Bony, Nemanja Matic en clubicoon Theo Jansen een tijdje op weg leek naar de landstitel. Of neem de airborne herdenkingen en het hele stadion dat de veteranen van De Slag om Arnhem eerde. Rita Rosbach: „Prachtig was dat.”
Lees ook
Hoe Vitesse de laatste kans van de KNVB verspeelde
Clubliefde
En eerlijk, het is wonderbaarlijk wat voor steun er vanuit de supporters is geweest de afgelopen jaren, zegt Witjes. Miljoenen werden er opgehaald. Lokale ondernemers hielden inzamelingsacties om de club eens een keer niet afhankelijk te laten zijn van buitenlandse investeerders. „En zelfs toen we degradeerden zat het stadion vol.”
Dat is verreweg het mooiste aan de club. Dat je mensen samenbrengt, misschien wel juist als het slecht gaat, zegt Rita Rosbach. Want Arnhemmers kunnen echt wel op elkaar zeiken hoor, dat geven ze hier aan tafel zo toe. Nuilen, noemen ze het, „op alles en iedereen”. Maar als Hans, Sjon, Rita en Toon tijdens een wedstrijd om zich heen kijken? Dan zien ze jong en oud, laag- en hoogopgeleid, rijk en arm, verenigd in clubliefde. Rita: „Een club brengt mensen bij elkaar. Wie weet hoe dat nu wordt..”
Hans Witjes laat zijn seizoenskaart zien. Foto: Dieuwertje Bravenboer
Even verderop lijkt het rond trainingscomplex Papendal alsof er niets aan de hand is. Onder toeziend oog van een handjevol supporters wordt er gewoon getraind door de mannen van de selectie die nog moeten afwachten wat er met hun salarissen zal gebeuren de komende tijd.
Beau en Stijn, twee vijftienjarigen met regenjassen aan die elkaar kennen van de basisschool, zien hoe hun favoriete speler Alexander Büttner, een jongen van de club, een crosspass geeft naar een teamgenoot.
„Misschien is het wel de laatste keer dat ze hier staan”, zegt Beau. Net zoals de vrijdagochtendclub hebben ze een seizoenskaart op tribune Oost. En net zoals Sjon, Hans en Joop erfden zij het fanschap van hun vader. En mochten er ooit kinderen komen? Zou je dan…„Natuurlijk”, zegt Stijn. Verder willen ze − net zoals andere aanwezige supporters − niet te lang praten. Ze komen hier om hun club te steunen.
Witjes, zo had hij nog gezegd na zijn laatste slok cappuccino, merkt dat hij zeker de afgelopen weken vaak terugdenkt aan de tijd dat híj als vijftienjarig jochie op de houten jongenstribune stond. „Maar ja”, zegt-ie. „Dat is nostalgie, en daar kopen we nu helemaal niks voor.”
Lees ook
Het is in Arnhem iedere dag ‘Vitesse Vrijdag’. ‘Ik zou niet weten wat ik moet doen als de club ophoudt te bestaan’
De kroonprinses arriveert in een korjaal met buitenboordmotor, stroomopwaarts over de bruinrode Nickerie-rivier in Suriname. Ter hoogte van het inheemse dorp Post Utrecht mindert de bootsman vaart, om aan de overkant aan te meren bij Hotel de Wereld.
Het was 9 maart 1965. Anton Lansdorf, inmiddels negentig jaar, stond met zijn vrouw en dochtertje toe te kijken bij de houten steiger. De onderhoudsmonteur zag hoe de 27-jarige Beatrix het plankier opstapte.
De steiger staat er nog altijd, al is het houtwerk vermolmd. Ernaast op een rivierstrandje liggen de kano’s waarmee de kinderen uit Post Utrecht, het tegenwoordige Lokono Shikuabana, naar school gaan in Wageningen.
„We brachten een zanghulde”, herinnert Lansdorf zich. Zodra de welkomstliederen verstierven, stapte er een meisje naar voren om de prinses een opgezette kaaiman aan te bieden. De meegereisde fotograaf wist alleen de staart van het reptiel vast te leggen, rustend op haar witleren handtas.
Prinses Beatrix neemt een opgezette kaaiman aan als cadeau tijdens haar bezoek aan Wageningen in 1965.
Foto Nationaal Archief
Dertien jaar eerder, in 1952, was Anton op deze plek aan land gegaan. Op dat moment bestond het Surinaamse Wageningen nog vrijwel alleen op de tekentafel van landbouwingenieurs uit Wageningen, Nederland. Hij ging als zestienjarige in „de werkplaats” aan de slag als leerling-monteur „onder twee blanke bazen”.
Tussen de palmen aan het Pionierspad zag hij torenhoge opslagsilo’s verrijzen, met daarnaast een fabriek voor het drogen en pellen van rijst. Uit een blinde muur aan de rivierkant steekt nog altijd de scheepslaadarm: een stalen transportband op stutten die de jute rijstzakken in het ruim van vrachtschepen deed belanden.
Nadat hij was bevorderd tot monteur kreeg Anton een houten, door de firma Bruynzeel gezaagde woning toegewezen. Een van zijn mooiste herinneringen was het moment waarop prinses Beatrix zijn witgeschilderde veranda betrad. „Ze wilde een arbeidershuis bezoeken en mijn vrouw en ik waren uitgekozen om haar te ontvangen.”
Carillon en bioscoop
Dit is het verhaal van twee steden met dezelfde naam. Beide hebben een Hotel de Wereld met een bar en een biljart, waaromheen zich in de hoogtijdagen het sociale leven drapeerde. In Wageningen aan de Rijn was op 5 mei 1945 in de gelambriseerde ‘capitulatiezaal’ van Hotel de Wereld de vrede getekend, in aanwezigheid van prins Bernhard. In 1955 opende diezelfde prins Bernhard aan de arm van koningin Juliana de rijstfabriek in Wageningen, Suriname.
Het oorspronkelijke Wageningen ligt op de 53e breedtegraad, het afgespiegelde op de 5e. Wageningen, Suriname is als een stekje van Wageningen, Nederland verpot naar de tropen. Het is een modeldorp met twee kerken, een carillon, ziekenboeg, sporthal, bioscoop en twee zwembaden. Gewonnen op het moeras en het regenwoud tussen 1950 en 1975. Geschapen naar Hollands evenbeeld. Langs evenwijdige straten (de Sliedrechtse, de Papendrechtse) waren houten prefabwoningen neergezet voor Surinaamse rijsttelers – Hindoestanen, Creolen en Javanen.
Koningin Juliana en prins Bernhard krijgen in 1955 een rondleiding door de rijstfabriek in Wageningen.
Foto Nationaal Archief
Veredelde rijstvariëteiten, ingezaaid vanuit vliegtuigjes, brachten in de bijbehorende Prins Bernhard-polder wonderbaarlijke oogsten op van acht ton per hectare. De planten hadden korte, stevige halmen, lange korrels en een groeiseizoen van slechts 105 dagen, waardoor je op de zeeklei van West-Suriname twee oogsten per jaar kon binnenhalen.
Omdat de landbouwuniversiteit van Wageningen mijn alma mater is, voel ik me verbonden met het lot van het Surinaamse Wageningen. Anno 2025 staat deze volksplanting een halve eeuw op eigen benen, net als heel Suriname. Hoe is het Wageningen-in-de-tropen al die tijd vergaan?
Klooiencommissie
Samen met mijn Surinaamse studievriend Manodj Hindori volgde ik in 1986 het vak ‘Optimaal gebruik irrigatiewater’. Aansluitend reden we in een Ford Transit-busje naar Spanje voor het veldpracticum bodemkunde, waar we van olijfgaard naar olijfgaard trokken met een Edelmangrondboor op onze schouders. Manodj zou na die zomer terugkeren naar Suriname om, in navolging van zijn vader, zijn land vooruit te helpen.
Veel meer dan ik is Manodj een zoon van Wageningen. Hij is er geboren, in 1961, in een studentenflat aan de Dijkstraat. Zijn moeder, nu ver in de negentig, komt uit Curaçao; zijn Hindoestaans-Surinaamse vader studeerde van 1955 tot 1962 aan wat toen nog de Landbouwhogeschool heette. Als lid van de ‘klooiencommissie’ bedacht George Hindori ludieke avonden op de studentensociëteit Ceres.
Terug in Suriname werd Hindori senior eind jaren zestig toezichthouder van de rijstonderneming in Wageningen. Als parlementslid in Paramaribo wilde Manodj’ vader de band met Nederland niet overhaast verbreken: Suriname was in 1975 naar zijn idee nog niet klaar voor de onafhankelijkheid. Het kabinet-Den Uyl wilde echter hoe dan ook van het laatste restje tropisch Nederland af – en had daar 3,5 miljard gulden voor over. „Het geld is voor en ván jullie”, sprak minister Jan Pronk, die als jeugdige linksbuiten de Nederlandse koloniale veren afschudde.
De creoolse volksvertegenwoordigers durfden de sprong aan, maar in het parlement kwamen ze één stem tekort. Honderd dagen voor de beoogde soevereiniteitsoverdracht trok de Surinaamse oppositie naar Den Haag om uitstel te bepleiten. De enige die zich bedacht, was ingenieur George Hindori: zonder overleg met zijn vrouw of kinderen brak hij met de partijdiscipline van de Hindoestaanse VHP en leverde op persoonlijke titel de beslissende stem vóór Srefidensi, onafhankelijkheid, op 25 november 1975.
Drie papegaaien
Ons weerzien onder de mahoniebomen van Paramaribo is onwerkelijk. Manodj Hindori’s brasa is zo stevig dat ik mijn adem inhoud. Zijn vrouw Ashna vraagt wanneer we elkaar voor het laatst zagen. Hardop rekenend komen we uit op 39 jaar geleden; bij een pizza in de Wageningse Molenstraat na afloop van de presentatie van onze Spaanse erosiekaart.
Ashna is zelf ook geboren in Wageningen – in het warme Surinaamse. Haar wieg stond in een paalwoning aan de Sliedrechtse straat. Haar vader werkte als boekhouder bij de rijstpellerij.
Zodra Wageningen in 1971 op het wegennet van Suriname was aangesloten, kocht hij op afbetaling een verchroomde Hillman Avenger. Na nog vier dienstjaren verhuisde het gezin naar Paramaribo. Vanaf de achterbank verwonderde Ashna zich over de zee van groene-wit-rode vlaggen met de heldergele ster in het midden. Ze kwamen aan in de week van de onafhankelijkheid – tegelijk met een dertigjarige, in Nederland opgeleide sergeant: Desi Bouterse. Hij had eervol ontslag gekregen uit het Nederlandse leger om te dienen in het Surinaamse.
De vader van Ashna, Parmanand Mohangoo, leeft in Paramaribo samen met drie papegaaien. Flori, de oudste, is zo’n 35 jaar geleden komen aanwaaien in zijn tuin. „Ze is gauw beledigd”, zegt Ashna, die de bosgroene vogel op haar pols binnendraagt. „Als je haar als laatste een koekje geeft, gooit ze het voor je voeten op de grond.”
Aangezien Flori niet praat maar pikt, luister ik met opgetrokken knieën naar de verhalen van vader en dochter over het leven ‘op Wageningen’ – zoals ze allebei zeggen. „Het is toch ook óp Texel, en óp Ameland?”, zegt Ashna, die als medisch onderzoeker in Leiden heeft gewerkt. Het Surinaamse Wageningen, zo moet ik het voor me zien, is een eiland in een uitgestrekt moeras.
„Je kon er alleen met de boot komen”, zegt Parmanand. Hij begon er op z’n achttiende als assistent-boekhouder, in het jaar van het prinsesbezoek, 1965. „De tocht vanuit Nieuw Nickerie duurde drie uur. We werkten twee weken en hadden dan een weekend vrij.’
De rijstopslag in Wageningen in 1955.
Foto Willem van de Poll/Nationaal Archief
Zundapp-brommers
Op Wageningen leerde Parmanand zwemmen en biljarten. Elke week ging hij naar de bioscoop, waar westerns draaiden. „We kwamen niets tekort. Alles was gesubsidieerd, tabak, blikjes corned beef, de kadetjes van de bakkerij en natuurlijk de rijst.”
Op Wageningen had hij zijn vrouw ontmoet, die er als typiste werkte. Wacht, ze is te zien in een documentaire uit 1971 die onlangs, voorzien van weemoedig Surinaams commentaar, op YouTube is gezet. Op het scherm van Parmanands telefoon zien we landarbeiders op Zundapp-brommers voorbijkomen, een melkbezorger op een transportfiets, het carillon, de moskee en de hindoetempel, een schip genaamd Beatrix en boven de rijstvelden de stuntende dubbeldekkers van de Surinam Sky Farmers.
We zien witte, zwarte en bruine mensen badminton spelen, vliegeren, musiceren. Gespetter in het buitenbad Mamio. Ashna zelf komt er ook in voor: als baby op de arm van haar moeder in het consultatiebureau.
Als ik naar Parmanand opkijk, zie ik heimwee in zijn ogen. „Ik ben trots op Wageningen”, zegt hij. „Het was de beste plaats om te wonen in heel Suriname.”
Maar waren de verhoudingen er niet… koloniaal?
Parmanand komt overeind. „Het verhaal gaat dat Surinamers niet naar binnen mochten in Hotel de Wereld. Maar dat is gewoon niet waar. Hotel de Wereld was het trefpunt van het hogere kader, de directieleden…”
In de hoteltuin aan de Nickerie lag het tweede zwembad van Wageningen, Flamingo. De meeste gasten die daar een duik namen hadden een witte, soms roodverbrande huid. Maar ook de Hindoestaan Ramsewak Shankar, sinds 1971 de eerste Surinaamse directeur van het rijstbedrijf, was kind aan huis in Hotel de Wereld. „U weet toch dat ingenieur Shankar het later tot president van de Republiek Suriname heeft gebracht?”
Beroemdste alumnus
Ir. Shankar was met afstand de beroemdste alumnus van Wageningen. Ik kende ook zijn tragiek: als staatshoofd van Suriname was hij op kerstavond 1990 bruut afgezet tijdens de vernederende ‘telefooncoup’. Desi Bouterse vond hem maar een slappeling, ‘een joker’. Tijdens een bezoek van Shankar aan Nederland stond op de voorpagina van NRC Handelsblad een foto van de president als een bedeesd kijkende man in een trenchcoat, die met zijn armen stijf omlaag bij het Torentje in Den Haag staat te wachten op zijn afspraak. „Als dit het symbool is van onze natie, dan zijn we in de problemen”, riep de legerleider, 48 uur voordat hij de staatsgreep pleegde – zijn tweede.
In 1975 had Shankar van de ene op de andere dag de op Hollandse leest geschoeide moerasnederzetting in de schoot geworpen gekregen. Als onderdeel van de Srefidensi werd hem de leiding toevertrouwd over een florerend rijstbedrijf met zo’n duizend werknemers, een pelmolen en een drogerij, een pompgemaal met drie Stork-motoren, honderden kilometers aan bevloeiingskanalen, een rijstareaal van tienduizend hectare, een veebedrijf met duizend koeien, het veredelingsstation in de Prins Bernhard-polder, een machinepark van tractoren en speciaal ontworpen maaidorsers op rupsbanden, ja, een complete, zelfvoorzienende company town met een postkantoor, een bibliotheek en Hotel de Wereld – voor het symbolische bedrag van 1 Surinaamse gulden.
Ik was benieuwd of Shankar net als zijn Hollandse voorgangers door ‘zijn’ Wageningen fietste om erop toe te zien dat niemand een rommeltje maakte van zijn erf. Alleen: hij reageerde niet op mijn herhaalde interviewverzoek.
Manodj, die zelf als ingenieur Hindori jr. het overkoepelende waterschap van West-Suriname had voorgezeten, belde hem op. Hij kreeg een kribbige man aan de lijn die niet wilde terugblikken – ook niet in het licht van de viering van vijftig jaar Surinaamse soevereiniteit.
Kapwerkzaamheden tijdens de aanleg van de Wageningse rijstpolder.
Foto Nationaal Archief
Koffiemamabomen
Gelukkig hebben twee Surinaamse adjudanten van Shankar in hun memoires de lotgevallen van Wageningen uitvoerig gedocumenteerd.
Daisy Liong a Kong, een onderdirecteur in hemdsmouwen die gratis tennislessen gaf aan de jeugd, neemt je in Wageningen, een parel verrezen uit moeras en oerwoud mee terug naar 24 september 1949, wanneer de eerste landmeters zich een weg kappen door het oerwoud. Zware machines van de Marshallhulp gaan de strijd aan met ‘koffiemamabomen’ die zich pas laten rooien nadat de schors is ingesmeerd met landbouwgif. Ploegscharen van de firma Werklust uit Apeldoorn ‘trekken’ V-vormige sloten.
Aanvankelijk werft de overkoepelende Stichting Machinale Landbouw, kortweg SML, Hollandse boeren, maar dat is geen succes. Het dozijn pachters dat zich laat ronselen keert al in de jaren zestig terug naar de Flevopolders, waarna het ontginningswerk zich officieel richt op de ontwikkeling van Suriname. Wageningen, Suriname wordt een pronkstuk van de Landbouwhogeschool Wageningen om de wereld te laten zien: rijst telen doe je zo.
Lyrisch beschrijft Liong a Kong de meerdaagse oogstfeesten, wanneer de populairste bands uit Paramaribo komen optreden in het park bij het zwembad.
Gewasveredelaar Paul Lieuw Kie Song toont in zijn memoires met cijfers en staafdiagrammen aan dat de rijstteelt in Wageningen in 1975 winstgevend was. Maar al in het eerste seizoen na de onafhankelijkheid blijken 23 van de 37 landbouwmachines aan vervanging toe. De directie wil investeren, maar het ministerie van Landbouw in Paramaribo heeft andere prioriteiten.
Wageningen, Suriname wordt een pronkstuk van de Landbouwhogeschool Wageningen om de wereld te laten zien: rijst telen doe je zo
De centraal geleide company town komt echt in de knel wanneer sergeant Bouterse op 25 februari 1980, samen met vijftien handlangers, zijn eerste staatsgreep pleegt. Als een echo van de beschieting van het Hoofdkantoor van Politie in Paramaribo, ploppen er in het afgelegen Wageningen ‘volkscomités’ en ‘rijstraden’ uit de grond. Volleybal- en badmintonnetten worden vervangen door spandoeken en rode banieren.
Voortaan vloeien de gelden die Wageningen met de rijstexport verdient naar de kas van Bouterse en zijn kameraden. Geldnood dwingt de Stichting Machinale Landbouw al in 1981 om honderd werknemers te ontslaan. Zij krijgen als dank een kapotte landbouwmachine mee naar huis, groter naarmate hun dienstverband langer had geduurd. Deze ‘roestige handdruk’ zal ingenieur Shankar de das omdoen. Niet alleen verandert Wageningen in een sloopplaats, een van de weggebonjourde werknemers vecht zijn ontslag aan bij de Militaire Raad in Paramaribo. Wanneer de Surinaamse directie, ingenieur Shankar voorop, weigert deze Bouterse-aanhanger terug in dienst te nemen, wordt zij gedwongen om zelf op te stappen.
Onder de kop ‘de plundering’ beschrijft Lieuw Kie Song hoe „op een vroege ochtend een colonne van zes auto’s geheel in militaire stijl” de Prins Bernhardpolder binnenrijdt. Onder bewaking van een soldaat worden alle laboratoriumapparaten ingeladen en meegenomen, net als de handboeken uit de bibliotheek en het zaaizaad van alle variëteiten Oryza sativa, die inmiddels wereldfaam genieten.
Huisarrest
Ik wist niet dat Manodj destijds – op afstand vanuit Wageningen-aan-de-Rijn – de sergeantencoup van Desi Bouterse had toegejuicht. Maar het had me niet hoeven verbazen. Alle tropenstudenten die ik kende kwamen op voor linkse bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld.
„In het begin was ik verlegen”, zegt Manodj. „Maar in Wageningen werd ik al gauw een linkse jongen.”
Solidariteit met overzeese strijdgroepen was voor mij vrijblijvend, voor Manodj niet. Meteen na de sergeantencoup had zijn vader huisarrest gekregen. „Zijn paspoort werd afgenomen. Hij kon het land niet uit.”
De Baas verbood alle politieke partijen behalve de PALU, de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie, een marxistisch verbond van voornamelijk Surinaamse landbouwingenieurs van de koude Wageningse grond. De nummer twee, ingenieur Winston Caldeira, had zich al in 1970 uitgesproken tegen het „puur koloniale” karakter van Wageningen, Suriname. Nadat Bouterse hem in 1980 tot hoofd van het planbureau had benoemd, begon hij de Stichting Machinale Landbouw uit te knijpen als een citroen.
Manodj vertelt dat hij zich in 1982 rot geschrokken was van de Decembermoorden, maar ook: dat hij nog even in dubio had verkeerd over de revolutionaire noodzaak ervan. Pas toen hij de zomer van 1983 doorbracht in Suriname, kwam hij tot inkeer. Rijdend in de auto van zijn vader werd Manodj aangehouden door een soldaat die hem met het geweer in de aanslag commandeerde uit te stappen, de kofferbak te openen, zijn rijbewijs te tonen.
„Ineens drong het tot me door, ons land is in handen gevallen van een typische Zuid-Amerikaanse junta.”
PALU-secretaris Winston Caldeira werd na de Decembermoorden bevorderd tot minister van Financiën. In die hoedanigheid wist de Wageningse landbouweconoom de rijstfabriek – „die de uitbuiting van het Surinaamse volk tot doel had” – op de knieën te dwingen: midden jaren tachtig vielen de pelmolen en de drogerij stil; de scheepslaadarm roestte vast aan de stalen stutten boven het Pionierspad.
Een verlaten en vervallen woning in het huidige Wageningen.
Hotel de Wereld in Wageningen in 2025.
Foto’s Frank Westerman
Rijstpopcorn
Hotel de Wereld staat er nog.
„Molenweg 1”, zegt Yericho Satiman, onderweg in zijn bestelbusje over de groene kustvlakte van Suriname. „Maar het is al tijden gesloten.”
Wekelijks pendelt Yericho als handelsreiziger tussen Paramaribo en zijn woonplaats Wageningen. De bagageruimte achter ons is volgestouwd met dozen kroepoek en rijstpopcorn. ‘Huisgemaakt door Tante Erna’, staat er op de verpakking. Hoewel de zakjes bestemd zijn voor de supermarkten, mag ik er onbeperkt van proeven. Erna is zijn moeder. Met een badmuts over haar haren staat ze hele dagen in de keuken te frituren.
Al rijdend haalt de 21-jarige Yericho een biljet van 500 Surinaamse dollar uit zijn portemonnee, waarop een in Wageningen gebouwde maaidorser staat afgebeeld. „Mijn opa was machinist op zo’n rijstcombine”, zegt hij. Halverwege de rit maken we een korte stop om rode ibissen te spotten. Tussen de worteltakken van de mangrove scharrelen er twee – garnaaltjes pikkend uit de zilte modder.
Een uur later zien we in de verte twee reusachtige oogstmachines de vaalgele velden afgrazen. Er wordt nog volop rijst geteeld in de Wageningen-polders: de laatste werknemers hebben uit de failliete boedel van de Stichting Machinale Landbouw een kavel van 24 hectare gekregen. De meesten van hen verpachten hun grond aan een handvol rijstmagnaten uit Nieuw Nickerie, die nog onverminderd een beroep doen op de vliegtuigjes van de Surinam Sky Farmers. Niet het onafzienbare rijstareaal onder de spectaculaire wolkenluchten, maar het bijbehorende servicedorp kwijnt weg.
Het eerste wat ik daarvan zie (omdat Yericho me erop wijst) is de oude mulo, een raamloos schoolgebouw dat schuilgaat onder frisgroene klimplanten. Over de manier waarop Wageningen, Suriname te gronde is gericht, haalt Yericho zijn schouders op. Zo gaat dat nou eenmaal. Omdat ik niet bekend ben met ‘zo’, legt hij uit: alles van waarde dat loszat is gestolen, en alles wat vastzat voor een appel en een ei verdeeld onder de politieke vrienden van „de heer Bouterse”.
Diner op de dijk
Vijftig jaar na de verzelfstandiging, begint Wageningen aan de Rijn zich opnieuw te bekommeren om haar evenknie in de tropen. In september 2024 vond het jaarlijkse ‘diner op de dijk’ gelijktijdig plaats met een picknick in het park van Wageningen, Suriname. Op beide halfronden konden de eters via een videoverbinding naar elkaar zwaaien.
Ook de universiteit laat zich niet onbetuigd: een aantal ingenieurs staat op het punt de ‘Dekoloniale Stichting Wageningen-Wageningen’ op te richten, terwijl jonge academici nieuwe studies publiceren. In haar artikel ‘Een koloniaal rijstproject in Wageningen, Suriname’ haalt historica Larissa Schulte Nordholt de oude uitspraken van Bouterse-adept Winston Caldeira aan – om met hem te concluderen „dat het Wageningenproject bij uitstek koloniaal van aard was”.
Nieuw is ook de door haar begeleide masterscriptie In Memory of Colonial Wageningen, Suriname. Auteur Eefje van Dael heeft een enquête laten houden onder 24 (oud-)Wageningers.
#10 herinnert zich „een prachtig Nederlands dorp, met aangeharkte tuinen”.
#12 „als ik terugdenk word ik emotioneel”, „alles is verloederd”, „het is om te huilen”.
#17 zegt stellig: „Wageningen was ontwikkeld, de rest van Suriname niet.”
De onderzoekster kwalificeert zulke antwoorden als uitingen van ‘koloniale nostalgie’. Haar politieke oriëntatie is links, zo verduidelijkt ze, en dat brengt met zich mee dat ze „sterk negatief over het kolonialisme” denkt. Met tal van literatuurverwijzingen legt ze uit dat het weemoedige terugblikken van de Surinaamse Wageningers „nog een wijze [is] waarop het kolonialisme vandaag de dag voortleeft”. Zij zijn blootgesteld aan „een wereldbeeld van kapitalistische moderniteit”. Witte bazen gaven instructies aan hun gekleurde ondergeschikten, en deze „etnische hiërarchie” is de werknemers van de SML ongemerkt onder de huid gekropen; zozeer dat zij naar hen terugverlangen.
De geïnterviewden zien een wereld van verschil tussen een suikerplantage met slavenarbeid (koloniale uitbuiting) en een rijstpolder uit de tweede helft van de twintigste eeuw (ontwikkelingshulp). De plantage was een vloek, de polder een zegen. Voortaan deden machines het zware werk. Niemand hoefde meer te bukken om de zaailingen over te planten in de bevloeide akkers – vliegtuigjes kwamen het zaad uitstrooien.
#17 noemt het „een goede zaak” dat het bos is gekapt en de zwamp, het moeras, „bewoonbaar gemaakt”.
#18 „We hebben er tienduizend hectare landbouwgrond bijgekregen.”
Naar eigen zeggen hebben de (oud-)Wageningers geen discriminatie ervaren, of ze wuiven het weg als onbeduidend. De hedendaagse Wageningse landbouwkundige schrijft hun houding toe aan de ‘koloniale mentaliteit’ die zich van hen heeft eigengemaakt. „Mijn conclusies”, schrijft ze, „komen niet overeen met wat de geïnterviewden hadden gehoopt dat ik over Wageningen zou overbrengen”.
Oud-monteur Anton Lansdorf.
Foto Frank Westerman
Spookambtenaren
Soepel staat oud-monteur Anton Lansdorf op uit zijn tuinstoel en verjaagt een paar kippen. De negentigjarige, wiens leven in Wageningen zowel de opkomst als de ondergang van de Stichting Machinale Landbouw omspant, draagt een honkbalpet met het logo van Caterpillar. „Ik wil u alles laten zien”, zegt hij, „behalve de centrale werkplaats.” Wanneer we daar in het busje van Yericho voorbij rijden, wendt hij zijn hoofd af. „Mijn hart bloedt als ik bedenk dat ik daar 44 jaar heb gewerkt.”
Al een kwarteeuw is de centrale werkplaats een kerkhof van rijstcombines, tractoren en speedboten. Ik zie een loods met ingezakte dakspanten waar geboomte bovenuit steekt met luchtwortels als dreadlocks.
Met Anton Lansdorf bezoeken we het pomphuis (waar de turbines onder de vleermuispoep zitten), de scheepslaadarm (een tropische plantenbak op palen), sporthal Masanga (waarvan geen ruit meer heel is) en het buitenbad Mamio (leeg op wat bruine drab na).
In de tuin van een verlaten Bruynzeelwoning staat een oude, door zijn assen gezakte schoolbus, die de chauffeur als ‘roestige handdruk’ had meegekregen.
Wageningen telt nog een paar honderd inwoners. „De meesten zijn spookambtenaren”, zegt Yericho. „Ze krijgen betaald om de bermen langs de weg te maaien.”
„Maar dat gebeurt niet?”, vraag ik.
„Daarom heten ze spookambtenaren. In verkiezingstijd kun je eenvoudig een baantje krijgen. In ruil voor je stem.”
Wageningen is onder vijftig jaar zelfbestuur weggeroetsjt van riches to rags
Tijdens de regentijd van 2021 zakte het dorp verder in de prut doordat een 53 jaar oude sluisdeur bezweek. Terwijl Wageningen blank kwam te staan, brandden er huizen af door kortsluiting.
Om de hoek bij het slavernijmonument dient zich de Molenweg aan. De Surinaamse versie van Hotel de Wereld is langgerekt, met een schuin metalen dak, zo te zien zonder gaten. Het gebouw is nogal non-descript, en vooral: doods. Er liggen vuilnisbakken op hun zij, de inhoud ligt half verbrand na te smeulen.
Op zoek naar restanten van het zwembad Flamingo stuiten we op een gezin van landkrakers dat de Nickerie-rivier is overgestoken. Onder luifels van tentdoek, vastgemaakt aan de dakrand van Hotel de Wereld, bivakkeert een tiental inheemse Surinamers uit het tegenoverliggende dorp.
Het pad naar de steiger waar prinses Beatrix in 1965 aan land ging, doet nu dienst als brommerwasserij. Ik voel me net een locatiescout voor een nieuwe documentaire met historische beelden van vóór de onafhankelijkheid, afgewisseld met de aanblik van vandaag. Wageningen is onder vijftig jaar zelfbestuur weggeroetsjt van riches to rags.
Het zwembad in Wageningen staat nu leeg.
Foto Frank Westerman
‘Gepasseerd station’
Terwijl ‘dekolonisatie’ hét buzzword is aan de Nederlandse universiteiten – ook aan die van Wageningen– hoorde ik in Wageningen, Suriname uit verschillende monden een roep om de terugkeer van de Nederlander. Of hij het zou toejuichen als er weer witte ingenieurs naar Wageningen kwamen? „Liever vandaag dan morgen”, zei Anton Lansdorf zonder ook maar een tel te hoeven nadenken. De vader van Ashna, Parmanand Mohangoo antwoordde op dezelfde vraag: „Ik zou het Wageningen toewensen.”
De Surinaamse vlogger Puck Darlington, die de oude documentaire uit 1971 van vers commentaar heeft voorzien, richt zich aan het einde rechtstreeks tot Nederlandse boeren van nu. Nadat de Starlighters het nummer ‘Wageningen’ ten gehore hebben gebracht (Nou heb ik een heleboel rijst geplant/en word ik een rijke man) besluit hij: „Misschien kunnen jullie een boerderij beginnen daar? De mensen daar zijn gewend aan Nederlandse mensen, de Wageningers zullen echt geen problemen hebben met welwillende Nederlandse boeren.”
Een gelijkluidende wens klinkt op uit de recente Wageningse studie. Geïnterviewde #13 herinnert zich de periode vóór 1975 als „de meest aangename tijd” uit haar leven. „Het was een verrijking voor Wageningen dat de landbouwingenieurs uit Nederland naar Suriname kwamen […]. Ik heb daarvan kunnen profiteren.”
Op de vraag hoe zij zouden willen dat hun dorp er vandaag de dag uit zou zien, antwoordt #1: „Zoals het ooit was. In het begin.” #7 vult aan: „Hoe het vroeger was.” #12 merkt op dat er Wageningen stemmen opgaan voor „de terugkeer van de witte mensen”.
Op mijn laatste avond in Paramaribo neemt Manodj me mee naar het terras van het Hardrock Café. Bij hem thuis kwam vroeger geregeld ter sprake of Suriname beter af zou zijn geweest zónder Srefidensi: wat als zijn vader bij zijn oorspronkelijke overtuiging was gebleven, dat 1975 te vroeg was voor onafhankelijkheid?
„Maar weet je, het is gewoon een gepasseerd station”, zegt Manodj bij een fles Parbobier in de zwoele avondlucht. „Vier op de vijf Surinamers zijn na 1975 geboren. We zijn een jonge natie. En jonge mensen willen vooruitkijken.”
Opnieuw verraste de BoerBurgerBeweging de buitenwereld deze week met twee politieke overstappers. Pensioenspecialist Agnes Joseph van NSC heeft zich per direct bij BBB aangesloten, en staat nu op plek acht van de voorlopige kieslijst, die vrijdag bekend is gemaakt. Oud-VVD-Kamerlid Helma Lodders, voorzitter van brancheorganisatie Vee & Logistiek Nederland, is voorgedragen als een lijstduwer van BBB op plek 49.
Met name de overstap van Joseph van de ene naar de andere coalitiepartij is opvallend en gevoelig. Ze voelde zich bij NSC niet gesteund bij haar − gesneuvelde − plannen voor meer inspraak voor pensioengerechtigden bij de stelselhervormingen, bleek uit een interview in De Telegraaf. Ze heeft beseft dat pensioenen voor haar grotere drijfveren zijn dan „goed bestuur en rechtsstatelijkheid”, de speerpunten van NSC.
Lees ook
Kamerlid Agnes Joseph per direct weg bij NSC, maakt overstap naar BBB
De grootste verrassing was destijds voormalig CDA’er Mona Keijzer, die BBB-minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Asiel en Migratie werd, en nu opnieuw op nummer twee staat. Keijzer werd in september 2023 naar voren geschoven als ‘premierskandidaat’, na de grote overwinning van BBB bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in maart van dat jaar.
Achteraf zei Van der Plas dat media te veel nadruk legden op Keijzer als ‘premierskandidaat’; BBB daalde inmiddels in de peilingen, vooral na de lancering van de nieuwe electorale concurrent NSC van Pieter Omtzigt.
Na de komende verkiezingen hoopt BBB opnieuw te kunnen regeren in „een sociaal-conservatieve coalitie”, zegt Van der Plas in een persbericht bij de kieslijst. Bij voorbaat sluit BBB geen andere partijen uit, wel noemt Van der Plas het „onbegrijpelijk” dat „de VVD de PVV bij voorbaat uitsluit, maar wél openlijk flirt met het radicale GroenLinks”. De PvdA, met wie GroenLinks één fractie vormt, staat er niet bij vermeld.
‘Aardverschuiving’
Twee jaar geleden waren er bij BBB nog zorgen of ze genoeg gekwalificeerde kandidaten voor de Tweede Kamer konden vinden. Campagneleider Henk Vermeer verwachtte toen vooraf een politieke „aardverschuiving” in Den Haag. -Maar BBB bleef na de verkiezingen van 2023 uiteindelijk steken op zeven zetels – met Joseph erbij nu acht.
De vraag is of BBB, met nieuwe gezichten zoals Joseph en Lodders, bij deze verkiezingen het tij kan keren. En of Joseph als nummer acht bij BBB, even hoog als bij NSC in 2023, wel op een verkiesbare plek staat.
Het grote verschil met twee jaar geleden is dat BBB, met ooit ruim dertig zetels in de peilingen, nu op twee tot vier Kamerzetels staat in Peilingwijzer, een combinatie van peilingen. Alles kan nog gebeuren tot de stembussen sluiten op 29 oktober, maar als die peilingen uitkomen, zouden naast partijleider Van der Plas en Mona Keijzer alleen mede-oprichter en campagneleider Henk Vermeer (nummer drie) en landbouwminister Femke Wiersma (nummer vier) een zetel winnen.
Staatssecretarissen
Ook is het afwachten of we de demissionaire BBB-staatssecretarissen terug gaan zien na de verkiezingen. Gijs Tuinman van Defensie staat op de kieslijst op nummer zes, Jean Rummenie van Landbouw op dertien, Eddie van Marum van Binnenlandse Zaken op veertien.
Van de huidige Tweede Kamerfractie staan Marieke Wijen-Nass, Claudia van Zanten en Martin Oostenbrink nog steeds in de top-10 van de voorlopige kieslijst van BBB (naast nieuwkomer Joseph).
Mariska Rikkers-Oosterkamp stelt zich niet opnieuw verkiesbaar omdat ze „een nieuwe betekenisvolle uitdaging” in het noorden van het land wil aangaan, maakte ze eind juli bekend. Wat die uitdaging is, stond er niet bij.
Kamerlid Cor Pierik, die twee jaar geleden in de politiek stapte na 33 jaar bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te hebben gewerkt, maakte eind juni bekend niet terug te keren. Het lukte Pierik in Den Haag niet altijd „zich volledig in te zetten in een omgeving waar de feiten niet altijd leidend zijn”, stond onder meer in zijn toelichting.
Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond onterecht dat Derk Jan Eppink geen BBB-lid meer zou zijn. Dit is gecorrigeerd.
Lees ook
BBB-senator Kemperman verrast fractie met vertrek, maar onvrede over koers is breder