Filosoof en ecoloog Matthijs Schouten: ‘Tóch ben ik hoopvoller over de natuur dan ooit’

Na een klein kwartier wandelen in lenteachtig Amelisweerd bij Utrecht – bloemen in bloei, zoemende hommels – vraagt filosoof en ecoloog Matthijs Schouten om even niet te praten maar te kijken, luisteren, er te zíjn, („da sein, zoals Heidegger het mooi noemde”). Vijf minuten gehurkt bij een stel gele bloemetjes en een boomstam, mond dicht, ogen, neus en oren open.

Het kost veel moeite om zomaar het denken te stoppen, en vijf minuten blijkt erg lang. Is het een boterbloem, nee speenkruid, kriebelt daar een wants of is het een kever, waar ben ik nou mee bezig, is de tijd al om, kom ik zo wel aan de vragen toe voor het interview?

„Als je dit elke dag vijf minuten zou doen, dan gebeuren er wonderlijke dingen, dan wordt de natuur een vertrouwde aanwezigheid, die zich gaat onthullen”, zegt Schouten, „waardoor je er een volstrekt andere relatie mee krijgt.”

Schouten wordt af en toe ingehuurd om deze oefening te doen met bestuurders van grote bedrijven en topambtenaren, die dan vaak óók een beetje ongeduldig en ongemakkelijk worden. „Maar als ze het op een vast moment van de dag gaan doen, gewoon in hun eigen tuin, dan gaan ze vanzelf bomen groeten”, lacht hij.

De relatie van mensen met de rest van de natuur, en wat daar allemaal in misgaat, is al decennia de kern van zijn werk. Schouten (71) was buitengewoon hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer aan Wageningen University, hij nam in maart afscheid met een symposium over mens-natuurrelaties bij Staatsbosbeheer, waar hij sinds de jaren 90 ‘huisfilosoof’ was. Hij blijft schrijven en bestuurders begeleiden, hij is daarnaast boeddhistisch leraar en hoogleraar natuur- en landschapsbescherming aan het Ierse University College Cork.

Wat veel mensen een ‘klimaatcrisis’ noemen, is in wezen iets heel anders, volgens Schouten: het is een „crisis van de ziel”, die een andere relatie met de natuur noodzakelijk maakt.

De boom als persoon

„Neem deze boom”, zegt hij terwijl we verder wandelen. „Die kun je op totaal verschillende manieren bekijken. Ik kan hem, in de woorden van filosoof Martin Buber, zien als stijf oprijzend groen, waar zilverkleurig licht doorheen schijnt. Ik kan hem zien als een proces van sapstromen die eindeloos heen en weer gaan. Ik kan hem zien als een soort: hem indelen naar zijn plaats in een taxonomisch systeem. Ik kan hem ook zien als een uiting van natuurwetten. Maar in al die zienswijzen blijft de boom een object, los van jezelf, je hebt er geen echte relátie mee. De uitdaging is om de boom niet als object te zien, maar te zien als een aanwezigheid waar je een relatie mee kunt aangaan. Als een ‘jij’ in plaats van een ‘het’.”

De mensen die op die manier naar de natuur kijken, voelen zich onderdeel van één groot „web van leven”, zegt Schouten. Hij heeft het trouwens liever niet over ‘natuur’, omdat dat een onderscheid veronderstelt tussen mensen en de rest, maar over ‘het leven zelf’.

ecoloogMatthijs Schouten De uitdaging is om de boom niet als object te zien, maar te zien als een aanwezigheid waar je een relatie mee kunt aangaan

Volgens hem is er volop wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat het beeld van de mens die buiten en boven de rest van de natuur staat, een fundamentele misvatting is. „Er is bijvoorbeeld geweldig onderzoek gedaan in ziekenhuizen. Daar onderzochten ze de hersteltijd van patiënten na een zware operatie, en welk effect uitzicht op natuur daarop had. Zelfs een poster van een jungle versnelt het herstel. We weten diep van binnen dat de blik van de mens als heerser over de natuur niet klopt, wij hebben de natuur nodig, we zijn er onderdeel van.”

Hoopvol

Hij zegt dit al decennia, maar echt lekker gaat het niet met de natuur: we zitten in Nederland midden in een stikstofcrisis, het uitsterven van diersoorten gaat snel door, vlinders raken gedecimeerd, de kwaliteit van het oppervlaktewater is kritiek. En de politieke wind is sinds de vorige verkiezingen gedraaid, er zijn partijen aan het formeren die van natuur en klimaat geen prioriteit lijken te maken: recent stemde de Tweede Kamer nog tegen de Europese Natuurherstelwet.

„En toch ben ik hoopvoller dan ik ooit geweest ben”, zegt Schouten. In zijn veertig jaar als ecologisch filosoof en natuuronderzoeker heeft hij allerlei bewegingen zien komen en gaan. In de jaren 70 de opkomst van bewustzijn over natuur- en milieuproblemen, en de milieubeweging, in de decennia daarna zakte de aandacht ervoor weer wat in.

„Toen ik in de jaren 90 bij Staatsbosbeheer kwam, was er net met het Nationaal Natuurbeleidsplan ingestemd: revolutionair!” Daarin werden ideeën over de zogeheten Ecologische Hoofdstructuur gepresenteerd, een plan om natuurgebieden met elkaar te verbinden. „Dat was voor het eerst geen defensief natuurplan, zo van: we gaan de natuur tegen de mens beschermen. Nee, het was offensief: we gaan de natuur emanciperen, herstellen, we gaan corridors bouwen voor wild, netwerken laten ontstaan van natuur tot in onze steden. Zodat de natuur weer op eigen benen kan staan.”

Toen werd het 2010 en trad er ook een kabinet aan dat minder aandacht voor natuurbeleid had, volgens Schouten. „Toen kwam er een staatssecretaris van Natuur wiens naam ik nooit meer zal noemen.” Hij bedoelt Henk Bleker (destijds CDA), die sterk bezuinigde op natuurbeleid, en de verdere ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur stopte.

„Wat mij toen enorm verbaasde, was niet dát hij dat deed, want zijn visie op de natuur was alom bekend, maar dat hij het kón doen. Ik dacht waar is die emancipatiebeweging die in de jaren 60 en 70 begon?”

Wat hem in de jaren erna zo optimistisch heeft gemaakt: „Onder de oppervlakte groeide het groene bewustzijn juist sneller dan daarvoor.” Het gebrek aan aandacht voor de natuur in beleid leidde juist tot een sterkere tegenbeweging in de samenleving, signaleert hij: „Het is echt opvallend bij hoeveel bedrijven het roer om gaat. En hoeveel burgerinitiatieven er zijn rondom vergroening. Ik was laatst bij een fantastische vlindertuin, midden in Amsterdam, opgericht door bewoners. Er zijn veel meer van dat soort plekken ontstaan, echt een nieuwe ontwikkeling.”

Het interessantst vindt hij de recente beweging die de natuur rechten wil geven. In Limburg kondigde Eijsden-Margraten vorig jaar als eerste Nederlandse gemeente aan dat de omringende natuurgebieden speciale rechten en een voogd toegewezen krijgen. Eind maart kreeg de Peruaanse rivier de Marañón een vorm van rechtspersoonlijkheid. In 2022 werd Mar Menor, een binnenzee in Spanje, officieel een rechtspersoon, om het natuurgebied beter te kunnen beschermen. In tientallen landen lopen procedures om bossen, bergen, rivieren, meren speciale rechten toe te kennen. Er is een Ambassade voor de Noordzee, en zelfs bij de VN slaan deze ideeën aan.

Laatst was ik bij een fantastische vlindertuin, midden in Amsterdam

Dat is allemaal pas in gang gezet in 2017, toen de Nieuw-Zeelandse rivier de Whanganui rechtspersoonlijkheid kreeg toegekend. „Dat het met deze beweging zo snel gaat als nu had niemand een paar jaar terug verwacht.” Dit is voor hem een voorbeeld van precies de blik op natuur die hij voorstaat: de natuur zien als iets dat ook rechten heeft.

Terugkijkend stelt hij nu vast dat het in de eerste ecologische en milieubewustzijnsgolf in de jaren zestig en zeventig vooral om het hoofd ging, om het denken. Daardoor kon die beweging ook weer inzakken, zegt Schouten. Er is meer nodig dan alleen maar denken, volgens hem: „Nu zie ik dat ook het domein van ervaring en gevoel werkelijk mee-resoneert.” Veel mensen denken nu niet alleen anders over de natuur, maar voelen er iets anders bij, ziet hij. „Dat maakt de huidige beweging niet alleen anders, maar ook veel sterker.”

Elitair wensdenken

Tegelijkertijd gaat de destructie van natuurgebieden door, neemt de biodiversiteit snel af. Redeneert Schouten niet te veel vanuit een elitaire bubbel?

„Dat hoor je ook al decennia”, zegt Schouten. „We zitten in een groen bubbeltje en de echte wereld is anders.” Dat is slechts ten dele waar, vindt hij: „De grote emancipatoire bewegingen komen historisch gezien vooral op gang als zogeheten cultural creatives ze omarmen. De voorlopers. Mensen die een ander mens- en wereldbeeld ontwikkelen en dat ook gaan voorleven en uitdragen. Dat zie je nu duidelijk gebeuren.”

Volgens onderzoek naar maatschappelijke transities dat Schouten aanhaalt is voor een wezenlijke omslag ongeveer 20 tot 25 procent van de bevolking nodig. „Ik zie dat kantelpunt dichterbij komen dan het in mijn leven ooit is geweest.”

Zelf gaat hij gezien zijn leeftijd waarschijnlijk wel een kleinere rol spelen in die beweging. „Die beweging gaat gewoon door, hoor. Ik zag de wind meerdere malen draaien, die werd af en toe best een beetje kil. Maar ik heb me geen moment alleen gevoeld. Er waren altijd duizenden mensen die for the love of life bleven doorwerken en uiteindelijk grootse dingen voor elkaar hebben gekregen.”