Becca Rothfeld zit voor een weinig ordentelijke boekenkast, alsof ze daarmee haar essaybundel kracht wil bijzetten. Het gesprek vindt plaats via Zoom, dus de rest van Rothfelds huis in Washington, waar ze woont met haar man en haar hond, kan de kijker niet zien – maar neem maar van haar aan dat het een bende is. Dat is geheel in lijn met haar roast van de Marie Kondo’s van deze wereld, het derde essay in haar begin dit jaar verschenen bundel All things are too small.
„Het idee achter minimalisme is dat je op elk gewenst moment ineens ergens anders heen kunt gaan”, zegt ze. „Dat past bij het neoliberale begrip van wat een mens is: iemand die zichzelf altijd opnieuw kan uitvinden, niet gehinderd door een geschiedenis of sociale bagage. Maar dat idee klopt niet. Iedereen draagt bagage met zich mee van zijn geschiedenis, relaties, sociale positie, of dat zich nou wel of niet manifesteert in een chaotisch huis, zoals bij mij.”
Eigenlijk werkte de 33-jarige Rothfeld aan de Harvard-universiteit aan een filosofisch proefschrift over ethiek en esthetiek. Maar ze schreef ook boekrecensies en essays voor onder andere The Washington Post en begon een thema te ontwaren in haar werk: een voorliefde voor gretigheid, mateloosheid. Dat thema werkte ze uit in een essaybundel, die de ondertitel Essays in praise of excess kreeg. Haar boek is een aanklacht tegen wat zij ‘minimalisme’ noemt: het verlangen om alles leeg en ordelijk te maken. Haar essays, waarin ze uitzinnige verliefdheid bezingt en beschrijft hoe ze mooie dingen het liefst zou opeten, staan inderdaad ver af van het minimalisme.
Een essay dat veel reacties opriep, ook boze, gaat over mindfulness, waaraan zij een grondige hekel heeft. Het werd haar aangeraden toen ze last van had angstige en depressieve gevoelens, maar uiteindelijk bleek het beter voor haar als ze in haar eentje naar de film ging.
„Ik ben niet tegen mindfulness als manier om rustig te worden tijdens een paniekaanval, hoewel ik in zo’n geval Klonopin neem [een kalmeringsmiddel], wat voor mij veel beter werkt. Maar ik ben wel tegen het idee dat je eigenlijk alles mindful zou moeten doen. Want mindfulnessgoeroes definiëren mindfulness als een oordeelloos bewustzijn, terwijl er niets mis mee is om jezelf te vereenzelvigen met je gedachten en oordelen.”
Kan het niet zijn dat het voor u gewoon niet werkt, maar voor andere mensen wel?
„Nee, want ik denk dat de gedachte erachter verkeerd is. Ik heb twintig boeken over mindfulness gelezen, dus ik weet wat de filosofische visie is van mindfulnessgoeroes als John Kabat-Zinn. Zij stellen dat denken een probleem is, en dat jij als persoon kan worden losgemaakt van je gedachten en oordelen. Daar zit de metafysische stelling achter dat er een ‘zelf’ schuilt achter de gedachten en oordelen, een soort puur bewustzijn. Niemand heeft ooit kunnen uitleggen wat dat is, en dat komt denk ik doordat het nergens op slaat. Een puur bewustzijn klinkt als dood zijn.”
Rothfeld praat snel en geanimeerd. Haar bril zakt steeds een stukje van haar hoofd, waarna ze hem subtiel terug duwt. Als ze een vraag naar haar smaak heeft beantwoord, stopt ze abrupt met praten.
Een ander belangrijk thema in haar boek is ongelijkheid. De wereld is op allerlei manieren ongelijk, schrijft Rothfeld, tot frustratie van iedereen die egalitarisme belangrijk vindt. Omdat economische ongelijkheden moeilijk te bestrijden zijn, projecteren mensen hun verlangen naar gelijkheid op gebieden waar het volgens Rothfeld niks te zoeken heeft: de liefde en de kunst.
Kunt u uitleggen hoe dat werkt?
„In Amerika is er een culturele tendens om alle esthetische oordelen te reduceren tot uitingen van klassenpositie. Het wordt een vorm van elitarisme gevonden om bijvoorbeeld literatuur beter te vinden dan streekromans, of arthousefilms beter dan trashy tv-programma’s. In plaats van een esthetisch oordeel te vellen, wordt er nu gekeken naar de sociologische achtergrond van een kunstwerk. Maar ik denk dat mensen een drang hebben om te oordelen, zo zitten we in elkaar. Het is natuurlijk prima om te kijken naar de sociologische achtergronden van een kunstwerk, maar het verlangen om oordelen uit te wissen is illusoir. Al deze pogingen tot egalitarisme in het privédomein zijn zinloos, dat is wat mijn boek wil aantonen.”
En hoe zien we die pogingen in de liefde?
„Bijvoorbeeld in het anti-monogamie-sentiment dat je in sommige kringen ziet. Kijk naar de boeken van Sally Rooney: hoewel haar personages best conventionele relaties hebben, praten ze veel met elkaar over of monogamie nog wel acceptabel is vanuit egalitaristisch oogpunt.”
U schrijft ook veel over seks. Het verlangen naar veiligheid in bed is onverenigbaar met wat seks in essentie is, stelt u. Wat bedoelt u daar precies mee?
„In Amerika krijgen veel studenten ‘consent-workshops’, en daarin ligt de nadruk op comfort tijdens seks. Ik denk dat instemming belangrijk is, maar niet als garantie voor comfort. Het hele punt van interactie met andere mensen, ook tijdens seks, is dat we erdoor veranderen op manieren die we niet kunnen voorspellen. Het is ongemakkelijk om veranderd en uitgedaagd te worden door een ander persoon.”
Denkt u dat onze tolerantie voor ongemak te laag is?
„Het is ingewikkeld. In sommige situaties is het positief dat mensen minder tolerant worden voor onrecht. Ze zijn minder tolerant voor seksuele agressie op de werkvloer, en dat is goed. Maar tegelijkertijd hebben mensen weinig geduld met dingen die ze niet leuk vinden, die ver van ze af staan. Dat komt denk ik door algoritmes op sociale media: mensen zijn gewend om dingen te zien die zijn afgestemd op hun smaak. Je komt niet meer snel iets tegen dat radicaal verandert hoe je jezelf ziet en begrijpt. Zowel kunst als andere mensen kunnen dat doen, en dat kan heel ongemakkelijk zijn.”
Iedereen draagt bagage met zich mee, van zijn geschiedenis, relaties en sociale positie
Hoe is de focus op gelijkheid in liefde en kunst verbonden met dat andere thema in uw boek, minimalisme?
„Ik denk dat dat verzet tegen ongelijkheid een soort minimalisme van de geest is. Net zoals in een minimalistisch interieur je oog nergens naartoe wordt getrokken, willen gelijkheidsdenkers niet dat het een beter is dan het ander.”
U wordt een provocerende schrijver genoemd. Zijn er onderwerpen waarover u niet durft te schrijven?
„Ik ben twee keer in een soort online shitstorm beland. De eerste keer had ik een negatief stuk geschreven over het werk van Sally Rooney, en de tweede keer over de morele schijnheiligheid in hedendaagse Engelstalige literatuur, waarin veel personages worden gereduceerd tot tweedimensionale propagandisten van linkse politieke ideeën. Dat levert slechte literatuur op, schreef ik, want goede literatuur onderzoekt meer moreel ambigue mensen. Dit essay maakte veel mensen kwaad. Maar nadat ik twee keer zo’n storm heb overleefd ben ik niet meer bang dat mensen boos worden, want het heeft mijn carrière niet geschaad. Integendeel, ik kreeg juist een boekcontract.”
De liefde voor overdaad blijkt ook uit uw schrijfstijl. U gebruikt veel bijzondere woorden, die ik moest opzoeken. Staat u bekend om uw grote vocabulaire?
„Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd. Ik weet het niet!”
In een ander interview zei u dat u het moeilijk vindt om ervaringen in woorden te vatten. Uw lijkt erg uw best te doen om precies het juiste woord te vinden.
„Ja, daarom vind ik schrijven leuk, leuker dan praten. In het schrijven kun je het perfecte woord vinden. Daarom ga ik ook nooit naar interviews met schrijvers, omdat ik denk: ze hebben het vast beter gezegd in hun boek.”
Is het niet leuk om te zien wat een schrijver zegt in een situatie waarin hij niet de controle heeft?
„Precies dat is wat spreken zo beangstigend maakt. Het is grappig, want mijn boek bejubelt het verlies van controle, terwijl schrijven juist een vorm van controle uitoefenen is. Ik ben een heel controlerende schrijver. Misschien zie ik daarom de voordelen van controle verliezen buiten het schrijven.”
In uw boek lijkt uw liefde voor excessen eindeloos. Maar in een interview las ik dat u uw man heeft gevraagd of hij wilde stoppen met roken. Hoe bepaal je welke excessen je toelaat en welke niet?
„Het boek is geen verdediging van exces is het algemeen, maar van bepaalde soorten excessen. Ik denk dat mateloosheid niet erg is als het gaat om dingen die belangrijk voor je zijn. Voor mij is schrijven het belangrijkst. Ik wil zo lang mogelijk leven en gezond blijven, zodat ik veel kan schrijven. Daarvoor moet ik soms ook discipline opbrengen. Ik houd bijvoorbeeld heel veel van eten, ik zou excessief eten als ik niet zou opletten. Maar ik heb de laatste jaren veel gezondheidsproblemen gehad, dus ik moet discipline opbrengen om dat niet te doen. Gelukkig kan ik ook excessief zijn met hardlopen en gezond eten. Ik ben obsessief in alle richtingen.”
Lees ook
Mindfulness is een levensstijl, en mogelijk een therapie