Transfersommen van tientallen, soms zelfs honderden miljoenen euro’s. Contracten die vrijwel nooit worden uitgediend omdat voetballers zonder contract geen geld opleveren. Clubs, de Nederlandse top-drie voorop, die hun bedrijfsmodel hebben gebouwd op de handel in veelal zelfopgeleide spelers. De economie van het moderne voetbal drijft op één simpele aanname: dat voetballers min of meer eigendom zijn van hun club, en dat ze hun contract niet of nauwelijks kunnen opzeggen. Maar die aanname klopt niet, blijkt nu, en daarmee is een belangrijke pijler onder het internationale transfersysteem (voorlopig) omvergetrokken.
Vrijdag deed het Hof van Justitie uitspraak in een zaak die onder juristen wel ‘Bosman 2.0’ wordt genoemd, een verwijzing naar het beruchte Bosman-arrest uit 1995. In die kwestie bepaalde de hoogste Europese rechter dat clubs geen transfersommen meer mogen vragen voor spelers die aan het einde van hun contract waren gekomen, een beslissing die de positie van profvoetballers tegenover clubs aanzienlijk versterkte.
Nu, bijna dertig jaar later, stond de waarde van het contract zélf ter discussie, dankzij de Franse oud-voetballer Lassana Diarra, die in de zomer van 2014 in conflict kwam met zijn toenmalige werkgever Lokomotiv Moskou. Kort en goed: Diarra werd beschuldigd van contractbreuk en door de FIFA lang geschorst (vijftien maanden) en zwaar beboet (10,5 miljoen euro). Ook vond hij aanvankelijk geen nieuwe club, omdat een nieuwe werkgever volgens FIFA-regels aansprakelijk kon worden gesteld voor de boete die hij moest betalen. Bovendien zou Diarra niet het vereiste certificaat krijgen om een transfer te fiatteren. Zware straffen dus, bedoeld om het spelers vrijwel onmogelijk te maken hun contract op te zeggen.
Diarra vocht de sancties aan bij de Belgische rechter en uiteindelijk belandde de zaak bij het Hof van Justitie in Luxemburg. Dat oordeelde vrijdag dat FIFA-regels rond contractbreuk zijn in strijd met het vrije verkeer van werknemers én de vrije mededinging tussen clubs.
Precieze gevolgen ongewis
Waren de gevolgen van het Bosman-arrest snel duidelijk – het gouden Ajax van de jaren negentig zag onder anderen Edgar Davids, Patrick Kluivert en Winston Bogarde gratis de deur uitlopen omdat hun contracten afliepen, waarna clubs er een gewoonte van maakten hun spelers vóór het laatste contractjaar van de hand te doen – de precieze consequenties van de zaak-Diarra laten zich moeilijker inschatten.
In het meest extreme scenario vervalt de voetbalmarkt in chaos en verliezen clubs de regie over hun spelers. Dan kunnen voetballers in de meeste EU-landen voortaan volgens het daar geldende arbeidsrecht hun verbintenis zonder al te veel problemen opzeggen. Contracten hebben dan weinig waarde meer, veel minder in elk geval dan de transfersommen van soms tientallen miljoenen euro’s die nu worden betaald om voetballers vast te leggen.
Want waarom grote bedragen neerleggen voor een voetballer die vrijwel ongestraft zijn contract kan inleveren? Dit vooruitzicht is het meest bedreigend voor clubs als Ajax, PSV en Feyenoord, die in hoge mate afhankelijk zijn van transferinkomsten uit jonge spelers die ze zelf hebben opgeleid of voor een relatief laag bedrag hebben gekocht.
Maar het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat het oordeel van het Hof uiteindelijk zo draconisch uitpakt, denken juristen, clubbestuurders en de internationale spelersvakbond FIFPro, die Diarra steunde in zijn zaak. Want net als in eerdere uitspraken over vergelijkbare onderwerpen, zelfs in het Bosman-arrest, erkenden de Europese rechters vrijdag dat de beoogde doelstellingen van de FIFA-transferregels „in het publieke belang” en „gerechtvaardigd” kunnen zijn.
Denk aan: enige stabiliteit garanderen in de selecties van clubs en daarmee van competities, een prikkel creëren om te investeren in de opleiding van jeugdspelers en voorkomen dat de internationale krachtsverhoudingen al te scheef worden.
Daarmee creëert het Hof ruimte voor sportbonden als UEFA en FIFA om regels op te stellen die afwijken van Europese mededingingsregels die gelden in ‘gewone’ bedrijfstakken. Alleen moeten die maatregelen wel „proportioneel en noodzakelijk” zijn om een uitzonderingspositie te rechtvaardigen. En het huidige transferregime van de FIFA voldoet niet aan die voorwaarden, blijkt uit het Diarra-arrest.
Terug naar de tekentafel
Dat betekent dat FIFA de geldende transferregels kan aanpassen. Om de kans te vergroten dat nieuwe regels wél verenigbaar zijn met het Europese recht, ligt het voor de hand dat de wereldvoetbalbond clubs en spelersvakbonden uitnodigt om gezamenlijk tot een akkoord te komen.
Uiteindelijk is iederéén gebaat bij een „uniform systeem”, zei hoogleraar sportondernemingsrecht Robby Houben (Universiteit van Antwerpen) eerder deze week tegen NRC, „waarin contractuele stabiliteit nog steeds belangrijk is, maar spelers een redelijke vrijheid genieten om van club te veranderen en waarin ook solidariteit bestaat voor opleidingsclubs”.
Of FIFA daartoe bereid is, is nog maar de vraag. In een summiere reactie op de uitspraak stelt de wereldvoetbalbond dat „slechts twee paragrafen van twee artikelen” van het transferregime „ter discussie” zijn gesteld. „Ze moeten het arrest nog eens goed lezen”, zegt FIFPro-jurist Roy Vermeer daarover. „We zien een uitnodiging van FIFA voor ‘cao-gesprekken’ graag tegemoet.”