Fietsen oppoetsen en daarna weggeven aan mensen die ze nodig hebben

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: fietsen opknappen en weggeven.


Foto Folkert Koelewijn

Postbode Mans Semler (61) is in armoede opgegroeid, en weet maar al te goed hoeveel schaamte daarmee gepaard gaat. Dus vertelt hij eigenlijk niet graag over de mensen die hij heeft geholpen door fietsen op te knappen en aan hen weg te geven. Ja, hij voelde zich dolgelukkig toen hij een tweejarig meisje bij de voedselbank ontmoette, haar een loopfietsje gaf en zij daar vervolgens niet van af te slaan was. En ja, hij ziet soms volwassen mannen huilend op hun net verkregen fiets wegrijden. Maar hij vindt het niet nodig om het daar uitgebreid over te hebben, en zichzelf op de borst te slaan.

Het begon allemaal heel klein, bij zijn schuurtje in Hoorn. Hij knapte fietsen op die hij bij het grofvuil vond en gaf die vervolgens aan mensen van wie hij wist dat ze die konden gebruiken. Maar op een gegeven moment stonden er meer dan negentig kinderfietsen in zijn huiskamer. Bij voetbalvereniging HSV Sport stelden ze een opslagruimte voor hem beschikbaar, en daar kwam hij zijn oude buurtgenoot Paul Buis (58) tegen, een horeca-ondernemer die kampt met gezondheidsklachten en er hele dagen als vrijwilliger werkte. Buis zette de stichting Kinderfietsjes Actie op en stortte zich op de professionalisering van het goede doel.

Hij zorgde ervoor dat lokale bedrijven hen sponsoren en dat vluchtelingen en minima naar hen worden doorverwezen door de gemeente en verschillende stichtingen. Ook blijkt hij verantwoordelijk voor de promotie: of we vooral in NRC willen zetten dat de mensen fietsen aan hen kunnen doneren. Trots laat hij alle foto’s zien van het evenement waarmee ze een jaar geleden vierden dat ze de tweeduizendste fiets weggaven. Het lokale dansteam trad op, Karin Bloemen kwam langs. „Zij is onze ambassadeur. Die liefde zit heel diep.”

Vroeger klusten ze samen aan brommertjes, zegt Buis. Nu staan ze samen twee roze kinderfietsjes te repareren. „Ouwe-jongens-krentebrood.” Tijdens het interview voert vooral Buis het woord, maar in de werkplaats is Semler de baas. „Kijk, het slot eraf halen doe je zo.” Normaal gesproken gaan er meer dan tien fietsen per dag door zijn handen. Buis poetst de fietsjes vervolgens, zet ze in de ‘showroom’, en regelt alle administratie. „We zijn een geoliede machine.”

Dan staat er plotseling een gezin op de stoep. Ali, een Palestijn die in Syrië woonde en voor de oorlog is gevlucht, doet zijn best om de mooiste fietsen te regelen voor zichzelf, zijn twee jonge zoons en zijn moeder. Hij wil heel graag „een quote geven”, zegt hij in het Engels, als dank voor het goede werk van de mannen. „Zeg maar dat ik heel erg dankbaar ben, en dat wij ook fietsen zullen doneren als wij het kunnen betalen.”

Buis en Semler verstaan hem niet goed, maar het boksgebaar begrijpt iedereen.