Eveline Crone en Renske van der Cruijsen over Gen Z: ‘Ik denk dat jongeren nu juist sterker zijn’

In zijn veelbesproken boek Generatie Angststoornis (2024) onderzoekt de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt de wereldwijd toegenomen psychische problemen bij jongeren – en geeft hoofdzakelijk sociale media de schuld. Komende week verschijnt over diezelfde jongeren het boek Generatie Zelfvertrouwen, waarin de Nederlandse wetenschappers Eveline Crone en Renske van der Cruijsen beschrijven onder welke omstandigheden Generatie Z (geboren tussen 1995 en 2012) haar plaats in de wereld moet vinden: er is een woningcrisis, een klimaatcrisis, een zorgcrisis; kinderen krijgen het niet automatisch beter dan hun ouders, kunstmatige intelligentie bedreigt de arbeidsmarkt en veel mensen hebben twee levens te managen, één offline en één online.

De meeste Gen Z’ers zijn nu adolescenten (10-24 jaar) en de adolescentie is de periode waarin je uitvogelt: wat ben ik voor iemand, wat past er bij mij? Generatie Zelfvertrouwen legt uit hoe je een gezond zelfbeeld ontwikkelt. Dat is het onderwerp waar Van der Cruijsen (34) twee jaar geleden bij Crone (48) op is gepromoveerd. Van der Cruijsen is nu universitair docent orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, Crone is hoogleraar ontwikkelingsneurowetenschap aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Is de titel van jullie boek een verwijzing naar ‘Generatie Angststoornis’?

Crone, lachend: „Hoe zullen we dit eens beantwoorden… Dat boek schetst wel zo’n doemscenario dat we een tegengeluid nodig vinden. Jongeren zouden een speelbal zijn van sociale media, terwijl wij juist zien dat jongeren de kracht hebben om de samenleving te veranderen en vernieuwen. En dat hun hersenen goed zijn uitgerust om een gezond zelfbeeld te ontwikkelen. Er is een mentalegezondheidscrisis onder jongeren, wereldwijd, dat zien alle wetenschappers. Maar daarvoor is niet slechts één verklaring sluitend.” Van der Cruijsen: „Generatie Angststoornis kwam trouwens pas uit aan het einde van ons schrijfproces.”

Jullie noemen een reeks problemen die jongeren tegenkomen. Sommige ervan waren vroeger waarschijnlijk erger, zoals oorlog en het gevoel niet gehoord te worden.

Crone: „Ja, de Tweede Wereldoorlog was erg en er zijn mensen die daar hun hele leven last van houden. Maar dat betekent niet dat je de uitdagingen van nu niet serieus moet nemen. En er zijn problemen bijgekomen: klimaatverandering, polarisatie, nieuwe geopolitieke problemen… Jongeren ervaren daar veel onzekerheid over. Alles komt ook ieder moment van de dag op hun telefoon binnen.”

Jullie schrijven dat er geen bewijs is dat jongeren van nu zwakker zijn dan eerdere generaties…

Crone onderbreekt: „Ik denk dat ze stérker zijn. Je moet er maar mee om kunnen gaan, dat altijd alles direct binnenkomt. Dat doen jongeren ongelooflijk goed. Ik denk dat ze sterker in hun schoenen staan dan ik vroeger. Die kracht probeer ik altijd te benadrukken. Ik wil weten: wat geeft jongeren kracht?”

En?

Crone: „De mogelijkheid om ergens aan bij te dragen. Het gevoel om gehoord, gezien, gerespecteerd te worden. Die behoeften zijn in de levensfase van jongeren uitvergroot. Tijdens de covidlockdowns werden jongeren hard geraakt in hun fundamentele behoeften, maar dan gingen ze toch vaak bijvoorbeeld in de teststraat helpen. Vaak dezelfde jongeren als die naar illegale feesten gingen, waar mensen over klaagden.”

Maar dat was toch ook gevaarlijk, eerst naar een illegaal feest en dan in een teststraat helpen?

Crone: „Ik bedoel dat mensen vaak niet beseffen dat jongeren graag iets voor de samenleving willen doen. Daarom stoort de term snowflakes me ook zo.”

Zo worden Gen Z-jongeren vaak genoemd omdat ze overgevoelig zouden zijn. Ze zijn onzeker en hebben vaak mentale problemen.

Crone: „Maar de term snowflakes suggereert dat ze omvallen als je ertegenaan blaast. Dat klopt gewoon niet. Wij hebben net onderzoek gedaan, nog ongepubliceerd, onder jongeren die we vanaf het begin van de coronapandemie hebben gevolgd. Daaruit blijkt dat maar 16 procent in een heel negatieve stemming raakt bij crisis en 27 procent matig wordt geraakt. Jongeren die geraakt worden zijn ook degenen die zich minder onderdeel van een groep voelen. Jongeren voor wie dat niet geldt, zijn veerkrachtiger.”


Lees ook

De foto-expositie Pretty Dark laat de onzekerheid zien achter het ogenschijnlijk perfecte plaatje van jongeren.

Ook Generatie Zelfvertrouwen gaat in op de effecten van sociale media. Die bieden jongeren, toch al op zoek naar wie ze zijn, eindeloos veel extreem positief vergelijkingsmateriaal (vakanties, feestjes, mooie kleren) waar ze zichzelf al snel negatief bij vinden afsteken. Online is de drempel voor schelden en roddelen lager en het komt even hard aan. Socialemedia-apps zijn opzettelijk verslavend gemaakt, dus mensen zitten er snel te lang op. Jongeren die gevoelig zijn voor bijvoorbeeld eetstoornissen of gokverslaving raken door wat ze zien makkelijker in problemen. En er is online porno; dat zien jongeren gemiddeld vanaf hun elfde. „Dat er een keer een plaatje voorbijkomt, betekent niet dat ze dan al zelf filmpjes opzoeken”, zegt Van der Cruijsen. „Maar op een gegeven moment wel natuurlijk. Wat doet dat met je zelfbeeld? In een brainstormsessie vooraf zeiden jongeren: dat onderwerp móét echt in het boek. Het houdt ze bezig.”

Jongeren willen niet dat hun ouders met hen over porno praten, schrijven jullie, maar wél dat iemand duidelijk vertelt dat porno onrealistisch is en geen praktisch bruikbare informatie over seks biedt.

Van der Cruijsen: „Als ouders expliciet met een preek over porno komen, kunnen kinderen in de weerstand schieten. Maar uit Nederlands onderzoek blijkt dat het wel goed is om met je kinderen te praten over liefde en respect. En uit onderzoek van Rutgers blijkt dat jongeren graag voorlichting op school willen. Ze zijn vaak superonzeker over seks. Dan is het fijn te horen dat porno nep is.”

Jullie benadrukken dat sociale media niet de enige oorzaak zijn van mentale problemen bij jongeren, maar jullie noemen ook een hele reeks aangetoond problematische kanten van socialemediagebruik.

Crone: „We willen zeker niet zeggen: sociale media, niks aan de hand. Maar vaak worden in onderzoek de verkeerde vragen gesteld, bijvoorbeeld of het aantal uren dat jongeren op Instagram zitten, samenhangt met sociale problemen. Ik denk: wat zíén ze dan op Instagram? En hoe gaan ze met misinformatie om? Als je jongeren geen mobiel geeft, is niet alles meteen opgelost. Als dat zo was zou ik superblij zijn, dan gingen meteen alle telefoons in een kluis.”

Van der Cruijsen: „Bepaalde aspecten van je identiteit deel je makkelijker online. Het is makkelijker om op sociale media een regenboogvlag te plaatsen dan om er op school mee rond te lopen.”