Tussen de theepot en glazen gevuld met kruidenthee staat midden op tafel een gestileerde rode plastic clitoris van ongeveer tien centimeter groot. De puntige uiteinden zijn donker verkleurd. „Daar houden we het altijd vast, zodat leerlingen het helemaal kunnen zien”, zegt Eva Bus. „Op de bovenkant zit ook een schmutzigheidje”, wijst Deva Duveen aan. Dat komt omdat ze ook laten zien hoe de clitoris in het lichaam verborgen zit. Ze omsluit met twee handen de clitoris, zoals ze ook voor middelbare scholieren zou doen. „Je ziet eigenlijk alleen de eikel van de clitoris.”
Wist je dat de clitoris een stuk of vier keer ontdekt is als nieuw orgaan, vraagt Duveen. „En dat de clitoris pas sinds 2021 in haar geheel in biologieboeken staat afgebeeld?”, vult Bus aan. „Ongelofelijk.”

Eva Bus (1997) en Deva Duveen (1998) zijn de bedenkers van LOEFlessen, seksuele voorlichtingslessen voor middelbare scholieren, en auteurs van Sekspeditie, dat deze week verschijnt. Het is een boek „voor ontdekkers van seks, lichamen (zelf)liefde, communiceren en plezier”. Het idee voor de lessen en het boek is voortgekomen uit verbazing over de seksuele voorlichting die ze zelf kregen.
Dat ging „vooral over niet zwanger worden, geen soa krijgen en wat je nodig hebt voor je biologietoets over twee weken”, schrijven ze in het voorwoord van Sekspeditie. „Spoiler: tijdens seks heb je er niet echt wat aan om te weten waar je eierstokken zitten.” Omdat ze vonden dat het anders moest, benaderden ze seksuoloog Sanderijn van der Doef, die hen ondersteunde bij het ontwikkelen van hun voorlichtingsmethode.
Aan tafel bij Eva Bus thuis zitten de twee beste vriendinnen, zoals ze zichzelf omschrijven, tegenover elkaar. Op tafel, waar eerder de clitoris stond, staat nu een laptop. Via een Zoom-verbinding voegt ook Van der Doef zich bij het gesprek over de ontwikkeling van seksuele voorlichting. „Seksuele voorlichting ging heel lang vooral over waarschuwen. De boodschap was altijd: pas op, doe maar niet, er kan van alles gebeuren als je seks hebt.”
Seks bleek leuk
‘Gebeuren’ was dan nog de meest positieve boodschap, zegt Van der Doef. „Niemand had het erover dat je er ook plezier aan kan beleven, dat is pas van de laatste tijd eigenlijk.”
Dat was voor Bus en Duveen ook de reden om met de LOEFlessen te beginnen, reageert Duveen. „Voor ons was seks uiteindelijk veel leuker dan we dachten na onze voorlichting. En veel minder eng.” Ze vonden het belangrijk dat door te geven: ja, seks is spannend, maar óók leuk.
Voor ons was seks veel leuker dan we dachten na onze voorlichting. En veel minder eng
„Had jij in de jaren negentig al wel het idee dat het misschien over de leuke kanten moest gaan?”, vraagt Duveen aan Van der Doef. „Of was daar nog geen ruimte voor?” Nee, verzucht die. „Daar was ik nog niet mee bezig. Ook omdat we scholen, leerkrachten en ouders alleen konden overtuigen van de noodzaak van voorlichting, als we eerst een probleem schetsten” (soa’s, zwangerschappen) „waar iets aan gedaan kon worden”.

Terugblikkend op de seksuele voorlichting van toen, zou het bijna kunnen lijken alsof seks toen helemaal niet leuk gevonden werd, zegt Duveen. „Ik zie het juist andersom”, zegt Van der Doef. „Ik begin juist meer te beseffen hoe ongelofelijk onrealistisch het eigenlijk was. Als kind denk je toch: als het zo stom is, waarom houden volwassenen zich er dan zo veel mee bezig?”
Wat is seks?
Bus en Duveen bouwen hun lessen anders op dan de seksuele voorlichting die ze zelf van vroeger kennen. Ze hebben het „niet chronologisch opgebouwd”, zegt Bus. Dus niet: eerst kom je in de puberteit, dan verandert je lijf, heb je een keer een natte droom of kan je zwanger worden en dán pas een keer de seks zelf behandelen.

De eerste vraag die in het boek aan bod komt is: ‘Wat is seks eigenlijk?’ In tv-serie Sex and the City (1998-2004) zegt een van de hoofdpersonages: „Ik ben 35 jaar oud, en ik weet nog steeds niet wat het betekent.” Bus en Duveen hebben wel een antwoord, meerdere zelfs. In het boek beschrijven ze dat het gaat over lichamen en „plekjes die fijn voelen”, „plezier, een connectie” of „het gewoon lekker vinden”, en dat kan „met jezelf en/of samen” en „vanuit geilheid en/of liefde” zijn.
Bus: „De vraag is vooral een hele goeie manier om het gesprek op gang te krijgen. In de klas krijgen we als antwoord vooral te horen dat het seks is als een penis in een vagina gaat.” Ook als het gaat om ‘de eerste keer’ wordt nog steeds vooral gekeken naar „piemel-in-vagina”, zegt Duveen. „Of vagina-om-piemel, zo zouden we het ook best kunnen noemen”, zegt Bus. Het is een kwestie van perspectief.
Twee vulva’s dat kan écht geen seks zijn, denken leerlingen
Dan vragen ze de leerlingen hoe dat dan is voor twee mensen met een piemel. Daarop reageren leerlingen nog wel enigszins begripvol, zegt Bus. „Want dan is er nog steeds een gat waar een piemel in kan. Twee vulva’s daarentegen, dat kan écht geen seks zijn, denken ze.”
Wel dus, leggen ze de leerlingen dan uit. Ze hanteren in het boek „vulva+piemel-seks, piemel+piemel-seks en vulva+vulva-seks”, waarbij ze dus wegblijven van ‘jongen’ of ‘meisje’. Ze leggen uit wat scharen is, in welk gaatje de piemel gaat (niet het plasgaatje), wat anale seks is en dat twee mensen met een vulva óók penetratieseks kunnen hebben.

Los van seks gaat het tijdens de voorlichting over taal, zo geven ze de hele voorlichting in genderneutrale taal („maar daar komen ze vaak pas achter als we het zelf benoemen”), en over lichamen. Duveen: „We leggen bijvoorbeeld de hele menstruatiecyclus uit en dat je afscheiding rond je ovulatie het waterigst is, omdat de spermacellen dan het makkelijkst naar het eitje kunnen zwemmen.”
Bus valt in: „Zo kan het dus een paar dagen per cyclus zijn dat je na het plassen af wil vegen en dat je zo”, ze beweegt haar hand snel door de lucht, „omdat het glibberig is van de afscheiding, helemaal doorschiet”. Duveen: „Als we vertellen dat het dus niet hoeft te betekenen dat je opgewonden was, zitten ze ons met gigantische ogen aan te kijken. We willen ze niet alleen uitleg geven over seks, maar over hun lichaam in het algemeen.”
Mythe van het maagdenvlies
Duveen kijkt naar het scherm. „Sanderijn, jij bent eigenlijk getuige geweest van die veranderingen. Wat was de grootste ontdekking over seks of lichamen?”
Van der Doef denkt even. „In de jaren negentig hadden we als grote doorbraak de ontdekking dat het maagdenvlies niet bestaat.” Of in elk geval, legt ze uit, dat een meisje er wel mee geboren wordt, maar dat het vanzelf afbreekt en dat rond de puberteit dat vlies gewoon verdwenen is. „Dat kwam overigens op veel protest te staan, van mannen die vonden dat het wél bestond.”
„Tuurlijk vonden ze dat”, mompelt Duveen.
Als kind denk je toch: als het zo stom is, waarom houden volwassenen zich er dan zo veel mee bezig?

De mythe van het maagdenvlies is nog steeds hardnekkig, zegt Duveen. Het is nog steeds een grote angst bij jongeren, zegt ze, dat het maagdenvlies bestaat en dat het dus zichtbaar is dat ze seks hebben gehad. „Soms omdat ouders dat letterlijk zo tegen hun kinderen zeggen. Dat een dokter het kan zien als ze seks hebben gehad.” Duveen zucht. „Dat het in 2025 nog stééds over dat maagdenvlies moet gaan.” Bus: „We hebben het zelfs opgenomen in ons lesmateriaal, zoveel vragen kregen we. Maar we kunnen ze geruststellen: het is niet te zien.”
Het ligt in lijn met de belangrijkste boodschap die ze willen meegeven met hun seksuele voorlichting, zowel in de lessen als het boek: ga ontdekken. „Wij zeggen ook niet dat we alle wijsheid in pacht hebben voor altijd. We hebben het niet voor niets Sekspeditie genoemd. Anders hadden we het wel de Seksbijbel genoemd of zo”, grapt Bus. „We willen vooral, in tegenstelling tot vroeger, enthousiasmeren”, zegt Duveen. „Ga lekker ontdekken, misschien maak je daarbij soms een foutje, maar dat maakt niet uit. Ga het maar proberen, dan wordt het gewoon echt wel lachen, het wordt echt leuk. Trust me.”
