De legers van lidstaten van de Europese Unie kunnen zich „nog niet snel genoeg” over het Europese continent verplaatsen. Dat heeft de Europese Rekenkamer woensdag in een rapport geconcludeerd. Het doel dat de EU zichzelf stelt, „om militair personeel, uitrusting en voorraden snel en naadloos binnen en buiten de EU te verplaatsen — zowel op korte termijn als op grote schaal”, is nog niet bereikt.
Wat de snelle verplaatsing van legers in de weg zit, is „administratieve rompslomp”, schrijft de Rekenkamer. Zo mogen tanks van het ene EU-land soms niet door het andere rijden, omdat ze te zwaar zijn om aan de lokale verkeersregels te voldoen. In andere gevallen mag defensiematerieel een brug niet over, omdat de voertuigen te zwaar zijn. EU-landen moeten elkaar nog altijd anderhalve maand vóór een verplaatsing over een landsgrens om toestemming vragen.
De snelle en efficiënte toevoer van militair materieel en voertuigen van West-Europa naar het oosten is een centraal onderdeel geworden van de NAVO-strategie. Wat militaire mobiliteit betreft heeft Rusland een voordeel in de Oekraïne-oorlog. Via het Russische ‘achterland’ kan Moskou alles aanvoeren dat nodig is voor een langdurige uitputtingsslag. Transporten vanuit Nederland of België moeten daarentegen door drie of vier landen om het ‘Oostfront’ te bereiken.
In 2021 heeft de EU 1,7 miljard euro vrijgemaakt voor de verbetering van de militaire mobiliteit, te besteden tussen 2021 en 2027. De „vraag was echter veel groter dan het aanbod”, aldus de Rekenkamer, waardoor het geld eind 2023 al op was. Nu zit de EU de komende vier jaar zonder geld voor dit project.
Behalve de wens om de „financiën voorspelbaarder” te maken, stelt de Rekenkamer voor een centrale instantie op te zetten die zich over de militaire mobiliteit gaat ontfermen. Vertegenwoordigers van lidstaten die voor het rapport werden bezocht, zeiden dat de regels te ingewikkeld zijn en dat het moeilijk is om te weten wie waarvoor verantwoordelijk is.
Lees ook
Troepen naar het oosten? Dan moeten ze zich eerst door Nederland persen
Zoveel woede, de boze brieven, scheldtelefonades: Jacques Frenken had het nooit verwacht. Hij had zijn kunst helemaal niet godslasterend bedoeld. Integendeel. Pop Art was voor hem een manier om de kerkelijke boodschappen weer actueel te maken, te versterken. Dus, omdat Jezus tweeduizend jaar geleden een mikpunt was geweest, beschilderde hij een kruisbeeld als schietschijf (Target, 1966). En door Sint Antonius te omringen met gek samengestelde monsters gaf hij diens bezoeking weer – een aloud religieus thema, nu dan met poppenoogjes erop.
Verschillende van Frenkens vroom bedoelde, maar slecht begrepen beelden zijn te zien in OMG! Relipop in Museum Krona, een tentoonstelling over Pop Art en religie. Pop Art kwam in de jaren zestig op, en reageerde enthousiast op populaire beeldculturen – iets waar de kerkelijke ook nog toe behoorde. Tegelijk had die kerk met leegloop te kampen en Pop Art als pr-offensief ging velen te ver. En dat merkte Frenken.
Hij woonde in Den Bosch en zag oude heiligenbeelden bij het grof vuil staan, nam ze mee naar het atelier. Assemblages van objets trouvés waren gangbaar in die Pop Art-tijd. Dus ja, dan zaagde hij bij een Christusbeeld het hoofd eraf, voor nieuwe samenstellingen. Het ziet er bruut uit op de filmbeelden in het museum, waarin hij verbaasd vertelt over de commotie. Katholiek opgevoed wilde hij moderne devotiebeelden maken, om voor te knielen. In plaats daarvan pakte een tentoonstellingsbezoeker een schoen met naaldhak, en gooide die naar een beeld. Mis, gelukkig.
Het ging om afreageren én om extase – op zich ook een religieus gegeven, maar daarvoor moest er wel wat kapot
Dat relipop een aanval is, lijkt Museum Krona zelf ook te impliceren. Althans, zo is de openingszaal ingericht. Uit 1990 dateert Sint Stephanus I van Wim Delvoye: een voetbaldoel op ware grootte met de heilige in het midden – maar, alles is van glas-in-lood. Eén doelpunt en de heilige ligt in scherven. Daarbij draait een film van Niki de Saint Phalle. Zij stelde in 1961 schilderijen met of zonder religieuze thematiek als altaarstukken op, om er verfkogels op af te vuren. Het ging om afreageren én om extase – op zich ook een religieus gegeven, maar daarvoor moest er wel wat kapot.
Ontheiliging
Dat Pop Art ontheiligde, dat was bekend: het was dé stroming die de notie van high art onderuit haalde. Ook dat laat Krona zien. Dat Monet ooit met veel atmosferische toetsen de kathedraal van Rouen had geschilderd – Pop Artist Roy Lichtenstein deed dit over. Ook hij gaf die kerk met stippen weer, maar dan een vlak raster als van een uitvergrote foto (1969). Eduardo Paolozzi schilderde in 1970 een Jesus Colour by Numbers, een kleurplaat-Jezus. En Andy Warhol zeefdrukte een reclame voor een Christusbeeld, only 9,98 dollars.
Tempi & Wolf, Mickey, 1991.
Collectie museum Voorlinden, Wassenaar
Vanaf de jaren tachtig ging de ontheiliging door dankzij postmodernen zoals Rob Scholte, met een chagrijnig Christuskind als uitvergrote tijdschriftomslag – opnieuw werd religie gereduceerd tot een plaatjeswereld, iets wat je in de winkel koopt. Arme kerk.
Al die schreeuwerigheid past niet echt bij het museum. Museum Krona ligt in het Brabantse Uden in alle rust verstopt achter de kloostermuren van het oude Birgittinessenklooster, een nog altijd actieve orde. In een oude kruidentuin groeien akkerklokjes, veldzuring en het vijfdelig kaasjeskruid. Binnen heeft het museum middeleeuwse beelden en een schatkamer waar reliekhouders en zilveren gotische kelken oplichten zodra je de ruimte betreedt. Daarnaast biedt het al jaren doordachte tentoonstellingen waarin oude en eigentijdse kunst via spirituele thema’s verknoopt raken. Vaak zijn het allerlei religies, maar Pop Art moest het vooral hebben van het christendom.
Dat christendom verkeerde intussen door de secularisatie dusdanig in crisis dat Rome een besluit nam. Paus Johannes XXIII organiseerde van 1962 tot 1965 het Tweede Vaticaanse Concilie: een koerswijziging om de kerk modern te maken. Het wilde contact met mensen en Latijn werd vervangen door volkstalen.
Maar Pop Art, dat was toch een ander soort modern. Hans Truijen ontwierp in 1968 glas-in-loodramen, met tussen de gotische loodlijnen fotodetails die uit een tijdschrift of krant lijken te zijn geknipt. Maar de kerk ging voor een sobere moderniteit, strak, wit, wat ver van Pop Art afstond. Truijens ramen: die bleven bij een ontwerp.
Openbaring van soepblikken
Tegelijk had de kerk wel degelijk een lange traditie van het omarmen van het wereldse. Kijk eens naar gotische kerkbouw, vol wereldse referenties. Of denk aan bierbrouwen, carnaval. En nog steeds: hoeveel katholieke kapellen hebben wel niet kunststof Mariabeelden waarvan je denkt: dat is een wel heel synthetische jurk.
Niki de Saint Phalle, Shooting.
Beeld Niki Charitable Art Foundation/ Pictoright Amsterdam 2025
Want moderniteit is bepaald niet eenduidig. Dat merkte ook de Californische non Corita Kent. In 1962 had ze Warhols soepblikken gezien, en ervoer die als een openbaring: zo kon je dus in kunst alle werelden combineren – de aardse en de hemelse. Dat ging ze doen. Ze gaf kunstlessen bij de orde van The Immaculate Heart en ging affiches zeefdrukken. Songteksten vervloeiden met supermarktslogans en bijbelteksten, de Paus met de woorden ‘let the sun shine’ – kerk of musical, who cares.
Ook trok ze kunst het publieke domein in door processies te organiseren. Filmbeelden in Krona tonen een enorme pop-parade tijdens Mary’s Day in 1964. Tientallen nonnen en seculieren, met bloemen in het haar, dragen kleurrijke dozen vol slogans – Friendship. Love. Relax. Sale – richting een liturgische dienst, ook gewoon op straat.
Ze was een sensatie. In 1966 riep de LA Times haar uit tot Woman of the Year, in 1967 stond ze als de moderne non op de cover van Newsweek. Er verschenen stoere foto’s van haar in habijt, bezig met zeefdrukken. Intussen werd haar kunst steeds politieker, zo sprak ze zich stevig uit tegen de Vietnamoorlog. En op zich paste dit bij het Tweede Vaticaanse Concilie, dat had beloofd ruimte te bieden voor seculiere waarden rond recht en vrede.
Maar zo zag niet iedereen het. Dat begon al toen ze in 1964 in een kunstwerk Maria had vergeleken met de ‘juiciest tomato of all’ (een andere tomaat hangt in Krona). De aartsbisschop van Los Angeles, kardinaal James McIntyre, trok dat niet. Kritiek hield aan, ze kreeg een burn-out, in 1970 verliet ze de orde. Haar invloed bleef. Tot haar fans behoorden filmmaker Hitchcock, muzikant John Cage en ontwerpers Ray en Charles Eames. Maar omdat ze zo’n ongebruikelijke figuur was – een non – ontbrak ze lange tijd in de kunstgeschiedenisboekjes. Gelukkig is Kent intussen gerehabiliteerd en krijgt ze ook in Krona aandacht.
Best ingewikkeld dus, die relipop. Frenken stopte in 1969 met zijn assemblages, door alle kritiek. Kent verliet de orde. En Warhol is misschien verkeerd begrepen. Na zijn dood bleek hij vroom katholiek te zijn geweest. Wat betekent dat? Ging het hem echt alleen om de buitenkant, zoals dat Pop Art betaamde? Of zocht hij toch God in de advertentie voor een plastic Jezus?
Warhol pakte meerdere religieuze thema’s op. In grafische contouren had hij, ruim honderd maal, het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci vereenvoudigd. Dat ontketende een samplecultuur die nog altijd voortduurt. Popey, Southpark, de tv-serie van Dr. House, hele voetbalteams: allemaal deden ze wel eens Da Vinci’s compositie na. Vaak als geintje, soms maatschappijkritisch. Want waarom is Jezus altijd een witte man? En dus kwamen er versies waarin hij zwart is, een vrouw, of iemand met Down-syndroom.
Omdat deze schildering zo beroemd is, werkt de kwinkslag: het Laatste Avondmaal wordt hier ontheiligd, en dat is toch het venijn van Pop Art – misschien niet als aanval bedoeld, pakt het wel zo uit. Deze parodieën vullen een halve zaal, met een videoloop van Avondmaal-varianten die meme na meme over het internet zweven. Eindeloos vermenigvuldigd, zoals Jezus deed met de vissen en de broden. Zo bezien heeft het Tweede Vaticaans Concilie hierin succes geoogst, al ging de heiligheid er behoorlijk vanaf. In deze expositie is God overal, in flashier gedaanten dan Hij zelf ooit zou hebben geschapen.
De oefening is dat je maar één woord mag gebruiken, maar dat je door de toon en je houding toch zinnen maakt die duidelijk maken wat je bedoelt. De man, defensief, traag: „Akma… Akma….” De vrouw, droevig, verwijtend: „Goulash… Goulash-goulash.” Minutenlang houden ze het vol. Waar ging dat gesprek over vraagt de cursusleidster daarna aan twee andere, toekijkende cursisten. Boosheid, zegt de een, verliefdheid, meent de ander.
Het is een geestig voorbeeld van de malle spellen en oefeningen die vier cursisten doen tijdens een dramacursus van zes weken. In de voorstelling Circle Mirror Transformation draait het om de onderlinge dynamiek en groeiende intimiteit tussen de vier: de onzekere tiener (Sayo Cadmus), de energieke dertiger (Jip Smit), de gesloten veertiger (Michiel Nooter) en de schuchtere vijftiger (Gustav Borreman), tevens de man van cursusleidster Marti (Marisa van Eyle), die lesgeeft zittend op een grote bal.
Marti wil haar cursisten leren zich bewust te zijn van elkaar en van zichzelf. Gaan ze ook nog acteren, vraagt de tiener zich na een paar weken dan ook af, want daar kwam ze eigenlijk voor. Maar Marti zweert bij speels lesmateriaal, zonder toneeltekst. In de kale lesruimte – gordijnen voor spiegels, een paar bankjes – komen dankzij die oefeningen knelpunten en strubbelingen spelenderwijs boven.
Scène uit de voorstelling ‘Circle Mirror Transformation’.
Foto Sanne Peper
Onvermogen
Zo laat ze de vier elkaar naspelen en moeten ze cruciale scènes uit hun leven door de anderen laten nadoen. Dat legt geen grote conflicten bloot: een relatiebreuk, ruziënde ouders. Even weinig uitgesproken zijn de verhoudingen in de groep: verliefdheden vlammen kort op en er is onuitgesproken boosheid en irritatie. Toch is er bij enkelen na zes weken iets verschoven, bijna achteloos, want zo gaan die dingen, maar wel fundamenteel.
Die aandacht voor het alledaagse maakt deze tekst van de Amerikaanse toneelschrijver Annie Baker speciaal. Met milde blik beziet Baker het onvermogen van mensen om hun verlangen vorm te geven. Dat resulteert in een bij momenten grappige vertoning, die niet onplezierig voortkabbelt, maar met twee uur ook aan de lange kant is.
In zijn regie, waarmee hij zijn ontwikkelingstraject bij Toneelschuur Producties afsluit, durft Loek de Bakker de verstilling op te zoeken, maar maakt hij ook te weinig werk van de schrijnende onderstroom in deze zoektocht naar liefde en geborgenheid. Met iets meer detail en finesse waren deze niet bijzondere mensen net wat bijzonderder geworden.
Het kabinet trekt extra geld uit voor de gemeenten en de jeugdzorg, maar lang niet zoveel als de gemeenten hadden gevraagd en de commissie-Van Ark voor de jeugdzorg had geadviseerd. Dat blijkt uit de Voorjaarsnota, die vrijdag door het ministerie van Financiën is gepubliceerd.
De gemeenten krijgen vanaf volgend jaar ruim 400 miljoen euro extra geld voor het dempen van wat het ‘ravijnjaar’ is gaan heten, een door gemeenten gevreesde korting op het Gemeentefonds vanaf 2026. Dat is maar een kleine compensatie, want gemeenten krijgen vanaf volgend jaar naar eigen zeggen 2,3 miljard euro minder van het Rijk.
De gemeenten krijgen dus een beetje extra lucht voor de Voorjaarsnota, maar vrezen alsnog financieel in de knel te komen met het op peil houden van voorzieningen.
Lees ook
Commissie-Van Ark: ‘Miljarden bezuinigen op de jeugdzorg is onwenselijk en onhaalbaar’
Jeugdzorg
Een groot probleem voor gemeenten zijn de hoge kosten voor de jeugdzorg, waar Rijk en gemeenten al langer over in de clinch liggen. Een commissie onder leiding van oud-VVD-minister Tamara van Ark adviseerde het kabinet in januari om bezuinigingen uit te stellen en de financiële tekorten bij gemeenten voor de jeugdzorg over de afgelopen twee jaar – bij elkaar zo’n 1,5 miljard – onderling eerlijk te verdelen.
Dat laatste doet het kabinet in de Voorjaarsnota niet, wel draagt het Rijk de komende jaren voor ruim 400 miljoen euro bij aan de tekorten in de jeugdzorg. Hoewel de jeugdzorg de komende jaren dus weer iets meer geld krijgt, blijft het kabinet van plan om op de lange termijn op de jeugdzorg te besparen. Vanaf 2028 staan weer bezuinigingen van een half miljard euro ingeboekt. Het kabinet hoopt dat dit lukt door het uitvoeren van de ingezette Hervormingsagenda, ook wil het kabinet een eigen bijdrage introduceren, een omstreden plan dat eerder sneuvelde.
Inflatie
Uit de vrijdag gepubliceerde Voorjaarsnota blijkt ook waar het kabinet verder wil bezuinigen. Er komt een ‘prijsbijstelling’ voor de groei van uitgaven van ministeries, wat betekent dat het budget van de ministeries de komende jaren niet meestijgt met de inflatie. Ook doet het kabinet ingrepen in de sociale zekerheid. Zo wordt de duur van de Werkloosheidsuitkering (WW) vanaf 2027 ingekort tot anderhalf jaar, een maatregel waarop al was voorgesorteerd in het hoofdlijnenakkoord.
Verder kiest het kabinet voor een bezuiniging op het kindgebonden budget, waarmee het schrappen van de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag lijkt te worden gedekt. Het kindgebonden budget wordt volgens het kabinet „sneller afgebouwd voor hogere inkomens”, hoewel de maatregel al geldt voor inkomens vanaf 60.000 euro. De bezuiniging op het kindgebonden budget is opvallend, omdat met ingang van 2025 het kindgebonden budget nog structureel met 300 miljoen werd verhoogd.
Hoewel de jeugdzorg weer iets meer geld krijgt, blijft het kabinet voornemens erop te besparen
In de Voorjaarsnota staan verder veel maatregelen die de afgelopen dagen al door de coalitiepartijen zelf naar buiten werden gebracht. Zo gaan de defensieuitgaven per 2030 structureel met 1,1 miljard euro per jaar omhoog, wordt de huurtoeslag verhoogd en de btw-verhoging op cultuur, media en sport geschrapt.
Ook wordt de energiebelasting verlaagd en gaat er extra budget naar de Nedersaksenlijn, een beoogde spoorverbinding in noordoost-Nederland. Deze investeringen worden deels betaald uit het Klimaatfonds en een pot geld die bedoeld was voor een andere toekomstige spoorlijn, de Lelylijn.
‘Onvoorspelbaarheid’
In het voorwoord van de Voorjaarsnota benadrukt minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) dat het kabinet de begrotingsregels handhaaft, ook met het oog op de internationale ontwikkelingen. De voortdurende oorlog in Oekraïne en de internationale handelsoorlog „leiden tot onvoorspelbaarheid en risico’s voor de Nederlandse economie en overheidsfinanciën”.
Ook kampt Nederland met „hardnekkig hoge inflatie”, volgens Heinen. De minister vindt het daarom van belang om zuinig te blijven, zodat „rekeningen niet doorgeschoven worden”, Nederland „financiële buffers” houdt en voorkomen wordt dat de belastingen in de toekomst moeten stijgen.
Lees ook
In alle gemeenten is door geldgebrek ‘een auto-ongeluk in slow motion’ gaande