EU-adviseur Asscher: trek lessen uit succesvolle opvang Oekraïeners

Oekraïense vluchtelingen Voormalig PvdA-leider Lodewijk Asscher onderzocht voor de EU de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Hij verwacht dat velen nog langere tijd in de EU zullen blijven.

Vluchtelingen uit Oekraïne komen in maart 2022 aan in Amsterdam, van waaruit ze meegaan met een opvanggezin.
Vluchtelingen uit Oekraïne komen in maart 2022 aan in Amsterdam, van waaruit ze meegaan met een opvanggezin. Foto Olivier Middendorp

Europese landen moeten zich nu al voorbereiden op de lange termijn integratie van vluchtelingen uit Oekraïne – want een eventuele terugkeer kan nog lang op zich laten wachten. Door nu na te denken over de positie van de vluchtelingen tijdens de wederopbouw van Oekraïne, kunnen spanningen voorkomen worden – zowel binnen EU-samenlevingen en tussen lidstaten, als in de verhouding met Kyiv.

Het is de belangrijkste aanbeveling uit een rapport dat Lodewijk Asscher, voormalig PvdA-leider en minister van Sociale Zaken, deze dinsdag in Brussel presenteert. Het afgelopen jaar onderzocht Asscher als speciaal adviseur van de Europese Commissie de ontvangst en integratie van Oekraïense vluchtelingen in de EU.

Uitermate succesvol

Die gingen uitermate succesvol, concludeert Asscher in zijn eindrapport. „De EU kan er trots op zijn hoe snel, vlot en alomvattend haar reactie is geweest”, schrijft hij. Het succes is het directe gevolg van het besluit alle Oekraïense vluchtelingen overal in de EU meteen een tijdelijke verblijfsvergunning te geven, waarmee ze recht kregen op onderwijs en zorg en aan het werk mochten. Die speciale status was daarvoor nog nooit aan vluchtelingen toegekend.

Het zorgde, zegt Asscher in een toelichting, voor „stabiliteit en bescherming” voor de vluchtelingen zelf, maar werkte ook positief in de ontvangende samenlevingen. „Het toont dat de inzet op economische zelfredzaamheid en integratie enorm goed heeft gewerkt.” De speciale status voor de Oekraïners werd vorig najaar met een jaar verlengd tot 2024 en kan tot uiterlijk 2025 opnieuw verlengd worden.

Maar ook daarna zullen veel Oekraïners nog in de EU willen en moeten blijven, ook tijdens de periode van wederopbouw, benadrukt Asscher. Het is, zegt hij, voor EU-landen „soms een onprettige waarheid”. In zijn rapport stelt Asscher voor Oekraïners een „wederopbouwvergunning” te geven tot wel 10 jaar, waardoor ze tegelijk zowel bescherming in de EU kunnen genieten als in eigen land een bijdrage kunnen leveren aan de wederopbouw.

Solidariteit

Over concrete voorwaarden van zo’n verblijfsstatus moet de EU snel met de Oekraïense overheid in gesprek, zegt Asscher. Ook om spanningen met Kyiv te voorkomen, rond de vraag of Oekraïense arbeidskrachten niet slechts worden gebruikt om tekorten in de EU op te vullen zonder rekening te houden met wat Oekraïne zelf nodig heeft. „Voor Oekraïne is het nu bijvoorbeeld goed als vluchtelingen op hun eigen niveau worden ingezet, zodat ze zich verder kunnen ontwikkelen. Het is de plicht van de EU om ook in de nieuwe fase solidariteit te tonen en vooral na te denken over wat in het belang is van Oekraïne.”

EU-overheden moeten zich ook zelf al voorbereiden op een langer verblijf van de Oekraïners, door na te denken over de druk die dit op eigen samenlevingen creëert. „Als je eigen inwoners steeds voorspiegelt dat mensen binnen een half jaar weer vertrekken, voed je cynisme. Ook daarvoor is een lange termijn strategie nodig.” Vooral op landen aan de grens met Oekraïne zal de druk hoog blijven, ook daarom blijft Europese solidariteit belangrijk.

Model voor integratie

Uit het besluit Oekraïners direct een verblijfsvergunning te geven en toe te laten tot de arbeidsmarkt kan de EU belangrijke lessen leren, zegt Asscher. Het kan, schrijft hij in zijn rapport, dienen als een „model van integratiebeleid van toekomstige groepen beschermde vluchtelingen en derdelanders”. Het sluit aan bij een discussie die in Nederland wordt gevoerd, over of ook andere asielzoekers niet sneller aan het werk moeten worden geholpen.

Lees ook Oekraïense vluchtelingen weten dat terugkeer er voorlopig niet in zit

In die politieke discussie wil Asscher zich niet mengen, benadrukt hij. „Je moet bovendien de discussie over wie het recht heeft hier te blijven, scheiden van de vraag: hoe ga je vervolgens om met de groep die blijft?” Duidelijk is volgens hem niettemin dat het model dat voor de Oekraïners is gebruikt zeer succesvol is geweest, waardoor mensen onmiddellijk aan het werk konden en daarmee sneller integreerden in lokale netwerken. „Door de last te verlichten van het wachtproces dat het leven van zo veel mensen op de vlucht heeft getekend, en daardoor een heel ander beeld te schetsen voor de ontvangende samenlevingen, heeft het de Europeanen ervan kunnen overtuigen dat vluchtelingen niet het probleem waren – de oorlog van Poetin wel”, schrijft hij.

„Het contrast is natuurlijk groot met mensen eindeloos in een procedure laten wachten, in de hoop dat ze weer verdwijnen”, licht Asscher toe. „Ieder mens is erbij gebaat zijn eigen toekomst te kunnen vormgeven, en mensen gaan ook sneller weer terug als ze economisch zelfstandig zijn. Die lessen moet je leren. En dat het de EU op zo’n grote schaal is gelukt, daar mag je echt zelfvertrouwen aan ontlenen.”