Het ritje vanuit Amsterdam-Noord kan hij inmiddels dromen. James neemt de linkerbaan van de IJtunnel, tijdens het wachten voor de verkeerslichten in het centrum trommelen zijn getatoeëerde vingers op het stuur. Op de Weesperstraat steekt hij een sigaret op. Ter hoogte van het Amstelstation, voor de oude banketbakkersvakschool, parkeert hij zijn grijze Cupra Formentor op de enige plek die nog vrij is. Voor de vorm hangt hij de laadstekker erin.
Om het Orion College Amstel binnen te komen heb je een speciale tag nodig. De schuifdeuren van de hoofdingang werken als een sluis. „Net een bajes”, merkt James op. Binnen is de sfeer gemoedelijker: in de lichte centrale hal staan planten, aan de muur hangt een gedenksteen met de datum 12 september 2019, de dag dat burgemeester Femke Halsema de school opende. Daarnaast een poster met de tekst: ‘Het komt goed’.
Wie naar het Orion College kijkt, ziet op het eerste gezicht een verzameling lastige leerlingen. Pubers die zich verstoppen onder hoodies en petjes. Die hyperactief overkomen, ongemotiveerd, opstandig, agressief. Wie hier op school zit, kampt met gedragsstoornissen of psychiatrische problemen en volgt daarom speciaal voortgezet onderwijs. Een verschil met andere ‘cluster-4-scholen’: hier groeien de scholieren op in een omgeving met misdaad en geweld. Sommigen staan in de Amsterdamse Top600 – dat wil zeggen dat ze al vaker veroordeeld zijn voor ernstige vergrijpen zoals inbraken, drugshandel, gewapende overvallen of zware mishandeling.
Wat niet meteen zichtbaar is, is waaróm ze zich zo gedragen. Een deel van deze kinderen heeft een lichte cognitieve beperking. Ze hebben vaak veel meegemaakt, zoals het verlies van een ouder of geweld thuis of op straat. Het is een groep die, in de woorden van adjunct-directeur Jiannis Nikakis, „intensieve begeleiding nodig heeft”. De leerlingen hebben het misschien niet door, maar de school trekt veel uit de kast om ze te helpen. Alle medewerkers worden getraind in traumasensitief lesgeven, voor elke van de circa 140 leerlingen is er een individueel plan. Het streven om 80 procent te laten doorstromen naar regulier onderwijs, mbo niveau 1 of hoger, werd in 2023 met 81 procent gehaald.
Nette schoenen
James (30) is sinds een jaar verbonden aan het Orion College. Hij is een van de laatste toevoegingen aan de lange lijst partners waar de school mee samenwerkt en misschien wel de meest onconventionele, want hij is ex-gedetineerde – vandaar ook dat hij alleen met zijn voornaam in NRC wil. Elke dag neemt hij een paar jongens op sleeptouw. Hij is vrij om te bepalen wat ze gaan doen. James is aangesloten bij Adamas, een Amsterdamse organisatie die opkomt voor jongeren in een kwetsbare positie. Het is een netwerk van onder meer criminologen, psychologen en ‘credible messengers’, zoals hij: ervaringsdeskundigen die de frustraties en ambities van de jongeren begrijpen en de taal spreken van de straat. ‘Geloofwaardige boodschappers’ dus, door wat ze zelf hebben meegemaakt.
Vandaag, op een van de laatste schooldagen voor de zomervakantie, stapt James in een geruit pak met nette schoenen, zijn haar in een knotje, kamer 0.08 binnen. Hier, op een bankje bij de koffieautomaat, neemt hij met veiligheidscoördinator Aziz Ouajnan elke dag door wat er speelt. Een jongen, vertelt Ouajnan, heeft mot met de conciërge. Alweer.
„Hij moet zich denk ik meer bewust zijn van hoe hij overkomt.”
James knikt. „Ik zal het er met hem over hebben. En morgen Walibi dus.”
„Morgen Walibi.”
„Negen uur verzamelen?”
„Kwart over acht komen de leerlingen. We gaan eerst controleren. Jij krijgt het groepje met jouw boys.”
„Oké, benieuwd of ze in de attracties durven. We zullen zien wie de echte mannen zijn.”
Jiannis Nikakis, aangeschoven bij het overleg, vertelt waarom ze James ingeschakeld hebben. „We willen anticiperen op de leefwereld van de leerlingen”, zegt de adjunct-directeur. „Met hem kunnen ze in een andere context aan zichzelf werken.” Het scheelt dat James geen „juffie of meester” is die van ze eist dat ze toetsen maken of netjes stilzitten. Dat hij iemand is naar wie ze opkijken.
Komend schooljaar gaat het Orion College Amstel verder met een extra credible messenger. Uit een evaluatie van de samenwerking met James bleek dat hij erin slaagde een vertrouwensband op te bouwen met een groepje leerlingen. Een onderzoeksbureau gespecialiseerd in ‘ervaringskennis’ tekende op dat hij niet alleen een luisterend oor biedt en helpt bij het organiseren van dagelijkse taken, maar ook zorgt voor verbinding met ‘de systeemwereld’, die van instituties als de reclassering, politie en ggz. Zij snappen het perspectief van de jongens beter sinds James bij gesprekken zit.
Niemand neemt op
James probeert zijn jongens te bellen, maar niemand neemt op vanochtend. Je moet begrijpen, zegt hij na de zoveelste poging: voor de meesten is het al heel wat áls ze op school verschijnen. Om dit werk te doen moet je in het hier en nu leven. Anticiperen en een strakke planning hebben geen zin. Voor vandaag had hij een creatieve opdracht in gedachten: ze zouden met z’n allen rozen van satijn gaan knutselen, een van de jongens wil een meisje verkering vragen en had die rozen op internet gezien. Maar hijzelf is vooralsnog nergens te bekennen. James zucht: „Het is de doelgroep waarmee we werken.” Het is een zin die hij wel vaker uitspreekt.
In een jaar tijd heeft hij zijn jongens vrij goed leren kennen. Een paar wonen in Holendrecht, een wijk die oranje kleurt op de Amsterdamse veiligheidsindex vanwege het aantal ingrijpende misdrijven. Allemaal hangen ze veel op straat. Hoewel ze lang niet allemaal zelf crimineel zijn, zegt James, leven de jongens in een „onrustige wereld”. Er is rivaliteit met groepen uit andere buurten. Thuis is er vaak veel spanning en weinig geld. Eén jongen is al twee keer gestoken en nog niet zo lang geleden ging er een explosief af voor zijn deur.
Leren of iets leuks?
Aan zo’n realiteit kun je moeilijk ontsnappen. Toch is dat wel het doel. James wil zijn jongens laten nadenken over hun gedrag en de consequenties daarvan, en tegelijkertijd een beetje hun hoofd leegmaken. Hij wil ze laten ontdekken wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Ze krijgen inspraak: „Boys wat gaan we doen vandaag? Leren of iets leuks?” Hij neemt ze mee naar een museum, de stad uit, soms werken ze aan een project – laatst maakten ze een tijdschrift. Hij is bezig met het regelen van een lang weekend weg. Hij probeert er elke dag voor ze te zijn, want ze groeien op met weinig structuur. „Het is niet dat ze niemand om zich heen hebben, maar het voelt soms alsof niemand hen ziet. Snap je? Je hebt matties, maar wie is je echte vriend?”
„Hé meester, waarom heeft u nog geen tune gezet?”
„Rustig aan man, ik mag m’n telefoon toch niet gebruiken als ik aan het rijden ben.”
James baant zich een weg door de drukke Wibautstraat, achterin de twee passagiers die hij zojuist bij school oppikte. Leo, die door zijn lengte en zware stem veel ouder lijkt dan 13, scrollt op de achterbank door Spotify en Snapchat. Naast hem staart de 14-jarige jongen die Elf wordt genoemd naar buiten door het raam. Hij zegt niet veel en kwam zoals altijd op het laatste moment aanrennen.
De Cupra, zegt James, was een guilty pleasure. Een veel te grote, dure auto – maar wel eerlijk verdiend. Zijn verhaal in een notendop: toen hij 13 jaar was, kwam hij voor het eerst vast te zitten. Niet omdat hij iets fout deed: hij zwierf vaak op straat en jeugdzorg had geen vertrouwen in zijn thuissituatie. „In die tijd stuurden ze je dan naar de jeugdgevangenis.” Vervolgens ging het hard met zijn criminele loopbaan: op zijn veertiende werd hij gepakt voor een gewapende overval en kwam hij weer vast te zitten. Hij kwam „verder in de shit” en bracht jaren door in instellingen. Hij hield van lezen, schrijven en tekenen. Dat laatste werd later zijn redding. „Met tatoeëren verdiende ik op een fatsoenlijke manier geld.”
Eerst woonde hij nog een tijdje in Spanje, op de vlucht voor een celstraf die hij in Nederland nog moest uitzitten. Toen hij hoorde dat hij vader zou worden, kwam hij terug en gaf hij zich aan. Een paar jaar later, de straf inmiddels achter de rug, deed hij bij Howie the Harp, onderdeel van zorgorganisatie Pameijer, een eenjarige opleiding tot professioneel ervaringsdeskundige. Hij opende een tattooshop en startte een bedrijf om jongeren met autisme te helpen. Drie jaar geleden hoorde hij over het netwerk Adamas. Na de toelating (Adamas doet een veiligheidsscreening) volgde hij daar nog eens een vier maanden durende opleiding.
She want a Woo nigga
She wanna fuck with the Woo
She wanna fuck with the Woo
She wanna fuck with a Woo
She wanna fuck with the Woo
Yeah, yeah, yeah, yeah
De muziek in de auto – een nummer van de Amerikaanse rapper Pop Smoke – wordt onderbroken door een inkomende oproep.
„Já! Waar ben je, klootzak? We gaan speciaal voor jou naar de creawinkel.”
„Speciaal voor mij?”
„We zouden je gaan helpen toch. Je wilde die bloemen maken van TikTok?”
„Oooh ja… M’n telefoon was uitgevallen.”
„Ga je naar de homebase komen of niet?”
„Ja ’s goed. Ben wel een beetje verkouden.”
„Aye, rustig aan. Check je zo.”
Van alle jongens die James dit jaar onder zijn hoede kreeg, is Caster (16), de jongen van de rozen, het meest veranderd. Caster is niet zijn officiële naam, maar iedereen in zijn buurt noemt hem zo, dus omarmde hij het maar. Het betekent zoiets als ‘heethoofd’ in het Surinaams, vertelt James. „Toen we elkaar leerden kennen, zei hij dingen als: ‘Meester, ik wil iets kapotslaan’, en zocht hij met iedereen ruzie.” Dat is nu voorbij. Dit schooljaar haalde hij zijn praktijkexamen. Hij heeft een vriendinnetje en een baantje bij de Jumbo.
Het is chill even weg te zijn, even geen gezeik aan mijn hoofd
In een met hijskranen bezaaid stukje Amsterdam-Noord stappen James en de jongens even later uit de auto. Hier zit de ‘homebase’ van Adamas: een loods met een grote open keuken, zithoek, tafeltennistafel en twee muziekstudio’s. Credible messengers zijn er altijd welkom, met of zonder jongeren. Ze volgen of geven er trainingen. Het onderzoeksbureau dat de inzet van James evalueerde, noemde de plek „cruciaal”: een rustige, vertrouwde omgeving, weg van de chaos en verleidingen van de straat. Of zoals een jongere zelf zei: „Als ik hier ben, doe ik geen domme dingen.”
„Hé jongen, ben je daar eindelijk?”
Als Caster binnenkomt – zwarte outfit, koptelefoon over zijn pet – is het al bijna lunchtijd. Terwijl de andere jongens pizzabodems beleggen in de keuken, glipt hij snel nog even de studio in.
„Geloof me”, zegt James, „hij wordt de beste rapper van Nederland.”
Op een later moment vertelt de 16-jarige jongen dat hij al van kleins af aan rapt – „Ik deed altijd rapbattles met m’n familie” – maar sinds kort weet hij zeker dat hij artiest wil worden. Van Chris, een andere credible messenger, leerde hij het afgelopen jaar wat een goede flow is, hoe je woorden plaatst over de beat. „Je moet gewoon kalm blijven en goed ademen. Je moet weten wanneer je die pauzes moet maken, anders raak je out of breath.”
In raps kan hij zijn gevoel uiten. Hij schreef nummers over zijn vriendin („Dat ik van haar houd enzo en dat ze niet bang moet zijn dat ik met andere meisjes ga.”), zijn moeder („Zij is alles voor me.”) en over hoe het is om je een outsider te voelen.
Deze zomer stond hij in Paradiso, op een Adamas-talentenavond. Hij legt zijn hand op zijn borst en glimlacht. „M’n hart ging echt helemaal tekeer. Maar eindstand: ik heb het toch gekilld.”
Tijdens de lunch haalt James zijn telefoon tevoorschijn. „We moeten het even over het weekendje weg hebben.” Het is bijna zomervakantie, en James maakt zich zorgen. Hij ziet een gapend gat van zes weken: tijd waarin veel kan instorten van wat hij en de jongens hebben opgebouwd. Elf, die net verhuisd is naar een betere wijk, gaat misschien weer op straat hangen in zijn oude buurtje. ‘Kleine’, een jongen met ADHD die door zijn impulsieve gedrag vaak in de problemen komt, zal mogelijk weer gaan blowen en zijn baantje op de scheepswerf verzaken.
In overleg met Adamas en de school bedacht James daarom een zomerprogramma met activiteiten als houtbewerking, zwemmen, sport en muziek. Als afsluiting neemt hij een klein groepje mee naar een vakantiepark in Zuid-Limburg. Samen bekijken ze de website.
„Wow, een zwembad!”
„Kijk”, zegt James, „hier is die plek die we gaan bezoeken, die grotten en alles. En dan heb je Duitsland, Nederland, België, precies op dat puntje daar.”
Joyriden
Leo leunt tegen de houten balustrade, zijn rug naar de rodelbaan en het Limburgse heuvelland.
„En?” vraagt James.
„Saai bro. Het is gewoon een glijbaan met een karretje.”
„Sáái? Net liep je nog stoer te doen: ‘Meester, ik heb helemaal niet geremd!’”
Het is half één ’s middags, de zon brandt op het terras van restaurant de Wilhelminatoren in Valkenburg. Terwijl James broodjes kroket en frisdrank bestelt, scrollt Leo door de selfies die hij stiekem heeft gemaakt tijdens het rodelen. Ook Caster tuurt naar zijn scherm. Uit de witte iPod-oortjes die over zijn oren bungelen, klinken hiphopbeats.
De groep is niet compleet. Twee jongens ontbreken omdat ze kort voor vertrek zijn opgepakt. Ze waren gaan joyriden in een auto die niet op slot was en betrokken geraakt bij een ongeluk. James is veel bezig geweest met damage control, vertelt hij. Als er zoiets gebeurt, gaat hij direct in de actiemodus. „Eerst ga je rondbellen: waar brengen ze ’m heen, wanneer moet-ie voorkomen, wie is z’n advocaat. Dan mee met de ouders naar het politiebureau en het bezoekuur in de bajes.”
Juist op die lastige momenten wil hij er zijn. Het gaat erom, legt hij uit, dat je uiteindelijk inzicht creëert. „Ik wil ze laten reflecteren op wat er is gebeurd zonder dat ze steeds te horen krijgen: je doet het verkeerd. Eerlijk, ik was vroeger best wel een kutkind. Maar ik had het ook ál-tijd gedaan. Op een gegeven moment gedraag je je ernaar.”
Met z’n vijven zitten ze nu in een huisje op het vakantiepark in Bemelen, een paar kilometer verderop. Mike Muntz, een vriend van James – eveneens ervaringsdeskundige en jongerenwerker – en zijn zoon zijn ook meegekomen. Aan teruggaan naar Amsterdam wil niemand nog denken. „Het is chill om even weg te zijn”, zegt Caster in de stoeltjeslift naar beneden. „Geen gezeik aan m’n hoofd de hele tijd.”
Met de vraag waarom James dit allemaal met hen doet, zijn de jongens eigenlijk niet zo bezig. „Wacht even”, zegt Leo, en hij legt zijn hand onder zijn kin. „Meester James neemt ons mee omdat hij ons wil laten zien dat er veel te ontdekken is in het leven. Los van de straat, los van de criminaliteit.” James, zegt hij, doet eigenlijk alles voor hem. „Genoeg om bijna te zeggen dat hij mijn echte vader is. Hij helpt met werk zoeken, huiswerk, of wanneer ik niet goed in m’n vel zit. En hij heeft altijd tijd. Laatst waren we veel aan het appen en vroeg ik: waar ben je? Toen zei hij: in Tsjechië!”
Hoe je als credible messenger je professionele grenzen bewaakt, is bij Adamas nog vaak onderwerp van gesprek. In allerlei opzichten is de organisatie aan het pionieren, de deelnemers delen daarom veel ervaringen met elkaar. Of jonge mensen door de aanpak echt uit de criminaliteit blijven is lastig meetbaar, maar feit is dat vorig jaar zo’n 1.500 jongeren werden bereikt. Instanties zoals jeugdzorg, reclassering en politie benaderen Adamas steeds vaker.
James is vooral blij dat hij de kans krijgt écht iets op te bouwen, zegt hij. In al die jaren dat hij vastzat, waren er misschien een of twee begeleiders die hem écht zagen staan. Zo iemand wil hij nu voor deze jongens zijn. „Ze leren mij ook veel.” Met een knipoog: „En ja, ze zijn vervelend, maar ik ben toch wel om ze gaan geven.”