Er gaat je een licht op? ‘Als je iets in metaforen blijft uitleggen, vertel je uiteindelijk iets wat niet waar is’

Je bent ‘het zonnetje in huis’ – het is mij niet vaak gezegd (soms wel!), maar de uitdrukking komt voor. Net als die over mensen met ‘een hart van goud’, die – met een beetje ‘tegenslag’ – niettemin van een ‘koude kermis’ thuiskomen in een ‘giftige’ relatie.

Allemaal metaforen, die schering en inslag zijn in het dagelijks leven. Maar ook in de politiek (‘het schip van Staat’), geschiedschrijving (‘de Franse Tijd’, ‘de Gouden Eeuw’), en zelfs in wetenschap en filosofie (‘ons brein is een computer’, het ‘raderwerk’ van de natuur, de ‘aanval’ van het ‘agressieve’ coronavirus).

Maar wat zijn metaforen? Ze zeggen iets over een verschijnsel (een eeuw, een hart) maar doen dat in termen van een ander verschijnsel (goud). Waarom? Geeft dat kennis over het eerste verschijnsel, zijn metaforen vergelijkingen? Of hebben ze een heel andere functie?

Al sinds Aristoteles breken filosofen zich er het hoofd over. Zij houden van letterlijke taal, die iets beweert over de werkelijkheid – en staan voor een raadsel bij metaforen, die de gebruikelijke betekenis van woorden op losse schroeven zetten. Metaforen zijn het „droomwerk van de taal”, aldus de analytisch filosoof Donald Davidson (1917-2003), die er een invloedrijke theorie over ontwikkelde.

Slaapverwekkend

Het filosofische denkwerk draait vooral om de vraag of woorden in metaforen naast de letterlijke betekenis ook zoiets hebben als een figuurlijke of metaforische. Dat is onwaarschijnlijk, menen taalfilosofen, want dan zouden metaforen homoniemen worden zoals ‘bank’ (een meubelstuk én financiële instelling). Maar dat zijn ze niet. Als Shakespeare Romeo laat zeggen „Julia is de zon”, heeft „zon” geen andere betekenis dan de letterlijke. Strikt genomen is de uitspraak dan ook onwaar: Julia is een vrouw, geen zon.

Een voor de hand liggende uitweg is dan dat metaforen vergelijkingen zijn: Julia is ‘als’ de zon, in een bepaald opzicht. Maar waarom zegt Romeo dát dan niet? Bovendien, in wélk opzicht? Dat ze ‘straalt’, ‘warmte geeft’, misschien? Maar ook dat zijn metaforen. Ze geven net zo min nieuwe informatie als de uitleg dat een slaappil je in slaap brengt omdat die slaapverwekkend is.

In een nog steeds besproken artikel uit 1978 trok Davidson een radicale conclusie: metaforen hebben geen ‘figuurlijke betekenis’, alleen de gebruikelijke, letterlijke. En ja, dus zijn metaforen allemaal onwaar.

Hun functie is dan ook een andere, ze produceren een bepaald effect, er gaat je (met een andere metafoor) ‘een licht op’. Je gaat iets of iemand op een andere manier zien, krijgt een idee of nieuwe associaties. Niet omdat de metafoor iets zégt, maar omdat hij iets teweegbrengt, zoals een droom, een grap of, aldus Davidson, een klap op je hoofd.

Twisten en redeneren

Zijn causale theorie is nog altijd invloedrijk maar ook controversieel; andere filosofen houden vol dat metaforen cognitieve inhoud moeten hebben – je kunt er immers ook over twisten en mee redeneren – of dat niet de formulering zelf de betekenis ervan bepaalt, maar de intentie van de spreker in een concrete context.

In hun zeer leesbare boek Metaforen die ons het bos insturen borduren wetenschapsfilosofen Herman de Regt en Hans Dooremalen, beiden verbonden aan Tilburg University, voort op het werk van Davidson en daarnaast op dat van de linguïsten George Lakoff en Mark Johnson, die in Metaphors We Live By (1980) de grote invloed van metaforen op ons dagelijks leven onderzochten.

„Metaforen zijn nuttig, ze kunnen op een bondige manier informatie overdragen of onze ogen openen voor onverwachte overeenkomsten”, zegt De Regt in een online toelichting. „Maar ze kunnen ook misleiden en ons ‘het bos insturen’. Vandaar de titel van ons boek.” Ze zijn immers feitelijk genomen onwaar. Voor wetenschappers kunnen metaforen, menen De Regt en Dooremalen, in het beste geval een toetsbare hypothese opleveren, waarna ze kunnen worden achtergelaten of ‘dode metaforen’ worden (zoals ‘de voet van een berg’, een uitdrukking die geen metaforische kracht meer heeft).

Dat laten ze in hun boek zien aan de hand van de beeldspraak dat het menselijke brein ‘een computer’ is. Die levert de hypothese op dat onze hersenen informatie verwerken zoals een klassieke Turing-machine – en die blijkt incorrect, aldus De Regt en Dooremalen. „Het brein werkt niet serieel, zoals een computer, maar connectief”, stellen ze vast. Het kan stappen missen of ‘fouten’ maken en toch correcte verbindingen leggen. Zulk connectionisme, dat sinds jaren terrein wint in de cognitieve psychologie, denkt niet in seriële, regelgeleide handelingen zoals die van een klassieke computer, maar in neurale netwerken met lokale knooppunten.

Wetenschap is een metaforendoder

Herman de Regt
Tilburg University

De uiteenzetting over het brein neemt een flink deel van het boek in beslag, maar hoe zit het met andere metaforen in de wetenschap? Die zijn er volop. De Regt en Dooremalen wijzen erop dat Charles Darwin zich ervan bediende (‘de strijd om het bestaan’), net als in zijn kielzog actuele darwinsten als Richard Dawkins met zijn befaamde ‘zelfzuchtige genen’. Tijdens de coronapandemie wemelde het ervan: de ‘oorlog’ tegen het virus als ‘vijand’ die ‘binnendringt’.

Omstreden zijn zulke metaforen ook vaak. Filosoof Sandra Harding (1935-2025) baarde in de jaren tachtig opzien met haar kritiek dat in de wetenschapsgeschiedenis van de zeventiende eeuw machinemetaforen over de natuur serieus worden genomen, maar – in haar ogen – verkrachtingsmetaforen niet (zoals over ‘Moeder Natuur’ die moet worden ‘gedwongen haar geheimen prijs te geven’). Zo weerspiegelen metaforen ook een tijdvak, zoals Freud de menselijke geest vergeleek met een stoommachine, of gelovige middeleeuwers de wereld met een boek.

De Regt: „Zulk gebruik van mechanische metaforen kan best ook een evolutionaire achtergrond hebben, toen mensen eenmaal instrumenten leerden gebruiken. Dat zit heel diep. Maar voor wetenschappers zouden metaforen een heuristisch instrument moeten blijven: ze kunnen je op weg helpen naar hypothesen. Daarna moet je ze weglaten. Dan hebben ze hun werk gedaan. Wetenschap is een metaforendoder.”

Waarheid zoeken

Dooremalen: „In literatuur of poëzie geldt dat natuurlijk niet, maar het gaat ons om contexten waarin je uit bent op waarheid. Dat is de wetenschap, maar ook de politiek, de journalistiek, de rechtspraak. Daarin moeten ze na een eerste gebruik verdwijnen, omdat als je iets in metaforen blijft uitleggen, je uiteindelijk iets vertelt wat niet waar is.”

En hoe zit het met metaforen in niet-exacte disciplines? Historici bijvoorbeeld, met hun ‘Oudheid’ en ‘Franse Tijd’? Zoals Jaroslav Hrytsak schrijft in The Forging of a Nation (2023), zijn geschiedenis van het moderne Oekraïne: „Wiskundigen en fysici hebben formules om hun waarheidsvinding te staven. Wij historici hebben alleen metaforen om onze bevindingen nader te omschrijven.”

De Regt en Dooremalen houden vol: ook in die disciplines hebben metaforen een heuristische functie, ze kunnen helpen waarheid te zoeken, maar moeten na bewezen diensten worden afgedankt. De Regt: „Aanduidingen als ‘Middeleeuwen’ zijn natuurlijk vooral labels die nuttig zijn voor periodisering, waar je altijd over kunt twisten. Maar ook historici blijven zich niet bedienen van metaforen, ze formuleren stellingen die ze empirisch proberen te toetsen.”

Als je metaforen blijft geloven eindig je met een onwaar beeld van de werkelijkheid

Hans Dooremalen
Tilburg University

Kunnen metaforen, in omgekeerde richting, niet ook helpen om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek voor leken op een begrijpelijke manier onder de aandacht te brengen? Dooremalen: „Nou ja, dat kan een eerste stap zijn, zoals met die virologische metaforen, maar toch niet meer dan dat. Metaforen kunnen ook de illusie van begrip produceren, het ‘snap-gevoel’ zoals we dat in een eerder boek hebben genoemd. Maar dat is geen waarborg dat ze correcte informatie geven. Atomen zijn niet écht kleine planeetstelsels. Als je metaforen blijft geloven eindig je met een onwaar beeld van de werkelijkheid.”

En het publieke of politieke debat? In hun boek bekritiseren De Regt en Dooremalen actuele oorlogsmetaforen over de strijd tegen „schurken”, als het gaat om de Russische invasie van Oekraïne. Ook die versimpelen en vertroebelen de werkelijkheid. Dooremalen: „Mensen vonden het schandelijk dat Poetin het had over denazificatie van Oekraïne, maar er was wél dat nazi-achtige Azov-bataljon. Al is dat natuurlijk geen rechtvaardiging voor die invasie.”

Maar is zo’n kanttekening afdoende om een agressor als Poetin niet te willen vergelijken met een schurk? Een metafoor kan juist de kern van de zaak duidelijk maken – de inval en vernietigingsoorlog in een soeverein buurland – en richting geven aan handelen, namelijk Oekraïne steunen? Dooremalen: „Ja, dat klopt. Het brengt je naar de kern van de zaak. Maar het blijft een versimpeling. Het gevaar van de metafoor is dat je niet doorhebt dat het een metafoor is op het moment dat de waarheid ertoe doet. Daar komt het op neer.”

En als het gaat om ‘laatste waarheden’, zoals in godsdienst en theologie? De Regt: „Als religieuze metaforen mensen richting geven in hun leven, zou ik daar heel pragmatisch in zijn. Als het werkt, werkt het. Voor theologen ligt het anders, als je die tot de wetenschap rekent. Ook zij bestuderen bepaalde verschijnselen waar ze een verklaring voor zoeken. Dan geldt voor hen hetzelfde als voor andere wetenschappers.”

Een ander grensgebied: quantumfysica. De Regt: „Dat is een gebied waar je bijna niet anders kan dan je behelpen met metaforen, omdat we er nog zo weinig van begrijpen.” Maar ook daar geldt: laat je er niet door het bos in sturen. „Ja, ook dat is een metafoor, maar die hebben we bewust als titel gekozen.”