Het trio ‘rust, reinheid en regelmaat’ zal bijna iedereen kennen. Maar waar komt het vandaan? Wie zette ze zo heerlijk allitererend op een rijtje? Volkskrant-journalist Wilma de Rek begint haar zoektocht naar antwoorden op deze vragen bij Sien van Hulst, die in 1905 in haar woonplaats Harlingen het pamflet Rust, reinheid en regelmaat schrijft. De brochure is bedoeld om jonge moeders te helpen bij de verzorging van hun baby. Dat was bittere noodzaak; 13 van de 100 baby’s in Nederland sterven dan nog voor hun eerste verjaardag.
Maar De Rek beperkt zich niet tot Van Hulst en haar beroemde woorden. Ze duikt in de culturele geschiedenis van de drie begrippen én de achterliggende biologie, om erachter te komen of we het trio kunnen inzetten om het leven „gezonder, dan wel aangenamer” te maken.
Dit grootse verhaal wordt aan elkaar geweven door een combinatie van literatuuronderzoek, interviews en soms een vleugje reportage. Het is veel, de informatie die De Rek voor de lezer heeft verzameld, in wat ze zelf een „journalistiek verslag” noemt. Soms voelt het boek als een enthousiaste mozaïekvertelling waarin zoveel mogelijk historische en wetenschappelijke details zijn gepropt. Gelukkig heeft De Rek een uitstekende pen en een tomeloos, aanstekelijk enthousiasme voor de materie. Die geestdrift is begrijpelijk, want elk radertje in het uurwerk van de drie R’en ís interessant. Je moet echter als lezer wel behept zijn met een ijzeren geheugen om een beetje bij de les te blijven. Een andere optie is om het boek gewoon over je heen te laten komen en de verwachting los te laten dat je al die belangrijke feitjes en weetjes kunt reproduceren. Of je maakt aantekeningen.
Het scheelt (iets) dat het boek in drie delen is gesplitst, waarin de drie r’en in tegengestelde richting worden afgewerkt, te beginnen bij ‘regelmaat’. Om de lezer een beetje bij de hand te nemen vertelt De Rek soms persoonlijke, lichtvoetige anekdotes ter illustratie. Dat werkt goed. Zo begint het eerste hoofdstuk (‘Waarom regelmaat aan de basis ligt van ons bestaan’) met een verhaal over hoe ze ’s avonds met haar hoofd tegen het ledikantje bonkte om in slaap te komen. „Vijf jaar later nam mijn kleine broertje Hugo de rol van huisorkest over, niet beukend maar zingend, waarbij hij zijn lijfje keihard van de ene zij naar de andere kant smeet met in zijn hand een groezelig doekje dat vrolijk meewapperde.”
Het is het begin van een verder vrij technisch, maar fascinerend verhaal over de invloed van de zon op onze biologische klok en de menselijke hang naar ritme. („Planten en bloemen volgen alleen hun eigen biologische klok en de zon, door wie ze zich dankbaar laat corrigeren. Waren wij mensen maar zo verstandig. Maar dat zijn we dus niet.”)
Zuurdesem
De Rek flankeert de historische en wetenschappelijke verhalen vaker met haar eigen beslommeringen. Het voelt aanvankelijk nogal abrupt om van Christiaan Huygens’ slingeruurwerk naar De Reks slaapkamerraam te hupsen, maar als je eenmaal daaraan gewend bent, blijkt haar persoonlijke narratief een prettige omlijsting voor de explosie aan informatie.
In de zoektocht naar de drie R’en komt de wereldgeschiedenis in een vogelvlucht voorbij. Reinheid blijkt voor een belangrijk deel samen te hangen met het ontstaan van de meeste religies. Met de opkomst van landbouw en nederzettingen leggen groepen mensen massaal het loodje tijdens epidemieën van tot dan toe onbekende ziekten. Niet toevallig worden tegelijkertijd de heilige boeken geschreven waar religies als christendom, islam en jodendom op teruggrijpen. Die blijken bomvol voorschriften te staan om ziektes te voorkomen, het begin van hygiëne. Zelfs de opdracht aan Joden om één keer per jaar al het zuurdesem de deur uit te doen lijkt daarvoor bedoeld.
De Rek beschrijft hoe aan het eind van de Middeleeuwen het onterechte vermoeden rijst dat het nemen van een bad de kans op ziektes verhoogt en „water voortaan een uiterst verdacht goedje” wordt. Behalve in Holland. En zo meandert het boek richting de 19de eeuw („misschien wel de smerigste van alle eeuwen uit de geschiedenis van de mensheid”) en het Harlingen van Sien van Hulst. Maar eerst wordt nog even een uitstapje naar Florence Nightingale gemaakt, de eerste échte verpleegster, die Engeland en omstreken doordringt van het belang van reinheid voor de gezondheid. Zij blijkt de wegbereider van de drie R’en en formuleert rust en reinheid als basis voor patiënten én pleit voor hygiëne om besmettingen met ziekten te voorkomen. (De kindersterfte in Engeland is zo mogelijk nog erger dan in Nederland. In 1860 sterft in grote steden één op de twee kinderen voordat ze vijf zijn.)
Rustcrisis
Een opvallende terugkerende constatering is het gebrek aan verantwoordelijkheid die overheden nemen in de strijd tegen epidemieën. Het zijn veelal artsen en verpleegsters die initiatieven ontwikkelen om iets te doen aan de mensonterende omstandigheden waarin arbeiders wonen en werken. Zo ook Sien van Hulst, die ‘regelmaat’ toevoegde, als essentieel component van zuigelingenzorg. Of zij ook de geestelijk moeder was van de verontrustende gewoonte van wijkverpleegsters om babykamers op slot te draaien tussen de voedingen door en het hardnekkige misverstand dat huilen goed is voor de longen van de baby, dát vertelt De Rek niet. De baby’s gaan mede dankzij Van Hulst in elk geval niet meer met bosjes tegelijk dood.
Het laatste deel van het boek is gereserveerd voor ‘rust’. De noodzaak van rust is misschien de meest actuele component in een maatschappij waarin burn-out een ziekte van epidemische proporties is. De lessen uit deze hoofdstukken zijn dan ook het meest praktisch inzetbaar. Zoals: rust is niet hetzelfde als nietsdoen en functioneert alleen ná werk. Interessant aan wat De Rek de „rustcrisis” noemt, is de rustparadox: het feit dat het gevoel van tijdsdruk toeneemt, terwijl mensen juist méér vrije tijd hebben. Wat dat betreft zijn de passages die ze aanhaalt van Keynes cruciaal, die het probleem van een overvloed aan vrije tijd al in 1930 voorspelde: „Voor de door-sneemens, zonder speciale gaven, is het vreselijk lastig zichzelf bezig te houden, vooral als hij zich niet langer geworteld voelt in zijn land en in de dierbare gewoonten van een traditionele maatschappij.” En zo verklaart De Rek en passant ook nog even het (eveneens epidemische) onbehagen in de westerse maatschappij. Die zou gebaat zijn bij flexibele regelmaat, betoogt ze. Een vast ritme, dat zich wel aanpast aan de seizoenen: ’s zomers langer werken, in de winter vroeg naar bed. Uiteraard moeten we ontkoppelen van die slaafs makende telefoon en af van die ongezonde 24-uursmaatschappij. Rust, reinheid en regelmaat, ze zijn eigenlijk tijdloos.