En toch is het fijn om in Groningen te wonen

Marjoleine de Vos

Dat Groningen vanuit Den Haag wel érg ver weg ligt, hoor je de laatste tijd steeds. Dat is waar. Ik denk dat het ook voor Limburg geldt, en zelfs voor Zeeland, dat van Den Haag helemaal niet zo ver weg ligt, maar waar net zo goed de voorzieningen schaars zijn, schaarser nog dan in het Noorden. En dan komen er in Borssele nog twee kerncentrales bij. „Dan komen er natuurlijk ook weer veel meer hoogspanningskabels om die energie te vervoeren”, verzuchtte een inwoonster die nu juist geniet van de ruimte. Ze hebben daar in Zeeland dezelfde afschuwelijke elektriciteitsmasten gekregen als wij in Groningen: heel hoge die met z’n tweeën naast elkaar staan en die, dat is nog het ergste, spierwit zijn, waardoor ze als de zon schijnt kilometers ver te zien zijn.

Maar dit gaat over het aangename van ergens wonen, over de schoonheid van het landschap, over de gehechtheid aan de omgeving en daar lijken maar weinigen in Den Haag zich zorgen over te maken. Je kunt geen Groninger tegenkomen of hij of zij prijst de ruimte en de luchten, iedereen is trots op de middeleeuwse kerken, de roodbakstenen dorpen op hun wierden – maar hoe zien die er over een poosje uit? Er wordt de komende tijd ongelooflijk veel gesloopt en herbouwd, maar zoals rijksbouwmeester Francesco Veenstra laatst heel terecht opmerkte: er is geen plan en geen visie voor die herbouw. Gaan we, na het gas, nu ook het karakter uit Groningen halen?


Foto ANP

Groningse bestuurders roepen steeds dat Groningen beschikt over talloze antwoorden op allerlei problemen: ‘In Groningen is de toekomst al begonnen!’ Nou, dan ziet de toekomst er niet zo best uit. Maar wij schijnen voorop te gaan lopen in de energietransitie (méér elektriciteitsmasten, méér windmolens, méér zonneparken) en ook zal je eens zien hoe de circulaire landbouw hier gaat bloeien.

Gewoon lekker ver weg wonen, in plaats van kwispelend naar Den Haag te rennen

Ik weet niet of de boeren met hun vaak grote en intensieve bedrijven daar al van op de hoogte zijn.

In het onvolprezen tijdschrift Noorderbreedte schreef Susan Top, tot voor ruim een jaar secretaris van het Groninger Gasberaad en iemand die goed weet waar ze over praat, dat bestuurders altijd zo de neiging hebben tot algemene ronkpraat. Die beweren doodleuk dat de ‘uitdagingen’ van Groningen (daarmee bedoelen ze: ernstige problemen) „juist momentum [creëren] voor oplossingen.” „Waarom dat zo zou zijn blijft onduidelijk,” schrijft Top. Internationale studenten, een snelle treinverbinding, een gunstiger investeringsklimaat – de meeste bewoners van het bevingsgebied hebben er weinig aan. Integendeel. Straks staan er hier ook nog datacenters en fabrieken die elektriciteit moeten omvormen tot waterstof.

Top vraagt zich af of het niet eens verfrissend zou zijn om gewoon te zeggen: „extra windmolens, zonneparken of hoogspanningskabels hebben we hier niet meer nodig.” En ook de ruimte hier willen we graag ruim houden. „Als jullie die willen gebruiken, dan zullen we jullie plannen welwillend bekijken.” Gewoon soeverein zijn, lekker ver weg wonen, in plaats van kwispelend naar Den Haag te rennen om daar vrolijk blaffend te laten merken dat we hier dolgraag de problemen van het land willen oplossen, zonder dat het land onze problemen oplost.

En hier dan de mensen eindelijk eens laten weten waar ze aan toe zijn. Verfje over die hoogspanningsmasten, monumenten en karakteristieke dorpsgezichten sparen, architecten nieuwbouw laten begeleiden… Misschien begint de toekomst echt wel in Groningen.