Het afpersen begint meestal binnen een dag of twee – afhankelijk van hoe snel het vertrouwen is gewonnen. Zodra iemand de eerste naaktfoto heeft gedeeld, slaat de toon van het gesprek om. Die ene nieuwe Instagramvolger of Snapchatvriend, eerst nog zo charmant en geïnteresseerd, praat ineens in hoofdletters. Hij wil geld zien: duizenden euro’s, binnen tien seconden. Anders wordt het beeld verspreid.
Dit is het scenario dat Babette Keuning en haar collega’s van Helpwanted dagelijks horen. Van de ruim 12.000 meldingen die vorig jaar binnenkwamen bij de hulplijn voor online grensoverschrijdend gedrag, ging bijna 40 procent over chantage met intieme beelden, oftewel sextortion. Bij jongens, zegt senior medewerker Keuning, gaat het meestal om geld. „Meisjes worden vaak onder druk gezet om meer beelden te delen.” Ongeveer de helft van de melders is minderjarig. Ze zien bij Helpwanted het topje van de ijsberg, denken ze. „We weten dat lang niet alle slachtoffers hulp zoeken.”
We weten dat lang niet alle slachtoffers hulp zoeken
Hoe bescherm je kinderen en jongeren tegen de gevaren van de online wereld? Tegen oplichting, desinformatie, verslavende algoritmes, cyberpesten, reclame, privacyschending, heftige beelden, misleiding door AI? Overal ter wereld worden daartoe de regels aangescherpt – deze dinsdag stemt de Tweede Kamer over een motie voor een leeftijdsgrens van vijftien jaar voor sociale media. Tegelijkertijd, zo is te lezen in beleidsstukken, vindt de Nederlandse overheid het online „weerbaar en wegwijs” maken van kinderen een „gezamenlijke opgave”. Ook ouders en andere opvoeders moeten actief bijdragen.
En daar valt volgens deskundigen een hoop te winnen. Kinderombudsman Margrite Kalverboer constateerde dit najaar dat ouders nauwelijks met hun kinderen praten over hun online interesses of wat ze meemaken op internet. De digitale opvoeding blijft in haar ogen – net als het beleid van de overheid overigens – vooral beperkt tot controleren en beschermen.
In het Iene Miene Media-onderzoek, dat jaarlijks meet hoe gezinnen omgaan met media, geeft ongeveer de helft van de ouders aan dat ze amper met hun jonge kinderen praten over filmpjes of spelletjes. Bijna een op de vijf zegt nooit in te grijpen in het mediagebruik van hun kind.
Uitdaging
Mediapedagoog Marije Lagendijk vindt het logisch dat veel mensen digitaal opvoeden een uitdaging vinden. De huidige generatie ouders, zegt ze, is namelijk zelf niet met digitale media opgegroeid. „Er was een tijdperk vóór internet en daarna. Voor kinderen van nu bestaat dat onderscheid niet: de online wereld is net zo echt als de fysieke.” Wat het nog lastiger maakt, is dat de technologie zich zo snel ontwikkelt. Zeker met de komst van de smartphone. „Vroeger had je een tv of pc in de woonkamer en was er altijd toezicht. Platforms met honderden games en chatfuncties met wildvreemden, bestonden nog niet.”
Lagendijk ziet dat ouders vaak wel weten wát ze moeten doen, maar niet goed hóé. „Veel concreter dan het advies ‘praat erover met je kind’ wordt het meestal niet.” Haar boek Digitale opvoeding (2024) vulde ze daarom met zo veel mogelijk praktische inzichten. Ze vergelijkt digitaal opvoeden met zwemles: niemand gooit zijn kind zonder zwembandjes in het diepe, toch is dat dikwijls wat gebeurt als opvoeders kinderen een scherm in handen geven.
Voor kinderen bestaat het onderscheid niet: de online wereld is net zo echt als de fysieke
Eigenlijk, zegt ze, is het eerste schermcontact het moment waarop de digitale opvoeding zou moeten beginnen. In haar boek ligt de focus op kinderen tussen pakweg acht en twaalf jaar – de fase waarin ze digitaal zelfstandiger worden. Begin, adviseert Lagendijk, in ieder geval ruim voor de brugklas. „Dan verandert voor een kind alles: je lijf, je brein, je komt uit je veilige, vertrouwde omgeving. Tegelijkertijd wordt online zijn steeds belangrijker.”
Probeer eerst inzicht te krijgen in wat een kind op internet doet, zegt Lagendijk. „In de meeste gezinnen wordt de vraag ‘hoe was het online?’ zelden gesteld. En indien wel kunnen ouders vaak weinig met het antwoord.” Volgens haar helpt het om een goed moment te kiezen – tijdens een wandeling met de hond bijvoorbeeld. „Toon interesse, nodig je kind uit om te vertellen.” Haar boek bevat een hele rits voorbeeldvragen. Wat was het leukste filmpje dat je vandaag hebt gezien? Wie volg je op YouTube, TikTok of Insta? Wat deelt diegene? Zie je weleens dingen die je niet leuk vindt? Hoe voel je je nadat je lang achter een scherm hebt gezeten? Met wie praat je meestal online?
Lees ook
Het is drie uur ’s middags en Joëll (13) heeft vandaag al 6,5 uur getiktokt
Schermtijd
Felice (11) kreeg haar eerste telefoon vorig jaar, in groep 7. Ze had er niet om gezeurd, maar ze was wel blij. Eindelijk kreeg ze de grapjes in de familie-app mee. „Het is fijn dat ik nu niet een heel weekend hoef te wachten om met vriendinnen te kletsen, en dat ik mijn ouders kan bellen of appen als ik ergens ga spelen.” Ze zit op Snapchat en een beetje op TikTok. Daar kijkt ze graag ‘DIY-video’s’: over creatieve dingen die je kunt maken. „Maar ik plaats zelf geen filmpjes. Dat vind ik gewoon raar.”
Het is maandagavond half zes en haar schermtijd is tot nu toe 29 minuten. Felice was de hele dag op school en had daarna tennisles – ze had weinig tijd om op haar telefoon te zitten. Misschien gaat ze zo nog even Block Blast spelen („een soort Tetris”). Strenge afspraken over haar telefoongebruik zijn er niet. „Toch?” Felice kijkt vragend naar haar moeder Hilda Pluckel (45)
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data128716392-461b8e.jpg|https://images.nrc.nl/fmMeMqMIU0jaruer1VO_LOvh_ak=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data128716392-461b8e.jpg|https://images.nrc.nl/JMBfdJVz0gvSjIrJcslT1q9Y770=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data128716392-461b8e.jpg)
Die schudt haar hoofd. „Nee. De telefoon gaat in ieder geval niet mee naar bed. En we bespreken soms wel wat voor dingen je ziet.”
Felice: „Slijm. Dat vind ik gewoon satisfying om naar te kijken. En unboxing-video’s, maar dat begrijpen mijn ouders niet.”
Hilda installeerde ChatLicense voor Felice, een app die kinderen leert omgaan met een smartphone door ze spelenderwijs – al wandelend door de fictieve stad ChatCity – te confronteren met dilemma’s en gebeurtenissen uit de online wereld. Ouders kunnen via een platform meekijken naar welke vaardigheden hun kind leert en een gids raadplegen over populaire apps.
Felice vindt de app – de makers noemen ChatLicense een ‘digitaal zwemdiploma’ – nuttig. „Je leert bijvoorbeeld wat voor dingen je wel of niet moet delen. Stel je maakt een foto van iemand in de modder, en die ziet er een beetje raar uit. Dan kun je naar rechts swipen om te delen en zie je wat er gebeurt als diegene dat eigenlijk niet wilde.” En ze kreeg een keer een random bericht van een bank. Felice: „Ik had op ChatLicense geleerd dat je nooit op de link moet klikken, anders raak je heel veel geld kwijt.”
Zou de overheid sociale media voor kinderen onder een bepaalde leeftijd moeten verbieden, zoals in Australië? Felice vindt dat te ver gaan. „Niet zestien jaar, dat is echt te oud. Onder de twaalf jaar zou ik op zich goed vinden, dan ben je nog een beetje kind. Ik denk ook: áls het dan mag, ga je er gelijk superveel op zitten.” Ze trekt haar knieën op en denkt even na. „Je ziet wel dat veel tieners er niet meer blij van worden… Zou het niet beter zijn als de overheid tegen die bedrijven zegt: doe er wat aan, anders verbieden we de app?”
Leeftijdsverbod
Ook mediapedagoog Marije Lagendijk vindt een leeftijdsverbod geen goed idee – net als menig ander. „Dan gaan de socialemediaplatforms achteroverleunen en laat je jongeren straks op hun vijftiende zonder enige voorbereiding los in een schadelijke omgeving. En hoe wil je gebruikers controleren? Moeten die dan een ID-kaart of paspoort uploaden? Dat lijkt me nogal een privacyschending.”
Ze ziet nog genoeg andere opties om de vele problemen rond sociale media aan te pakken. „Besteed structureel aandacht aan de schadelijke kanten, maak het op school onderdeel van het curriculum. Geef ouders duidelijke richtlijnen, bijvoorbeeld via het consultatiebureau, over wat een gezonde schermtijd is.”
Opvoeders, denkt Lagendijk, voelen nu veel sociale druk om hun kind een telefoon te geven: wat als het straks de enige zonder is? „Ik hoop dat mensen die norm vaker ter discussie stellen. De meeste socialemediaplatforms hebben al een leeftijdsgrens van dertien jaar of ouder, en dat is niet voor niets: je brein moet voldoende ontwikkeld zijn om de complexe online wereld te overzien.”
Slijm. Dat vind ik gewoon satisfying om naar te kijken. En unboxing-video’s, maar dat begrijpen mijn ouders niet
Bij hulplijn Helpwanted spreken ze elke dag wel een paar bezorgde ouders. Het allereerste wat Babette Keuning en haar collega’s dan zeggen: „Wat goed dat je ons hebt gevonden.” Ze luisteren, stellen gerust en geven zo goed mogelijk advies. In het geval van sextortion is dat bijvoorbeeld: verbreek het contact met de afperser en stuur diegene geen geld of nog meer foto’s. Doe eventueel aangifte. (Keuning: „Er zitten vaak criminele bendes uit het buitenland achter.”) Ze raden ouders aan kalm te blijven, steun te bieden („Wat heb je nodig om je beter te voelen?”) en niet te doen aan victim blaming. „Benadruk dat de verantwoordelijkheid bij de pleger ligt.”
Veel ouders, weten ze bij Helpwanted, willen hun kind behoeden voor gevaren door telefoons in te nemen of hun internetgebruik te beperken. Begrijpelijk, maar overbescherming werkt soms averechts. Het kan ervoor zorgen, zegt Keuning, dat kinderen minder snel om hulp vragen, uit angst voor straf. Er open over praten werkt daarom het beste. „Vooral ook over de leuke kanten van internet.”
Lees ook
Onder de vijftien jaar géén social media. Kan dat? En heeft dat zin?
