‘Toen mijn brommer gestolen werd, kreeg ik de vraag of ik slachtofferhulp wilde. Toen mijn vader gearresteerd werd, was er niemand voor me.” Deze uitspraak, afkomstig van een tienermeisje, is volgens Winie Hanekamp alleszeggend. „Op het moment dat een ouder gearresteerd wordt, worden de kinderen meegesleurd in een onbekende, angstige wereld. Er is voor hen en hun ouders geen zorg, geen ondersteuning en nauwelijks informatie.”
Hanekamp is manager bij K I N D, een expertisecentrum gericht op kinderen van gedetineerde ouders dat vijf jaar geleden werd opgericht door Exodus Nederland en Avans Hogeschool. Aanleiding waren een rapport van de Kinderombudsman waarin onderkend werd dat er meer aandacht nodig is voor kinderen van ouders in detentie, en eenzelfde aanbeveling van de Raad van Europa. Het expertisecentrum doet onderzoek, biedt hulpverleners trainingen over dit specifieke thema, en heeft een advieslijn voor kinderen, ouders en professionals. Hanekamp: „De advieslijn voorziet in een behoefte, merken we. We krijgen veel vragen uit allerlei hoeken over praktische zaken rondom detentie.”
Uit TNO-onderzoek blijkt dat een ouder in detentie in de top-6 van de meest ingrijpende gebeurtenissen staat. Ook uit de verhalen van drie voor dit artikel geïnterviewde kinderen blijkt dat de impact groot is als een ouder in de gevangenis belandt. Alleen al dit: een op de drie arrestaties gebeurt in het bijzijn van een kind, weet Hanekamp. Soms wordt een vader met veel geweld van zijn bed gelicht, terwijl er kinderen thuis zijn – zoals ook Annelyn Smit meemaakte.
Lees ook
Meer dan twintigduizend kinderen hebben een vader die in de gevangenis zit
Willekeur aan regels
„Kinderen zitten vol vragen als een ouder plotseling de gevangenis in gaat”, zegt Winie Hanekamp. „Ouders zelf weten niet wat ze hun kinderen moeten vertellen, of hoe ze zo goed mogelijk contact kunnen houden. Detentie is nog steeds een taboe, kinderen en hun ouders schamen zich en houden het geheim. Leerkrachten en hulpverleners vinden het spannend en durven er niet met een kind over te praten. En in het gevangeniswezen zelf zeggen ze: ‘De zorg voor kinderen is niet onze opdracht.’ Uiteindelijk neemt niemand verantwoordelijkheid. Naar het belang van het kind wordt structureel niet gekeken.”
„Rechters zeggen wel dat ze rekening houden met kinderen, maar als je het vonnis dan leest blijkt dit vaak niet zo te zijn”, aldus Verhagen. Dat geldt ook voor een korte detentie: als een gewelddadige demonstrant een maand cel krijgt, is de impact van die ene maand op het kind net zo groot als wanneer iemand een jaar de cel in gaat. Hanekamp: „Als je het belang van het kind meeweegt, kunnen korte straffen wellicht op een andere manier uitgevoerd worden.”
Het gevolg van het ontbreken van beleid is een willekeur aan regels in de penitentiaire inrichtingen (PI’s). In de ene PI is een vadervleugel ingericht, waar kinderen hun vader kunnen ontmoeten in een kindvriendelijk ingerichte ruimte. In een andere PI worden kinderen en ouder gescheiden door een perspex wandje en in weer een andere mogen gedetineerden alleen tijdens schooluren bellen met het thuisfront. Knuffelen met je kind mag in de ene PI alleen bij binnenkomst, in de andere mogen kinderen het hele uur op schoot zitten. Een tekening meebrengen is sowieso niet toegestaan vanwege het risico op het binnensmokkelen van drugs. Laat staan een cadeautje voor Vader- of Moederdag.
Uit onderzoek blijkt, vertelt Verhagen, dat het voor de ontwikkeling van deze kinderen beter is als de relatie met gedetineerde ouders intact blijft of verbeterd wordt. „In de PI’s moet er daarom meer aandacht zijn voor het welzijn van het gezin van de gedetineerde. Niet alleen omdat dat beter is voor de gedetineerde zelf – een goed contact verkleint de kans op recidive – maar óók omdat het dan in de toekomst beter gaat met de kinderen.” En dat, wil Verhagen maar zeggen, is belangrijk omdat deze kinderen, met wie het dan goed gaat, hún kinderen er niet mee belasten.
Dat gold niet voor Ray, een 45-jarige Brabander die zijn vader achternaging op het criminele pad. Toen zijn vader vastzat, was er geen aandacht voor hem. Zelf heeft hij vijf kinderen, van wie drie nog minderjarig. „Tijdens mijn eerste detentie kreeg ik tien minuten om te bellen”, vertel hij. „Zo gauw de celdeur openging, rende iedereen naar de telefoon op de afdeling. Het was vechten om te mogen bellen. Een fatsoenlijk gesprek kun je dan natuurlijk niet voeren.
„De tweede keer zat ik ver weg, dus konden mijn kinderen niet langskomen. Wél kon ik daar zo vaak bellen als ik wilde. Daardoor heb ik het contact met mijn kinderen kunnen herstellen. Dat contact was niet goed voordat ik vast kwam te zitten. Met elk telefoontje voelde ik me meer vader worden, waardoor de motivatie om het anders te gaan doen in mijn leven toenam.” Glunderend: „Nu ik vrij ben, ga ik elke week iets doen met mijn kinderen.”
Kleine stappen
In de vijf jaar dat expertisecentrum K I N D bestaat, zijn er kleine stappen gezet voor meer aandacht voor kinderen met een ouder in detentie. Zo doet Verhagen promotieonderzoek naar de factoren die de relatie tussen gedetineerde vader en kind bevorderen, „zodat we straks weten aan welke radertjes we kunnen draaien”. In de PI’s neemt het bewustzijn toe dat het gezin van de gedetineerde óók aandacht verdient. In Den Haag heeft minister Weerwind onlangs een half miljoen beschikbaar gesteld voor de PI’s om hiermee aan de slag te gaan.
„Het is een begin, maar we hebben nog een lange weg te gaan”, zegt Verhagen. „Deze initiatieven zijn losse onderdeeltjes, afhankelijk van een individu die hart voor de zaak heeft. Kinderen bungelen nog te vaak onderaan, ook in politiek Den Haag. Strenger straffen betekent helaas dat kinderen de dupe worden.” Hanekamp: „Alle betrokkenen moeten zich realiseren dat een beslissing over een ouder ook een beslissing is over het leven van een kind.”
‘Het was midden in de nacht, er klonk kabaal, grote mannen kwamen binnen en namen mijn vader mee’
Annelyn was vijftien toen haar vader gearresteerd werd. Hij werd later veroordeeld tot twee jaar detentie. Nu is ze 28.
„Het was midden in de nacht toen ik beneden kabaal hoorde. Mijn vader was net op tijd om de deur open te doen, anders hadden ze ’m ingetrapt. Grote mannen kwamen binnen en namen mijn vader mee. Ik was vijftien en kon alleen maar denken: wie zijn jullie om hier ’s nachts mijn huis binnen te komen vallen?
Later begreep ik natuurlijk dat ze niet zomaar waren gekomen, dat mijn vader iets had gedaan wat niet kon. Een half jaar eerder kwam ik thuis en trof ik mensen van de FIOD aan, op zoek naar bewijzen tegen mijn vader. Maar ik had niet verwacht dat ze hem later ook echt zouden komen ophalen.
Die inval was heftig voor mij. Het had ook niet gehoeven. Mijn vader had geen wapens, er was geen vluchtgevaar, hij had zelfs aangeboden zelf naar het bureau te komen als dat nodig was. Waarom moest het met zoveel schrikeffect, midden in de nacht, met een kind thuis?
Nog steeds heb ik te maken met de gevolgen. Nooit ben ik relaxed als de bel bij mij gaat, ik heb liever dat mensen hun bezoek eerst aankondigen. Ik functioneer het best als ik de controle houd.
Na die inval duurde het nog negen jaar voordat mijn vader voor twee jaar de gevangenis in ging. Die periode, met allerlei onderzoeken en een hoger beroep, was slopend. Ik leefde in onzekerheid en wist nooit wat er zou gaan gebeuren. Of hij bijvoorbeeld nog thuis zou zijn als ik uit school kwam. Ik checkte steeds of hij er nog was, hij kon elk moment weg zijn. In die tijd liep het huwelijk van mijn ouders hierdoor stuk, er was weinig geld, op alles was beslag gelegd, we moesten het huis uit en ik zag mijn vader zich steeds slechter voelen.
De eerste periode na de inval wilden mijn ouders dat ik het voorarrest geheim zou houden, het zou alleen maar tegen me werken. Vriendinnen vroegen wel eens waarom ik er zo slecht uitzag. Dan zei ik maar dat ik slecht geslapen had. Achteraf was het beter geweest als ik het wel gedeeld had. Ik sloot me steeds meer van hen af. Tijdens de detentie zelf, ik was inmiddels volwassen, nam ik de verantwoordelijkheid op me om alles voor mijn vader te regelen. Dat was zwaar, naast mijn baan, relatie en sociale leven. Er was weinig informatie, ook niet toen ik vijftien was. Ik had geen idee waar ik terechtkon.
Nu werk ik als ervaringsdeskundige voor expertisecentrum K I N D, zodat anderen wél de informatie en steun kunnen vinden die ze nodig hebben.”
‘Een paar maanden geleden heb ik eindelijk, na zeven jaar, voor het eerst zijn cel gezien’
Hij was drie jaar toen zijn vader de cel in ging. Die is veroordeeld tot achttien jaar detentie. Nu is hij tien.
„Toen mijn vader plotseling niet meer thuiskwam, vertelden mijn ouders dat hij in de gevangenis werkte en daar ook moest overnachten. Twee jaar later stelde ik steeds vaker vragen en toen hoorde ik van mijn moeder dat hij vastzat. Ik vroeg me af waarom hij geen streepjespak aan had. Maar ik was ook erg verdrietig, en nog steeds.
We gaan bijna elke week op bezoek. Eerst zat mijn vader in een gevangenis dichtbij, maar sinds een half jaar zit hij in Veenhuizen, meer dan twee uur rijden. Daar heeft hij zelf voor gekozen, omdat ze daar een vadervleugel hebben. We hoeven nu niet meer aan een tafeltje tegenover elkaar te zitten tijdens het bezoekuur. We kunnen nu twee uur lang samen zijn in een grote familiekamer. Ook al kunnen we daar niet stoeien, want het is er vies. Een paar maanden geleden heb ik eindelijk, na zeven jaar, voor het eerst zijn cel gezien. Het zag er best gezellig uit.
Ik mag geen tekeningen meenemen als ik op bezoek ga, omdat ze dan denken dat ik er misschien wel drugs op gedaan heb. Vaderdagcadeautjes mogen niet, alleen een kaartje sturen mag. Maar die komen soms niet aan. En toen ik klein was, wilde ik een knuffel mee naar binnen nemen, maar dat mocht ook al niet. We kunnen mijn vader niet zelf bellen. Hij belt ons wel elke dag. Dan zegt hij ‘goeiemorgen’. In de vorige gevangenis mocht hij ook ’s avonds bellen. Dat mag nu jammer genoeg niet. ‘Welterusten’ horen vind ik fijner dan ‘goeiemorgen’.
Het is geen geheim dat mijn vader in de gevangenis zit. Ik vind het fijn om het eerlijk te vertellen. Maar op school word ik vaak gepest. Dan lachen ze me uit omdat ik blij vertel dat ik mijn vader mocht knuffelen. Of ze zeggen dat hij nooit meer vrij zal komen. Ik word dan superboos en agressief. Als ik dan iemand duw, krijg ik de schuld van de juf. Kinderen begrijpen me niet, omdat zij wél een vader dichtbij hebben.
Ik ben eigenlijk best vaak bang. Ik heb altijd het gevoel dat er enge mensen in de struiken zitten. Pas sinds kort durf ik alleen naar mijn vriendje op de hoek te lopen. De meeste dingen durf ik niet zonder mijn moeder. Maar gelukkig gaat dat steeds ietsje beter. Ik kan niet wachten totdat mijn vader vrijkomt, dan ga ik hem enorm knuffelen!”
Om privacyredenen ontbreekt de naam. Die is bekend bij de redactie.
‘Ik kon alleen maar denken: wat heeft hij gedaan? Nog steeds weet ik het niet.’
Ze was vijf toen haar vader voor het eerst gearresteerd werd. Sinds anderhalf jaar zit hij weer in detentie. Nu is ze elf.
„Omdat mijn ouders uit elkaar zijn, ging ik elke zondag naar mijn vader toe en om de week sliep ik bij hem. Ineens kon ik niet komen. Mijn moeder zei toen dat hij in de gevangenis zat. Daar was ik erg verdrietig over. Toen hij anderhalf jaar geleden weer naar de gevangenis moest, zei mijn moeder daarom dat hij voor zijn werk drie maanden naar Marokko moest. Toen zeker was dat hij langer moest blijven, heeft ze de waarheid verteld. Ik weet nog dat ik heel hard met de deur gooide en huilend naar bed ging. Ik kon alleen maar denken: wat heeft hij gedaan? Nog steeds weet ik het antwoord niet. Als het iets heftigs is, wil ik het liever niet weten.
Ik ga elke week een uur naar hem toe. Dan zit hij aan de ene kant van de tafel en ik aan de andere kant. Ik mag hem even knuffelen als ik binnenkom, over de tafel heen. Hij kan niet naar me toelopen. Omdat ik te oud ben, mag ik niet meer bij hem op schoot gaan zitten. Dat vind ik gemeen. Dat zou ik de baas van de gevangenis wel willen zeggen: laat iedereen bij zijn vader zitten. Ik mis het knuffelen of een spelletje spelen. Gelukkig mocht ik tijdens het herfstkamp van Exodus (waar kinderen met hun ouder activiteiten ondernemen) drie dagen met hem samen zijn, zes uur per dag. Maar dat is maar één keer per jaar.
Op school weten alleen de juffen ervan. Ik vind het fijn als ze af en toe even met me praten of me knuffelen als ik verdrietig ben. Ik ben bang dat kinderen me zullen pesten als ze het weten. Ik huil vooral als ik naar bed ga, dan mis ik mijn vader het meest. Gelukkig belt hij me daarom elke avond. Als ik jarig ben, vind ik het ook erg moeilijk, of op feestdagen als andere kinderen met de hele familie samen zijn.
Ik had ook vaak buikpijn en snapte niet waardoor dat kwam. En ik vind het ook heel moeilijk om zonder mijn moeder te zijn. Eigenlijk wil ik het liefst de hele dag bij haar zijn. Als ze naar de wc gaat, vraag ik soms waar ze naartoe gaat. Ik ben vaak bang dat er ook iets met haar gebeurt of dat ze me verlaat. Ik vind het moeilijk om bij vriendinnen thuis te gaan spelen, ik heb liever dat ze bij mij komen. De onzekerheid vind ik het allermoeilijkst. Wanneer komt hij thuis? Wanneer kan ik weer naar hem toe in zijn eigen huis?”
Om privacyredenen ontbreekt de naam. Die is bekend bij de redactie.