Eind jaren twintig van de achttiende eeuw betrad een jonge vrouw het Parijse Café Gradot om zich in het exclusieve, mannelijke gezelschap van beroemde filosofen en wetenschappers te begeven. Café Gradot was wat later Café de Flore voor Sartre en De Beauvoir zou zijn, alleen behoorden vrouwen er in deze jaren nog uitsluitend tot de bediening. Hoewel de stoutmoedige bezoekster, Émilie du Châtelet, in de allerhoogste kringen verkeerde en een briljante geest was, werd haar verschijning in Gradot dan ook als regelrechte provocatie gezien.
Als het waar was geweest. Want waarschijnlijk is dit net zo’n mythe als het verhaal waarin Newton bij het vallen van een appel de zwaartekracht ontdekte, zo begint Andrew Janiak zijn boek over de geleerde markiezin. Maar de anekdote is op een bepaalde manier toch waar. Hij geeft namelijk scherp weer wat de maatschappelijke speelruimte voor vrouwen in de Verlichting was: nihil. Ze konden hun talent hooguit in correspondentie botvieren of tijdens conversatie in de salons.
Émilie du Châtelet kreeg echter een uitzonderlijk vrije, stimulerende opvoeding, gelijkwaardig aan die van haar broers. Al jong beheerste ze een aantal moderne en klassieke talen, natuurwetenschappen en wiskunde. En ze was bepaald geen nerd: ze kon ook dansen, zingen, acteren, allemaal onvermeld in dit boek, vanuit academische pudeur om op haar leven in te gaan.
Ze trouwde met een elf jaar oudere markies. Deze militair verbleef meestal elders en liet haar volkomen vrij. Ze had, wellicht net als hij, een reeks affaires maar trok zich op een gegeven moment, gedreven door haar intellectuele passies, in een kasteel op het platteland terug om daar haar eigen academie te creëren. Want vrouwen hadden geen toegang tot het publieke wetenschappelijke debat en ze kreeg een beetje genoeg van haar mondaine omgeving.
In een kasteel met Voltaire
Op dit kasteel in de Haute-Marne trok Voltaire bij haar in. Zo’n vijftien jaar woonden ze samen, eerst als minnaars, daarna als hartsvrienden. Ze lazen en schreven samen, speelden toneel, deden onderzoek. Ze richtten er een prachtige bibliotheek in en een klein theatertje en ze schaften wetenschappelijke instrumenten aan.
Dat zij hierdoor als minnares van Voltaire bekend is geworden in plaats van hij als haar minnaar, zit de schrijver van dit boek niet lekker. Een beetje kinderachtig, waar de laatste de beroemdste filosoof van de eeuw is, maar dat is nu precies het punt van dit boek. Het hele denken in termen van grote mannen als helden van de wetenschap moet daarin overboord.
Émilie pleitte er zelf ook voor, met name in haar natuurwetenschappelijke werk. Daarin probeert ze een verzoening tot stand te brengen tussen de nieuwe, verpletterende inzichten van Newton en de invloedrijke metafysica van Leibniz. Zo vonden er in deze jaren heftige discussies plaats over de absolute ruimte, die in de ogen van Leibniz en vele anderen nooit leeg kon zijn. Dat zwaartekracht zonder tussenkomst van deeltjes, dus zonder mechanische oorzaak, iets anders in beweging kon brengen wilde er bij hen niet in.
Ook de discussie over het wezen van materie was een veel betwist onderwerp. Was het zwaartekracht? Newton liet zich er niet over uit, verschillende volgelingen en hun tegenstanders daarentegen des te meer.
Het zijn kwesties die in dit academisch geschreven boek uitvoerig aan de orde komen. Volgens Janiak is de belangrijkste bijdrage van Du Châtelet het voortdurende streven naar een compromis tussen natuurwetenschap en metafysica. En dat lukt beter wanneer je niet een grote held volgt en vooringenomen aan diens systeem vasthoudt, maar door zelf na te denken.
Uitgerekend dat zou haar originaliteit uitmaken. Dat is een maffe observatie want de hele Verlichting draait om de gedachte elke autoriteit te verwerpen en op je eigen oordeel af te gaan. Sapere aude! herhaalde Kant in 1784 nog eens in zijn pamflet Wat is verlichting? ‘Durf te weten!’ Tegelijk is scepsis jegens Grote Mannen voor een historicus inmiddels een beetje een bot instrument. Kun je de grote held Voltaire niet net zo goed als een slaafse Newtoniaan zien, met zijn Éléments de la philosophie de Newton (1738), dat hij in samenspraak met Émilie schreef?
De opvallendste paradox van The Enlightenment’s Most Dangerous Woman is echter dat het steeds op die door Du Châtelet bekritiseerde verering van Grote Mannen hamert, terwijl het van haar tegelijk nogal geforceerd een Grote Vrouw probeert te maken. Haar Institutions de Physique (Grondslagen van de natuurwetenschap, 1740) wordt herhaaldelijk een meesterwerk genoemd, haar originaliteit wordt telkens geprezen en haar invloed is volgens de schrijver enorm.
Over het hoofd gezien
Voor dat laatste draagt hij wel een paar argumenten aan, maar de manier waarop zij uiteindelijk in overzichten onvermeld blijft, en dus in de canon ontbreekt, is relevanter. Janiak legt uit hoe latere geschiedschrijvers van de Verlichting als Ernst Cassirer, Peter Gay of Jonathan Israel haar consequent over het hoofd zien. Dat werkt beter dan het kritiekloos ophemelen van je eigen, miskende heldin en het in een halve bijzin wegmoffelen van haar lidmaatschap van de Academie van Wetenschappen in Bologna.
Deze latere uitsluiting van vrouwen als Émilie du Châtelet door geschiedschrijvers komt dan ook overtuigender naar voren dan de complexe natuurwetenschappelijke en metafysische discussie uit die tijd. Die is bovendien nog ingewikkelder dan dit boek suggereert. Zo kan het woord ‘filosofie’ in deze jaren even goed natuurwetenschap (science) betekenen als metafysica (speculatie), soms zelfs binnen eenzelfde tekst. Het spanningsveld tussen beide wordt dan een conceptueel mijnenveld.
Verder verschillen discussies tussen Newton en Leibniz en hun aanhangers rond 1700 vergaand van die rond 1750, wanneer Émilie du Châtelet kort na de geboorte van een zoon sterft en het eerste deel van de fameuze Encyclopédie verschijnt. Waaraan ze dus niet meer heeft kunnen bijdragen, al was het de vraag of het haar was gegund, want van de duizenden lemma’s uit dit boegbeeld van de Verlichting was er maar één van een vrouw. Over mode.
Lees ook
Deze column over Émilie du Châtelet
Ook na lezing van dit boek blijkt dat vrouwelijke denkers of wetenschappers tijdens de Verlichting de mannelijke hegemonie in de wetenschap niet wisten aan te tasten. Anders dan de schrijver suggereert was Émilie du Châtelet ongevaarlijk, al hadden we het liever anders gehad. Ik had haar ontzettend graag met een paar boeken onder de arm Café Gradot zien binnenstormen in de hoop deze vrouw een glas champagne te mogen aanbieden.
