N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: een plantenasiel bestieren. Om zo de consumptiemaatschappij tegen te gaan.
We komen toch niet met een filmcamera langs? Joan Melgers (59) klinkt wat bezorgd aan de telefoon, voorafgaand aan het bezoek van de krant. Zij bestiert Plantenasiel Zonneschijn in het Zeeuwse Bruinisse, in de serre van haar huis, en sommige bezoekers verwachten er een soort plantenhemel aan te treffen met grote, goed bloeiende planten. Maar zij vangt de knéúsjes op. De planten die aan wortelrot lijden omdat er te fanatiek water is gegeven bijvoorbeeld, of die door tripsen zijn aangevreten. En dat ziet er op video misschien niet al te indrukwekkend uit.
Elke plant verdient een kans, vindt Melgers, die tijdens de coronapandemie met het asiel is begonnen. Zij geeft Nederlands als tweede taal, en had ineens tijd over toen ze niet meer naar de leslocatie hoefde af te reizen. Het begon met het verzorgen van een ‘kneusjesbox’ die ze bij het tuincentrum had gekocht, daarna ging ze in haar omgeving om afdankertjes te vragen en inmiddels weet bijna iedereen op Schouwen-Duiveland dat ze bij haar terechtkunnen als ze hun planten willen wegdoen, bijvoorbeeld omdat ze kleiner zijn gaan wonen of geen goede verzorgers blijken te zijn.
Met het plantenasiel wil ze „de consumptiemaatschappij” tegengaan. Het is belastend voor het milieu om alles maar nieuw te kopen, en dat geldt ook voor planten. „Die worden vaak in kassen gekweekt.” Duurzaamheid is een groot thema in haar gezin, zegt Melgers, wier man directeur is van een bedrijf dat windmolens exploiteert. Ze douchen kort, kochten een groot deel van hun interieur bij de kringloopwinkel, en aan vliegreizen doen ze niet. Althans, ze kan haar volwassen kinderen natuurlijk niet tegenhouden als die naar Egypte of Las Vegas op vakantie willen gaan.
Woonboot
We staan inmiddels in de serre, met uitzicht op een indrukwekkende tuin. Die wordt door de hovenier bijgehouden, toevallig ook aanwezig. Melgers is opgegroeid op een woonboot in Rotterdam, en kocht als jong meisje al planten op de markt voor op haar kamertje, vertelt ze. Een tuin vind ze „te groot” om zelf bij te houden, en „te onoverzichtelijk”. Leuker vindt ze het om kamerplantjes binnen te krijgen, die misschien een sopje geven, de boel bij te knippen, en dan op gezette tijden water geven. „Ik hou van structuur.”
Op dit moment verzorgt ze opvallend veel aloë vera’s, die weinig populair zijn bij de bezoekers die graag van plantje ruilen. Onterecht, wat haar betreft. „Het sap van de aloë vera kan je op je handen smeren bijvoorbeeld. Dan hoef je ook geen nieuwe handcrème te kopen.”
Komt ze toevallig ook op andere manieren op voor minderbedeelden? Nou, ze wil mensen natuurlijk niet met planten vergelijken, maar ze geeft vaak les aan kinderen van statushouders, zegt Melgers. „Zij beginnen onderaan de ladder, en kunnen met veel geduld en liefde heel ver komen.”