N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Jarenlang moesten hoogbejaarde Senegalese soldaten die in Frankrijks koloniale legers vochten de helft van het jaar gescheiden van hun families in Senegal leven. Anders zouden ze hun AOW verliezen. Die regel is nu afgeschaft.
De eerste passen die de hoogbejaarde heren thuisbrengen, zijn voorzichtig. Als de deuren van de bus opengaan en de meegelifte journalisten zijn uitgestapt, komen ze een voor een tevoorschijn. Er wordt geschuifeld, geleund op wandelstokken, enkele rolstoelen komen eraan te pas. Voorbij de wapperende Franse en Senegalese vlag, naar de ministers die hen opwachten met erachter hun dolblije familieleden.
Het onthaal, vrijdagmiddag bij een hangar op de internationale luchthaven Blaise Diagne bij de Senegalese hoofdstad Dakar, normaal gereserveerd voor presidenten en ministers, is groots. Zo is ook dit moment voor deze negen Tirailleurs Sénégalais, grijzende veteranen die meevochten in Frankrijks koloniale leger, maar daarna decennia moesten wachten op erkenning en hun rechten.
„Ik ben zo blij”, herhaalt de 95-jarige Yoro Diao glunderend in elke microfoon die onder zijn licht beslagen bril wordt geduwd, de borstzak van zijn colbert zwaar onder het gewicht van de medailles die hij rijendik heeft opgespeld. „Dit is een memorabele dag.”
950 euro per maand
Die ochtend trokken de heren, tussen de 85 en 95 jaar oud, in alle vroegte voor het laatst de deur dicht van hun flatjes in Bondy. Deze Parijse voorstad was de laatste decennia deels hun thuis geworden. Noodgedwongen: om als voormalige Franse strijders aanspraak te kunnen maken op hun AOW, van 950 euro per maand, moesten de heren minimaal zes maanden per jaar in Frankrijk wonen. Duizenden kilometers weg van hun families.
Dat hoeft niet langer: begin dit jaar bepaalde de Franse president Emmanuel Macron dat deze regel, die fraude moest tegengaan, kwam te vervallen. De timing was opvallend: de aankondiging viel precies samen met de première van Tirailleurs, een grote bioscoopfilm met de Frans-Senegalese steracteur Omar Sy in de hoofdrol. Toeval, aldus het Élysée.
Lees ook: De Senegalese tirailleurs stierven voor én door Frankrijk
Na de onafhankelijkheid van Senegal, in 1960, keken opeenvolgende Franse presidenten nauwelijks om naar de enkele honderdduizenden soldaten uit voormalige koloniën die voor Frankrijk hadden gevochten. Zoals in de loopgraven in Verdun, bij de bevrijding van de Provence. En in de koloniale oorlogen die volgden. Het beloofde burgerschap kregen ze niet, terwijl hun pensioenen werden bevroren.
Pas na de eeuwwisseling begon dat langzaam te veranderen. Maar regels als die gelden voor de AOW betekenden dat nog levende veteranen als Diao, die vochten in het toenmalige Indochine (Vietnam, Laos en Cambodja) en Algerije, nog steeds een prijs betaalden. In hun studiootjes in Bondy, aan dezelfde fuchsiakleurige gang, hadden ze elkaar. Maar met de jaren die verstreken, werd het reizen zwaarder en wat zij in Senegal achterlieten kwetsbaarder.
Boete voor bijwonen begrafenis
Zijn vader, inmiddels 91 jaar, was in Bondy toen hun moeder een paar jaar terug overleed, vertelt El Hadj Dième (41). „Hij kon zelfs niet bij de begrafenis zijn, omdat hij anders een boete zou krijgen. We hebben hem later naar haar graf gebracht.” Samen met zijn broers zit Dième vrijdag op een houten bank die te klein is voor zijn lange lijf, wachtend, net als de families naast hen, tot de bus met hun vaders en grootvaders komt aangereden.
Dième haalt zijn telefoon te voorschijn en laat trots foto’s zien van zijn vader, Oumar, en diens acht soldatenbroeders in een van bladgoud glinsterende balzaal in het Élysée. Kort voor hun terugkeer naar Senegal waren ze daar door president Macron uitgenodigd. Het is goed dat ze eindelijk de erkenning krijgen die ze verdienen, zegt Dième. „Maar waarom heeft het zolang moeten duren? Mijn vader is 91, hoeveel jaar rest hem nog?”
Als Oumar Dième niet veel later voor hem staat, een kop kleiner en met enorme grijns, lijkt weinig anders er meer toe te doen. „Papa, te voilà!”, roept een vrouw in tranen. Je bent er. Armen worden om frêle schouders geslagen, er worden selfies genomen. „Dit is allemaal dankzij Aïssata”, zegt een glunderende Gorgui Mbodji (90), zijn medailles blinkend in de zon en zijn twee dochters dicht aan zijn zijde.
Aïssata is Aïssata Seck (42), de adjunct-burgemeester van Bondy en zelf kleindochter van een tirailleur. Op hakken en in een lange leren rok leidde ze M’Bodji even daarvoor aan haar arm de bus uit. De afgelopen jaren hielp Seck de veteranen niet alleen aan hun socialehuurflatjes, ze ging namens hen verbeten de strijd aan met de Franse bureaucratie. Voor hun burgerschap – en voor het recht om definitief naar Senegal terug te keren.
„Ja, het heeft te lang geduurd”, zegt ook zij. Van de 28 tirailleurs die in Bondy verbleven, zijn er nog twaalf over. Seck: „De rest is overleden terwijl we hiervoor vochten. Maar beter laat dan nooit. Als ik zie hoe ze nu worden ontvangen, dan hadden we gelijk om vol te houden.”
Echt naar huis gaan de heren, dan al sinds de vroege ochtend onderweg, die dag nog niet. Eerst neemt een touringcar hen met familieleden mee naar het presidentiële paleis, waar hun volle revers door president Macky Sall van nog een extra medaille worden voorzien. „Vandaag vieren we een onrecht dat is hersteld”, zegt hij. Een dag later zal de Franse ambassadeur tijdens een grootse receptie op zijn residentie iets soortgelijks herhalen. Net als deze boodschap: „Welkom thuis.”
Voor de poorten van het presidentiële paleis wachten in het avonddonker El Hadj Dième en zijn broers. Door administratief gedoe – verkeerde ingang, hun naam niet op de lijst – mochten ze niet naar binnen. Dième lacht. Als zijn vader maar wordt geëerd, zegt hij. Dat is het enige wat telt.