N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Informatiebron over politiek Parlement.com dreigt – nog voor de Tweede Kamerverkiezingen – op zwart te gaan. De makers hopen op redding door subsidie van de overheid. „De site helpt mensen kennis over de politiek bij te brengen.”
Zestigduizend mensen per week zoeken op parlement.com naar informatie over de Nederlandse politiek. Door welke conflicten vielen kabinetten eerder? Wie was, in welk jaar, de eerste vrouw die als minister tot een kabinet toetrad?
Binnenkort dreigt de website op zwart te gaan. De stichting Parlementair Documentatie Centrum (PDC), oprichter van parlement.com, kan de website niet meer financieren. Als de website verdwijnt, is dat „funest voor de democratie”, zegt Ruud Koole, hoogleraar politicologie aan de Universiteit Leiden en oud-voorzitter van de PvdA.
Parlement.com is een belangrijke bron voor onderzoekers, journalisten en geïnteresseerde burgers. „De site wil toegankelijk zijn voor een breed publiek. Het is allemaal te vinden op één platform en geschreven in begrijpelijke taal”, zegt Edgar Hoedemaker, projectmanager bij het PDC.
De site biedt de feiten én toegevoegde waarde. Hoedemaker: „We hebben ook een biografisch archief van Nederlandse politici.” Hierin is het politieke leven van ruim vierduizend personen beschreven.
Niet gerust op
Lange tijd financierde PDC de website uit eigen zak, met middelen die het verdiende met commerciële projecten. Nu lukt het niet meer kostendekkend te werken. Het Montesquieu Instituut, een overkoepelend netwerk waaronder het PDC valt, is daarom te hulp geschoten. „Maar dat kunnen we niet blijven doen zonder een overheid die bijspringt”, zegt Hoedemaker.
Voor parlement.com is overheidssubsidie het laatste redmiddel. Pogingen andere bronnen aan te boren, bij universiteiten en commerciële partijen, hebben niets opgeleverd. Hoedemaker: „Als we in september nog steeds geen oplossing hebben, is het snel afgelopen.” Er loopt een subsidieaanvraag voor 600.000 euro bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Eind augustus vinden volgende gesprekken over de mogelijke subsidie plaats. Hoedemaker is er „nog niet gerust op dat het goed komt”.
Een eerdere subsidieaanvraag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken is geweigerd. Europa-nu.nl, ook een product van het PDC, ging als gevolg hiervan maandag 3 juli op zwart. Op europa-nu.nl konden lezers terecht voor informatie over Europese politiek: de Europese verkiezingen, de coronapandemie, EU-wetgeving, de Brexit. Wekelijks trok die website vijftigduizend bezoekers.
De site is belangrijk in deze tijd van oprukkende feitenvrije politiek
Ruud Koole hoogleraar politicologie
Een subsidieaanvraag die destijds werd gedaan, bedroeg 1,2 miljoen euro. Die waren bedoeld voor zowel parlement.com als europa-nu.nl. Voor alleen parlement.com, inclusief het biografisch archief, is jaarlijks „zo’n zes ton nodig om onder meer de redactie en programmering achter de website en het archief draaiende te kunnen houden”, zegt Hoedemaker.
Buitenlandse Zaken wees de subsidie af, omdat het „geen overheidstaak” is de websites van het PDC te financieren. Het zou in strijd zijn met de „onafhankelijkheid van de journalistiek” om een externe partij te financieren. Als reactie op een mogelijke afwijzing van de subsidieaanvraag dienden Tweede Kamerleden Kati Piri (PvdA) en Ernst Boutkan (Volt) een motie in. Hierin pleitten ze voor een overbruggingsfinanciering voor het Montesquieu Instituut, zodat europa-nu.nl zou kunnen blijven bestaan. De motie haalde geen Kamermeerderheid.
Voortgezet onderwijs
Politicoloog Koole vindt de financiering van parlement.com bij uitstek een overheidstaak. Voor de bijdrage die het Montesquieu Instituut levert aan de kwaliteit van de democratie verdient het „adequate financiële overheidssteun”, zegt hij. Die bijdrage zit ’m voornamelijk in politieke kennis, vindt zowel Koole als Hoedemaker. „Parlement.com is een mooi hulpmiddel om mensen wat kennis over de politiek bij te brengen en ze misschien ook sneller naar de stembus te lokken”, aldus Hoedemaker.
Niet alleen stemgerechtigden, ook jongeren in het voortgezet onderwijs wordt kennis over de democratie bijgebracht via de site. Sjoerd van den Broek, docent maatschappijleer op het Rodenborch-College in Rosmalen, maakt graag gebruik van parlement.com. Zijn leerlingen noemen het „de politieke Wikipedia”. Van den Broek: „Als de site stopt, valt er een betrouwbare en praktische bron weg die leerlingen wegwijs maakt in de Nederlandse politiek.”
Juist die betrouwbaarheid is essentieel, vindt Koole: „Een goed functionerende democratie kan niet zonder een debat dat op feiten is gebaseerd”, meent hij. „Zeker in deze tijd, waarin feitenvrije politiek steeds sneller om zich heen grijpt, biedt parlement.com een noodzakelijke feitelijke basis.” Hij vindt het daarom van groot belang dat de website blijft bestaan: „Anders wint feitenvrije politiek nog verder terrein.”
In een café in het Groningse Hoogezand draait een vluchteling uit Sierra Leone een sigaretje op een barkruk. „Ik wil Piet worden!”, schreeuwt hij door Zie ginds komt de stoomboot heen. Kroegbaas Josje (72) draait de verzamelplaat ‘sinterklaasliedjes 2021’ wat zachter. „Ik drink niet”, zegt Josje. „Maar mijn gasten zeggen dat ik maar eens een pilsje moet nemen.”
Want kijk nou.
Haar café, dat ook Josje heet, kijkt uit op de vaart waar zaterdag Sinterklaas zou aankomen. Maar op deze waterkoude middag is er geen enkel spoor van feestelijkheid. De vaart is leeg. Het sinterklaascomité heeft de intocht door Hoogezand en Sappemeer een paar dagen geleden afgezegd. Er zou een „dreiging” zijn, gericht op de vrijwilligers van het comité.
Volgens de verklaring van de organisatie ging de dreiging „over de uitvoering van zwarte piet, maar ook om die van roetveegpiet”. In een dezelfde avond nog ingelaste vergadering is afgelopen maandag besloten dat veiligheid niet kan worden gegarandeerd. „Wij vragen begrip voor ons besluit gezien wij willens en wetens geen inzet van Politie of ME willen op een, wat voor ons, kinderfeest had moeten worden.”
Het is donker in café Josje. De luifel zit naar beneden, de verlichting komt van knipperende kerstlampjes. Tussen de flessen sterke drank staat een monumentje. Een rouwkaart, ernaast een chocoladesinterklaas. „Dit was mijn beste vriend”, zegt Josje. „Ik noemde hem altijd zwarte piet.” Ze wil maar zeggen: ik discrimineer niet.
Ze wijst naar de vluchteling uit Sierra Leone, die naar buiten is gegaan om te roken. „Die jongen is kindsoldaat geweest. Hij heeft mensen moeten vermoorden. Daar heb ik met hem over gesproken. Hij heeft het beter, nu hij is gevlucht. Hier is hij welkom.”
Er zijn nog drie andere bezoekers in café Josje. Stamgasten, ze staan aan de bar. Jack (58), een schilder, bestelt nog maar een Berenburg-cola. Hij weet nog hoe hij vroeger met een broertje aan de ene hand en zijn moeder aan de andere naar de vaart liep om naar de intocht te kijken. „Ik weet zelfs nog hoe zenuwachtig ik was.”
Sommige inwoners van Hoogezand vinden dat hun feest verpest is door mensen van buiten. Maar de zwartenpietendiscussie in het grootste dorp van de gemeente Midden-Groningen is ingewikkelder dan dat.
„Blijkbaar was het er één van de gemeente”, zegt Jack als hij de veroorzaker probeert aan te wijzen. Hij weet alleen even niet wie.
Statements en protesten
In 2020 – het jaar waarin Rutte zei dat hij anders was gaan denken over Zwarte Piet – kwam het gemeentebestuur van Midden-Groningen met een statement. Het wilde af van de traditionele zwarte piet, maar een „vruchtbaar gesprek” met de lokale organisaties was niet mogelijk gebleken. Als de organisatoren van de intocht toch aan zwarte piet zouden vasthouden, zo besloot het college, zouden de burgemeester en wethouders de sint niet meer welkom heten. De inmiddels vertrokken burgemeester Adriaan Hoogendoorn zei dat het college het „nodig vond om kleur te bekennen”.
Maar niet iedereen vond het aan de lokale politiek om zich over zo’n kwestie uit te spreken. Twee jaar later, in 2022 bezocht een wethouder alsnog een intocht met zwarte pieten. Het leidde tot vragen in de raad – waren de afspraken nog wel geldig? De betreffende wethouder zegt tegen NRC de kwestie „niet meer te willen opdiepen”.
Misschien doelt stamgast Jack, als hij het over de veroorzaker heeft, op Roshano Dewnarain, een jonge twintiger uit Hoogezand en fractievoorzitter van GroenLinks in de gemeente Midden-Groningen. Dewnarain vindt dat „elk kind racisme-vrij sinterklaas moet kunnen vieren”, zegt hij aan de telefoon. „Ik vind het dan ook vooral jammer voor de kinderen.” Hij stelde jaren geleden al vragen over „wat het college van de racistische karikatuur zwarte piet” vindt. Daarop volgden ook bedreigingen aan zijn adres, zegt hij. „De gemeente heeft nooit beperkingen gesteld aan wat wel of niet kan. Het college heeft alleen voor zichzelf een bottom line vastgesteld.”
Daarmee was het niet voorbij. In 2023 verstoorden activisten van Kick Out Zwarte Piet de gemeenteraadsvergadering, en demonstreerden ze bij een intocht in Slochteren, dat ook in Midden-Groningen ligt.
Ook dit jaar was de sfeer rondom de intocht afgelopen weken „grimmig”, zegt Dewnarain. „Het is gevaarlijk van het sinterklaascomité om te zeggen dat er bedreigingen zijn geweest, zonder te zeggen waar ze vandaan komen.” De voorzitter van het comité zei eerder dat hij dat niet zegt omdat hij „geen olie op het vuur” wil gooien.
Zelfs de burgemeester van Midden-Groningen, Erica van Lente, heeft de tekst niet gezien, liet ze RTV Midden-Nederland weten. „Wat ik had gedaan als ik die onder ogen had gekregen was: die delen met de politie. Dan had ik gevraagd: waar leidt dit toe?”
Waar leidt het toe? Josje weet het wel. „Alles gaat weg, alles van vroeger!” De stamgasten fluisteren dat Josje de lampen niet meer aanzet om de kosten zo laag mogelijk te houden. Josje zegt op haar beurt dat haar klanten het moeilijk hebben, dat ze ze soms iets toestopt. Maar dat ze, Josje komt uit Slovenië, zelf geen geld heeft om haar honderdjarige moeder daar te bezoeken.
Zijn Josje en haar gasten de achterblijvers? Op het plein voor het café blijft het deze middag stil, er zijn amper kinderen te bekennen. Misschien zijn ze naar een van de vele sint-intochten verderop.
Vrijdagochtend, een week geleden, zette Job Cohen thuis de radio aan bij het wakker worden. Zo hoorde hij dat Israëlische supporters waren aangevallen door Amsterdamse jongens. Dat de Israëlische regering van plan was vliegtuigen te sturen om die supporters te repatriëren. En toen had Wilders al op X geschreven dat het om een ‘Jodenjacht’ en een ‘pogrom’ ging. „Hij had meteen de toon gezet. Alles stond in die sleutel.”
Als burgemeester van Amsterdam (2001-2010) kreeg Cohen in 2004 te maken met een eruptie van spanning toen een geradicaliseerde moslim Theo van Gogh doodde. Moest hij daaraan terugdenken toen hij het nieuws vrijdag hoorde? „Nee, eigenlijk niet zo.” Alleen al het vrijwel ontbreken van sociale media, zegt hij. „Toen ik aantrad als burgemeester, vertelde ik dat ik een e-mailaccount had, [email protected], en dat de Amsterdammers mij daarop konden bereiken. Dat was destijds reuze progressief.”
Cohen roert in zijn koffie in een bistro in zijn woonplaats Maarssen. Hij is nog net zo bedachtzaam als toen hij burgemeester was. Hij waarschuwt dat hij zich alles niet meer zo scherp kan herinneren. „Ik heb vorig jaar een bypass-operatie ondergaan, en dat heeft mijn geheugen geen goed gedaan.”
Zijn er nog mensen in bestuurlijk of politiek Nederland die u belt op zo’n moment?
„Nee, ik ben er al te lang uit. Ik heb ook voor mezelf besloten om de huidige burgemeester Femke Halsema op geen enkele manier in de wielen te rijden. Alleen als ik op een gegeven moment zie dat ze het goed doet, dan stuur ik een appje en zeg ik: ‘goed gedaan’.”
Is dat appje gestuurd deze week?
„Jazeker. Ik was heel tevreden. Ze gaf de indruk dat ze er samen met de driehoek bovenop zat. Ik vind dat ze het verdomd goed doet.”
Na de moord op Van Gogh heeft koningin Beatrix…
„Mij opgebeld.”
U heeft helemaal geen slecht geheugen!
„Dit zijn dingen die je niet vergeet. Ze vroeg: kan ik iets voor u betekenen?”
En toen heeft u voorgesteld dat ze naar een islamitisch jongerencentrum zou gaan.
„Het was belangrijk dat de koningin na zo’n heftige gebeurtenis tegen de islamitische gemeenschap zou zeggen: jullie zijn het niet die Van Gogh hebben vermoord, hij is het, de dader. En dat is precies hetzelfde wat op dit ogenblik speelt. Diegenen die het doen, moet je aanpakken. Maar maak er niet iets algemeens van.”
Of een integratieprobleem helemaal onjuist is? Nee, niet helemaal. Er gaan altijd een paar generaties overheen voordat mensen zich onderdeel van de samenleving voelen
En dan maakt premier Schoof maandag op zijn persconferentie er iets algemeens van: dit is een integratieprobleem. Is dat helemaal onjuist?
„Nee, niet helemaal. Er gaan altijd een paar generaties overheen voordat mensen zich onderdeel van de samenleving voelen. Tegelijkertijd, als je veel van die mensen spreekt, die vinden het heerlijk hier in Nederland. Een integratieprobleem? Ik vind het moeilijk om dat te beoordelen.”
Stel dat u nu burgemeester was geweest. Waar was u het eerst naartoe gegaan? Naar een synagoge of naar de moskee?
„Ik denk naar een synagoge. Maar ik zou onmiddellijk daarna naar een moskee zijn gegaan. In het begin hadden we niet in de gaten wat een vreselijk tuig er onder die Maccabi-jongens zat. De nadruk lag op het feit dat Amsterdamse taxichauffeurs Joden achterna gingen.”
Wat ze ook hebben gedaan.
„Maar wat mede een reactie was op wat die Maccabi-jongens hadden gedaan. Dat hebben we pas later ontdekt. Maar dat evenwicht was er in het begin helemaal niet.”
Burgemeester Halsema legde in haar persconferentie vrijdag ook de nadruk op het opjagen: ‘Ik begrijp heel goed dat dit de herinnering aan pogroms terugbrengt’
„Later in de gemeenteraad heeft ze die uitspraak wat meer ingekaderd. Dan zie je dat woorden ertoe doen. Door dat ‘Jodenjacht’ en ‘pogrom’, denk je, jezus wat is hier aan de hand? Daardoor is de omvang van het probleem ook groter geworden.”
Echt waar?
„Het zou kunnen. Je ziet hoeveel Joodse bewoners in Amsterdam zich nu echt bang voelen. Nee, ik zou het woord ‘pogrom’ niet hebben gebruikt.”
U is verweten dat u altijd maar de dialoog bleef zoeken…
„Theedrinken. Ja. En ik huldig nog steeds hetzelfde standpunt als toen: theedrinken, de boel bij elkaar houden. En repressie als dat nodig is.
„Al voor de moord op Van Gogh had ik een keer een Joods-Marokkaans overleg georganiseerd. Dat was nadat rond 4 mei een aantal Marokkaans-Amsterdamse jongens met kransen voor de Dodenherdenking hadden gevoetbald. Dat was voor mij reden om te zeggen, ik ga om de tafel met moslimorganisaties. Zo deden we het na de moord op Van Gogh ook. Toen hebben we een ‘draaiboek vrede’ ingesteld: aan stadsdeelbestuurders gevraagd om goed te kijken en te luisteren wat er speelde en spanningen te dempen. Praten met islamitische organisaties.”
Heeft het gewerkt?
„Ja, maar niet definitief.”
En zou het recept van vrede sluiten nu nog werken?
„Het leidt niet tot vrede. Maar ik zie geen andere manier om mensen bij elkaar te brengen. Een van de sterkste vragen die tot twee keer toe aan Wilders gesteld werden in het debat, kwam van SP-leider Jimmy Dijk. ‘Zou u ook in gesprek gaan met die groep waar u zo tegen bent? En twee keer was het antwoord van Wilders: nee. Dat laat precies zien wat ik daar zo tegen heb. Het kan me niet verrekken, denkt Wilders, ik sta alleen voor de mensen die het met mij eens zijn, de rest kan oprotten. Geen gesprek. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ga in godsnaam met elkaar praten. Ik denk aan Itay Garmy en Sheher Khan, een Joods en een islamitisch raadslid uit Amsterdam. Ze zijn na de aanval van Hamas op 7 oktober demonstratief met elkaar gaan praten. Zijn ze het eens? Nee. Maar ze praten met elkaar.”
De tijd van dialoog is voorbij – dat zegt niet alleen Wilders, dat zegt ook de leider van de VVD. Dat linkse politici nog tot een dialoog oproepen, betekent dat ze wegkijken van het echte probleem.
„Daders van dit soort geweld moet je aanpakken.”
Wilders en Yesilgöz zeggen: je moet de voedingsbodem bekijken. Leerkrachten die niet meer over de Holocaust durven praten, omdat islamitische leerlingen dan boos worden.
„Dat is ongetwijfeld zo. Leraren die daar moeite mee hebben, moet je helpen. Ik ga via de organisatie Na de oorlog langs bij scholen om het persoonlijke verhaal te vertellen over wat mijn familie in de oorlog heeft meegemaakt. Ongelooflijk nuttig.”
En u ontmoet geen agressie?
„Tot nu toe niet. Ik moet er bij zeggen, ik heb alleen havo- en vwo-scholen gedaan. De leerlingen waren muisstil en zo te zien onder de indruk. Een keer kwamen een paar meisjes op me af en vroegen wat ik van Palestina vond? Ik zei dat ik begrip heb voor de onmacht en boosheid van de Palestijnen. Maar goed, dit was vóór 7 oktober.
Het kan me niet verrekken, denkt Wilders, ik sta alleen voor de mensen die het met mij eens zijn, de rest kan oprotten. Geen gesprek. Dat vind ik onbegrijpelijk
„De vlam is in het kruitvat gegaan op 7 oktober. Het begint al veel langer geleden, in 1948 bij de Nakba, toen Palestijnen werden verdreven om plaats te maken voor de Joden. Maar ik snap natuurlijk óók dat Israël is ontstaan, en daar ben ik blij om. Het heeft wel een enorm litteken gemaakt bij de Palestijnen. Dat is ook een gevolg van het feit dat ook het Palestijnse gezag niet heeft meegewerkt aan het vinden van een definitieve oplossing.
„Wat vervolgens op 7 oktober gebeurt, is verschrikkelijk. Hoe Israël daarop reageert is ook weer verschrikkelijk. Het conflict duikt dan op in Amsterdam bij een voetbalwedstrijd. Dan zie je dus dat het een wereldconflict is. Wat hier in Amsterdam is gebeurd, is daar een direct gevolg van. Als 7 oktober niet was geweest, dan had Maccabi hier gespeeld en was er niks gebeurd.”
„Alle reden om te zeggen – vergelijkbaar met de moord op Van Gogh, maar op een andere manier – we gaan naast de repressie ook aan de gang met het draaiboek vrede.”
Henri Bontenbal van het CDA zei in het Kamerdebat: het is onacceptabel dat je in Amsterdam wel rustig met een hoofddoek over straat kunt, maar niet met een keppeltje.
„Dat hoor ik ook. En dat moeten we aanpakken, natuurlijk. Ik zou als burgemeester de politie instrueren om mensen aan te pakken die Joden met een keppeltje lastigvallen. Een norm stellen. Maar daarnaast moet je in gesprek gaan. Je moet dit soort problemen op twee manieren aanpakken, niet op één manier. Preventief én repressief.”
De oppositie had het lastig in het Kamerdebat.
„Wilders is de anderen tot nu toe de baas. Ook in mijn tijd als PvdA-leider kon ik niet tegen hem op. En nu gaat hij een bezoek brengen aan de Westelijke Jordaanoever. Ik ben benieuwd hoe de NSC daarop reageert.”
Later op dezelfde vrijdag, na dit gesprek, stapte één NSC-bestuurder uit het kabinet, staatssecretaris Nora Achahbar, naar verluidt uit onvrede over uitingen van collega-bewindslieden over moslims.
De andere partijen in de coalitie lijken te denken dat een groot deel van het probleem ligt in de onverdraagzaamheid van moslims.
„Ik weet het niet, ik durf daar geen antwoord op te geven. Het omgekeerde kan ook waar zijn, dat in die gemeenschap helemaal niet op zo’n manier wordt gedacht. Zij leven hun eigen leven, doen dat met een godsdienst die we hier niet kenden, waar enige afstand toe is. Maar om die dingen te combineren, ik durf daar echt geen antwoord op te geven.”
De rechtse partijen in de regering wijzen onbekommerd naar de moslimgemeenschap. Hun redenering is: elke goede remedie begint met een heldere diagnose.
„Zeker. Maar wanneer weet je dat je een heldere diagnose hebt?”
Is het niet ironisch dat radicaal- rechts, vroeger de erkende bron van antisemitisme…
„Nu Israël en de Joden omarmen? Ja, dat is het. Ik zag een tv-programma waarin al die vriendjes van Wilders uit andere landen werden getoond: de Hongaarse premier Orbán, die de Joodse activistische miljardair George Soros verdacht maakt. Al dat soort mensen met wie Wilders op de foto gaat, zijn gepatenteerde antisemieten.”
De beelden die rondgaan op sociale media „zien er ernstig uit”, schrijft de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema afgelopen donderdag aan de gemeenteraad. Ze doelt op filmpjes die tonen hoe gehelmde politieagenten vloekend en stevig meppend met de wapenstok afgelopen woensdag in het donker pro Palestina-demonstranten opjagen in het Westelijk Havengebied van Amsterdam. In een brief kondigt Halsema aan dat het Openbaar Ministerie (OM) en de politie „met hoge prioriteit” de precieze toedracht van de wanordelijkheden onderzoeken. Er moet worden vastgesteld „of het ingezette geweld overeenkomstig de ambtsinstructie was”, schrijft zij.
Als blijkt dat politieagenten strafrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, wacht mogelijk dagvaarding door het OM. Sinds juli 2022 is er één rechtbank in Nederland die deze strafzaken tegen politieagenten behandelt: de zogeheten Blauwe Kamer van de rechtbank Midden-Nederland. Die toetst de zaken aan de hand van nieuwe wettelijke regels voor de beoordeling van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren. De regels zijn sinds twee jaar van kracht.
Volgende week behandelt de Blauwe Kamer een opmerkelijke zaak rond politiemensen en demonstranten. Twee Haagse agenten zouden bij een demonstratie tegen coronamaatregelen op 14 maart 2021 een demonstrant hebben mishandeld op het Malieveld. Een hondengeleider van de politie wilde een man aanhouden met inzet van zijn diensthond. Terwijl de hond in een been van de demonstrant beet, gebruikte de agent ook zijn wapenstok. Een naderbij gekomen ME’er sloeg eveneens met zijn wapenstok op de demonstrant in, die gevallen was en de politiehond bij de oren had gegrepen. De man liep verschillende verwondingen op waarvoor hij zich in het ziekenhuis heeft laten behandelen.
Volgens het OM was het geweld dat deze twee agenten toepasten niet proportioneel. Voor de strafzaak tegen hen zijn twee dagen uitgetrokken.
Stroomstootwapen
Strafzaken tegen agenten worden bij de rechtbank Midden-Nederland behandeld door een tiental strafrechters en twee rechters-commissarissen. Tot nu toe handelde de Blauwe kamer zeven strafzaken af. „Dat is een stuk minder dan de vijftien à twintig zaken die we op jaarbasis hadden verwacht”, zegt rechercheofficier van justitie bij het parket Midden-Nederland, Hans Mos. Een echte uitleg voor het lagere aantal heeft hij niet. Een mogelijke verklaring is, stelt hij, dat agenten sinds 2022 over het stroomstootwapen kunnen beschikken en minder snel hun vuurwapen gebruiken. „Dat het relatief weinig strafzaken zijn, is positief nieuws.”
De nieuwe wettelijke regels uit 2022 hadden tot doel een meer deskundige berechting van politiemensen mogelijk te maken. „In de oude situatie kwam het bijvoorbeeld voor dat een agent werd vervolgd voor een poging tot moord omdat hij bij de uitoefening van zijn functie door gebruikmaking van zijn dienstwapen niet de regels van de geweldsinstructie zou hebben gevolgd. Dat stak agenten”, zegt aanklager Mos. „Agenten handelen immers niet voor hun lol maar omdat een situatie in de samenleving vraagt om optreden. Het voelt dan slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd, in de frontlinie misschien iets niet goed deed.”
Sinds 2022 wordt de opsporingsambtenaar niet meer meteen als verdachte aangemerkt. Eerst doet de rijksrecherche of een aparte politieafdeling een feitenonderzoek om te zien of de voorschriften zijn nageleefd. „Dat is veel zuiverder”, zegt Mos. Sindsdien staat ook een apart delict voor opsporingsambtenaren in het Wetboek van Strafrecht (art 372) dat „verwijtbare schending van de geweldsinstructie” strafbaar stelt. Heeft de agent ten onrechte „enig lichamelijk letsel” toegebracht, dan geldt een maximale straf van één jaar, bij zwaar lichamelijk letsel twee jaar, drie jaar als iemand is overleden.
De zwaarste sanctie legde de Blauwe Kamer tot nu toe op aan een agent uit Noord-Nederland, in december 2023. De ervaren politieman, 45 dienstjaren, schoot tijdens een boerenprotest bij Heerenveen in juli 2022 op een rijdende tractor om het voertuig tot stoppen te dwingen. Volgens de rechtbank handelde de agent strafbaar, omdat hij bij het schieten op de cabine van de tractor op de koop toenam dat de zestienjarige bestuurder van de tractor dodelijk zou kunnen worden geraakt. De jongen werd ternauwernood gemist. De rechtbank legde de agent een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur.
Op de schietbaan
De rechters van de Blauwe Kamer hebben op de Politieacademie te horen gekregen hoe agenten worden opgeleid voor de toepassing van geweldsmiddelen, zoals pepperspray en de wapenstok. De magistraten hebben zelfs met een vuurwapen in handen op de schietbaan gestaan.
Tot nu toe blijken zij in de meeste vonnissen de eis van de officier van justitie niet te volgen. Slechts in twee van de zeven afgehandelde strafzaken kreeg de verdachte agent een sanctie opgelegd. Of de berechting deskundiger is dan voorheen, zoals beoogd, is volgens officier van justitie Mos „lastig te zeggen, gelet op het beperkte aantal vonnissen tot nu toe”. Het is volgens hem wel zo dat door de concentratie van alle zaken bij een rechtbank wordt voorkomen dat er uiteenlopende uitspraken komen in vergelijkbare zaken. „En er ontstaat een uniforme werkwijze, wat voor alle partijen erg prettig is.’’
Jaap Haeck, twintig jaar rechter, is een van de magistraten die ‘Blauwe Kamer-zaken’ behandelt. Hij vonniste in drie strafzaken. „Bijzonder en speciaal” noemt Haeck deze rechtszaken. „Agenten en andere opsporingsambtenaren mogen onder bepaalde omstandigheden geweld toepassen en soms moeten ze dat zelfs. Dat leidt tot bepaalde spanningen op de zitting en dat voel je ook. Agenten ervaren het als: ‘ik doe mijn werk, dat wordt van mij zelfs verwacht, en dan ga je me vervolgen en berechten. Ik mag niet wegduiken als er wordt geknokt, ik moet erop af.’ Als rechter heb je oog voor die kant: hoe dat voelt voor een agent.”
Het voelt slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd misschien iets niet goed deed
Aan de andere kant, vertelt Haeck, mag de samenleving ook verwachten dat een agent verantwoordelijk handelt en zijn geweldsmonopolie niet misbruikt. „Bij het maken van verwijtbare fouten moet er gestraft worden. We willen als maatschappij niet dat agenten ten onrechte geweld gebruiken of dat ze wapens zonder reden gaan gebruiken. Daar moet je ook streng tegen optreden. Je wilt niet dat er wildwest-situaties ontstaan.”
Het toetsen van het handelen van opsporingsambtenaren moet volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens terughoudend gebeuren. „Je moet niet je oordeel stellen in de plaats van de agent die in de hitte van de strijd en in een split second een beslissing heeft genomen. Je moet letten op alle objectieve feiten en omstandigheden – alles wat we kunnen zien zoals camerabeelden en getuigenverklaringen – en tegelijkertijd ook de subjectieve beleving van de agent meewegen. Luisteren naar zijn verhaal over waarom hij het geweld heeft toegepast. Dat moet aannemelijk zijn: hij hoeft dat niet te bewijzen”, zegt rechter Haeck. „Als een verwijtbare overschrijding van de geweldsbevoegdheid aan de orde is dan volgt veroordeling. Waarmee ook een signaal wordt gegeven dat bepaald handelen niet kan.”
Het zijn strafzaken waar rechters tijdens het beraad in de raadkamer vaak meer tijd mee kwijt zijn dan met ‘normale’ strafzaken, vertelt Haeck. „De strafmaat vind ik vaak heel ingewikkeld en zeker in dit soort zaken, hoe ervaren je ook bent. De persoonlijke omstandigheden spelen een rol, wat doet het met iemands carrière, met iemands gezin? Wat zijn de gevolgen geweest voor het slachtoffer of de nabestaanden? Ziet de verdachte het laakbare van zijn handelen in en heeft de werkgever al een sanctie opgelegd? Hoe reëel is het dat een agent weer opnieuw een strafbaar feit begaat? Dat zal bij de politie minder vaak spelen dan bij een draaideurcrimineel.”
Vuistslag in de nek
De meest recente zaak waarin de Blauwe kamer uitspraak deed, betrof de 42-jarige hoofdagent Mirza C. uit Amersfoort. Volgens het OM had hij op 17 december 2022 in het uitgaansgebied van Amersfoort ’s nachts „niet redelijk, niet gematigd en niet proportioneel” geslagen met zijn wapenstok. Dat gebeurde bij de aanhouding van een weerspannige, benevelde man die, volgens de agent, hem eerder voor „kankerhond” uitschold en een vuistslag in zijn nek zou hebben gegeven. Agent C. sloeg hem daarop drie keer met de metalen, uitschuifbare wapenstok. Dit veroorzaakte hersenletsel en een bloedende hoofdwond. De agent werd beschuldigd van het schenden van de geweldsinstructie.
Eind september stond C. voor de rechter. In de hal voor de zittingszaal van de rechtbank in Utrecht verzamelden zich vooraf een vijftiental politiemensen van het Basisteam Amersfoort, allemaal in uniform, om de zaak als toeschouwer bij te wonen. „We zijn hier om solidariteit te tonen met onze collega. Dat is het minste wat we kunnen doen”, aldus een agent. Op de publieke tribune toonden ze weinig begrip voor de berechting van hun collega. Ze wierpen boze blikken naar de rechters, en één agent protesteerde luidkeels toen de voorzitter van de rechtbank, Eric Druijf, volgens hem onzin vertelde over hoe de wapenstok gehanteerd dient te worden. „Als je weet wat wij elk weekeinde meemaken met doorgesnoven en ladderzatte kroegtijgers, dan is het wel heel wrang dat een politieman die zijn werk doet in de verdachtenbank eindigt”, zei een agent tijdens een schorsing bij de koffieautomaat.
Officier van justitie Ronald de Kruijk vond dat agent Mirza C. „fors te ver is gegaan” bij het gebruik van de wapenstok. „Het in enkele seconden drie keer bovenhands slaan op het lichaam van het slachtoffer” is volgens de aanklager buitenproportioneel gewelddadig. „Van een politieagent mag worden verwacht dat hij in precaire situaties meer dan een gewone burger zelfbeheersing en tactisch inzicht heeft. „De officier van justitie vorderde een werkstraf van zestig uur.
Het vonnis werd uitgesproken op 28 oktober. Mirza C. werd vrijgesproken van het schenden van de geweldsinstructie voor opsporingsambtenaren. De manier waarop hij zijn wapenstok gebruikte, was volgens de rechtbank conform de geweldsinstructie. „Verdachte was op het moment van slaan net hard op zijn achterhoofd geraakt, zag dubbel en was bang dat hij knock-out zou worden geslagen als hij [de aan te houden man] niet snel onder controle zou krijgen. Verdachte moest in een fractie van een seconde beslissen en onder die omstandigheden kon niet van hem worden verwacht dat hij het effect van de eerste klap met de wapenstok zou afwachten”.
Het OM heeft beroep aangetekend tegen de vrijspraak.