Tienduizenden beleggers komen elk jaar in de lente naar de aandeelhoudersvergadering van Berkshire Hathaway, het beleggingsvehikel van Warren Buffett. In een stadion in Omaha, Nebraska luisteren ze – onder meer – naar Buffetts urenlange toespraken over zijn vele investeringsbeslissingen. Fans en aandeelhouders hangen aan zijn lippen, want de multimiljardair bouwde in zes decennia aan het roer van Berkshire Hathaway een legendarische status op.
Weinig beleggers zijn zo succesvol en zo beroemd als Buffett (94). In zestig jaar bouwde hij een kleine textielfabriek uit tot een conglomeraat met een marktwaarde van meer dan 1.000 miljard dollar. Zijn handelsmerk, in het kort: hypes wantrouwen, een bedrijf tot de bodem doorgronden en op het juiste moment erin stappen voor de echt lange termijn: eerder tien jaar dan tien maanden.
Het was voor fans dan ook even schrikken vorig weekend, toen Buffett bij de jaarvergadering van Berkshire Hathaway zijn pensioen aankondigde. Goeroe Buffett wordt door investeerders over de hele wereld op handen gedragen. De financiële oneliners van de gevatte Amerikaan worden over het internet verspreid als de spreuken van een oude wijsgeer – maar dan een kapitalistische, geen confuciaanse.
Wat maakt Buffett zo bijzonder, volgens beleggers? Welke lessen trekken zij uit zijn talrijke uitspraken?
Ryan van der Veer (24) | Student technische bestuurskunde ‘Het is uniek dat Buffett zoveel van zijn strategie uit de doeken doet’
‘Ik begon op m’n achttiende met beleggen, ik opende tegelijk met een vriend een rekening. In het begin ben je nog samen aan het uitvinden hoe het werkt, alle puzzelstukjes aan het verzamelen.” Daarin werd Buffett een inspiratie. „De filosofie van Warren Buffett is een belangrijke basis. Ik ben het steeds structureler gaan aanpakken en ben best tevreden over wat ik in zes jaar heb kunnen neerzetten.
„Het internet staat vol met oneliners van Buffett, maar vaak gaat wat hij bedoelt verloren. Zijn dominante filosofie is dat het veel tijd en moeite kost om een goede belegging te doen. Hij leest zelf ook de hele dag door. Buffett koopt weinig verschillende aandelen, maar hij doet veel eigen onderzoek, in plaats van dat hij de markttrends volgt.
„Ik ben nu selectief en doe grondig onderzoek als ik ergens aandelen in wil hebben. Dat betekent ook actief naar aandeelhoudersvergaderingen gaan en in de gaten houden hoe een bedrijf het doet. ‘Leg al je eieren in één mandje [beleg in één bedrijf], maar hou dat mandje goed in de gaten’ is een bekende uitspraak van Buffett. Dus ervoor zorgen dat je tot in grondig detail weet wat je in je portfolio hebt.”
Jonge, beginnende investeerders kunnen leren van Buffetts adviezen, denkt van der Veer. „YouTube staat vol met finfluencers [financiële influencers] die beweren te weten hoe je met beleggen snel rijk kan worden. Het is verleidelijk om daar in te trappen. Buffetts filosofie draait juist om de lange termijn. Ik haal uit mijn favoriete quote dat je geen dingen moet doen waarmee je snel veel geld kan verliezen, hoe goed je het ook gedaan hebt in het verleden.
„Eigenlijk is Buffet de eerste finfluencer, want het is uniek dat hij zoveel van zijn strategie uit de doeken doet en daarmee zo’n grote schare volgelingen heeft weten te verzamelen.”
Martine Hafkamp (57) | directeur Fintessa vermogensbeheer‘Er zijn altijd hypes op de beurs en die pakken altijd slecht uit’
‘Buffett zegt ook wel: ‘Mijn ideale houdperiode voor een aandelenportefeuille is voor eeuwig.’ Daarin zijn vermogenbeheerders zoals ik hetzelfde als hij, ook al beleg ik voor anderen, niet voor mezelf. Ik beleg nooit in bedrijven die nog geen cent winst hebben gemaakt, of bedrijven waar het nog moet blijken of het businessmodel gaat werken. Er zijn altijd hypes op de beurs en die pakken altijd slecht uit. Dat is ook iets waar Buffett voor staat: ‘Je moet alleen beleggen in dingen die je begrijpt’. Ik beheer een portefeuille voor cliënten en moet wel kunnen uitleggen waar de beleggingen over gaan.
„Als je je aandelen gewoon heel lang houdt, zoals Buffett, dan wordt dividend het belangrijkste.” Dan verdient een aandeelhouder vooral aan de winst van een bedrijf, in plaats van de beurswaarde ervan bij de aandelenverkoop. „Buffett werd in zijn gezicht uitgelachen tijdens de dotcomboom,” toen in de jaren negentig internetbedrijven razendsnel opkwamen, „omdat die aan hem voorbij was gegaan. Hij zat alleen in Apple. Maar tijdens die ‘bubbel’ dacht men dat je alles wat met internet te maken had wel blind kon kopen – dat was natuurlijk niet zo. Op de korte termijn kon je veel winnen, maar ook veel verliezen.” Veel jonge internetbedrijven bleken geen solide plan van aanpak te hebben en toen de bubbel rond de eeuwwisseling barstte, gingen veel bedrijven failliet en verdampte de waarde van de aandelen. „Buffett heeft bewezen dat grote successen te behalen zijn zonder mee te gaan in dat soort bubbels. Als het dan plots minder wordt op de beurs, blijkt pas of je een echte belegger bent of in paniek raakt omdat je niet weet waarin je hebt belegd. Dat is weer zo’n uitspraak van Buffett: ‘Als het water zakt, zie je wie zwemt zonder zwembroekje aan.’”
Harm Vogel (28) | Hobbybelegger, beleggersclub Carpe Divitias‘Buffett doet het niet voor het geld, maar voor het spel van beleggen zelf’
‘Veel mensen beleggen om geld te verdienen, Buffett niet. Hij doet het voor het spel van beleggen zelf. Daarom is het denk ik zo moeilijk voor beleggers om Buffett na te doen. Hij heeft geen dure auto, geen groot huis, gaat niet vroeg met pensioen. Hij heeft best een stoïcijnse, sobere levensstijl en houdt zijn geld ‘in de markt’. Ik zeg niet dat ik een soort Buffett ben, maar ik ben tevreden met wat ik heb en begon in 2020 om het beleggen zelf, omdat het gaat om de passie ervoor, en niet om het geld verdienen. Sommige mensen doen het om vroeg met pensioen te gaan, maar dat is ook gek, want dan doe je dus eigenlijk iets waar je op dat moment niet gelukkig mee bent.”
„Beleggen wordt altijd veel moeilijker voorgesteld dan het is. Daarom slaat mijn favoriete uitspraak er ook op dat je niet heel intelligent hoeft te zijn om succesvol te beleggen, maar het juiste karakter moet hebben. Dat is ook weer toepasbaar op de gevolgen van de Amerikaanse handelstarieven nu. De markt gaat omhoog en naar beneden, maar als je gewoon in een kwalitatief goed bedrijf hebt belegd, als je daar vertrouwen in hebt, maakt dat niets uit. Ingewikkeld is niet altijd beter, en meer bedrijven is ook niet altijd beter. De belangrijkste les is misschien nog wel dat je altijd optimistisch moet zijn over de toekomst, omdat huidige problemen in de toekomst vaak wel meevallen.”
Toch zijn sommige tips van Buffett op papier heel rechtdoorzee, maar in de praktijk toch lastiger, merkt Vogel. „Voor zijn strategie heb je wel echt veel geduld nodig, dat heeft niet iedereen. Soms moet je wel vijf jaar op je koopkans wachten. Dan vereist het ook nog veel lef om daar op het juiste moment vol voor te gaan. Dat gaat niet zomaar, dat moet je leren.”
Achter een zware, metalen deur, afgeschermd door een glazen wand, staan talloze groene lampjes te knipperen op langwerpige zwarte machines. De witte, in tl-licht badende ruimte waar ze staan in de Technische Universiteit Delft heeft het formaat van een gemiddelde gymkleedkamer. De temperatuur is hier altijd exact 19 graden Celsius. Koelsystemen staan luid te blazen. Over het plafond lopen gekleurde kabels.
Marjan Popov (56), hoogleraar beveiliging van duurzame energiesystemen, opent met een sleutel de ruimte met supercomputers die miljoenen euro’s kosten. Die is omringd met een metalen constructie, gebouwd om de elektromagnetische straling buiten te houden die ontstaat tijdens de hoogspanningsproeven die in de ruimte ernaast worden gedaan. Het James Bond lab, noemt Popov deze kleine ruimte. Hier ontwikkelt hij nieuwe manieren om het gigantische elektriciteitsnet dat zich uitstrekt over heel Europa te beschermen tegen stroomstoringen.
Het Europees elektriciteitsnet, die miljoenen kilometers aan kabels onder de grond en in de lucht, wordt de komende jaren steeds belangrijker maar ook kwetsbaarder. Om verdere klimaatopwarming zo veel mogelijk te beperken, is het cruciaal dat landen fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare energiebronnen als zon en wind. Dat maakt het stroomnet complexer en instabieler. Ook het risico op cyberaanvallen neemt toe. De energietransitie is noodzakelijk, zegt Popov, maar brengt ook nieuwe technische uitdagingen met zich mee voor de netbeheerders.
De gigantische stroomuitval vorige week in Spanje en Portugal leidde wereldwijd tot bezorgdheid over de bijeffecten van de energietransitie. De oorzaak van de storing is nog onbekend – daar wordt onderzoek naar gedaan. Maar het lijkt er sterk op dat de energietransitie daar een rol bij speelde, denken Popov en ander experts.
De toename van het aantal zonnepanelen en windturbines maakt het stroomnet kwetsbaar
Popov vertelt erover aan een lange houten tafel vlak bij het lab, waar Delftse wetenschappers vaak vergaderen met energie-experts van verschillende netbeheerders in Nederland en andere energie-collega’s.
„Het stroomnet is zo opgebouwd dat vraag en aanbod voortdurend in balans moeten zijn, zodat de frequentie altijd rond de 50 hertz ligt”, begint hij met zijn uitleg over waarom de energietransitie het stroomnet kwetsbaarder maakt. Op die frequentie, ofwel het ritme waarin de elektronen heen en weer bewegen, zijn alle onderdelen, alle „systeemcomponenten” van het stroomnet ingesteld.
Wanneer de frequentie hoger of lager wordt dan 50 hertz, treedt automatisch de beveiliging op de componenten in werking en valt de stroom uit om blijvende schade te voorkomen. „Als op de ene plek een beetje meer elektriciteit van het net wordt gevraagd, wordt snel aan de andere kant weer een beetje extra opgewekt”, zegt Popov, terwijl hij zijn handen beweegt als een weegschaal. Ook als op de ene plek stroom helemaal wegvalt, kan een andere bron meer gaan opwekken. Dat gaat grotendeels automatisch.
„In de klassieke situatie, met veel gas- en kolencentrales, heeft het systeem best wel wat tijd om te reageren op frequentieverandering.” De generatoren van gas- en kolencentrales hebben zware en grote roterende turbines die afgesteld zijn op 50 hertz. Als dan plots de aandrijving wegvalt, blijven die turbines door hun zware gewicht nog doordraaien, die komen niet plots tot stilstand. Dat effect heet inertie. „Daarmee is het mogelijk de balans te bewaren, en het heen en weer bewegen van de frequentie te stabiliseren. Inertie zorgt ervoor dat plotselinge veranderingen in de frequentie worden gedempt. Daarom heeft het stroomnet tijd om te reageren op veranderingen.
„Maar in een gebied met veel zonnepanelen en windturbines is er minder inertie. Dat maakt het stroomnet minder robuust. Als dan ergens iets wegvalt, ontbreekt dat dempende effect en kunnen de frequentieschommelingen zich in rap tempo verspreiden. Met een gascentrale, bijvoorbeeld, kunnen wij altijd controle uitoefenen over de hoeveelheid energie die wij willen produceren. Met wind- en zonne-energie kan dat juist niet. En dat veroorzaakt onzekerheid.”
Hoe zat dat met de grote stroomstoring in Spanje en Portugal vorige week?
„Wij weten nog niet precies wat er gebeurde, maar wat gelijk opviel is de snelheid waarmee het stroomnet op het Iberische schiereiland uitviel. Iets veroorzaakte lokaal een storing, waarna het stroomnet in omringende gebieden uitviel toen werd geprobeerd de frequentieschommelingen op te vangen. Bij de grote black-out in Italië uit 2003 duurde het zo’n twaalf minuten voordat het hele land op zwart ging. Voor Spanje en Portugal ging dat, volgens de huidige gegevens, binnen een minuut. Dat was echt evil.
De betrouwbaarheid van het stroomnet in Nederland is 99,99963 procent, zegt Tennet. Dat is heel goed
„Dit is precies wat kan gebeuren wanneer veel energiebronnen in het systeem zitten die geen inertie hebben. In plaats van dat grote roterende massa’s die frequentiewisselingen konden dempen, konden de schommelingen zich nu in rap tempo verspreiden. De beveiligingssystemen sloegen aan en de stroom viel razendsnel uit.”
Spanje heeft veel waterkrachtcentrales, die wel grote roterende massa’s en dus inertie hebben.
„Niemand weet wat er in deze specifieke situatie precies is gebeurd. Maar het is wel zo dat wanneer zonne- en windenergie een groot deel uitmaken van de energiemix, zoals in Spanje, het over het algemeen lastiger is om de klap op te vangen als het ergens misgaat. Toen ik las over de stroomstoring, dacht ik, dit is een teken dat de energietransitie nog lang niet af is.”
Aan de andere kant van de glazen wand in het lab in Delft staat een tiental computerschermen. Onderzoekers simuleren hier op supercomputers de ergste scenario’s die zich voordoen als het stroomnet instabiel wordt, om erachter te komen hoe het systeem beter beveiligd kan worden.
U onderzoekt wat gedaan moet worden om het elektriciteitsnet robuust te houden, terwijl het systeem een gigantische verandering ondergaat.
„Ons doel is dat we straks een systeem hebben waarbij energie volledig wordt opgewekt met hernieuwbare bronnen. En dat de betrouwbaarheid van het systeem gelijk blijft. Nu is die betrouwbaarheid in Nederland 99,99963 procent, zegt Tennet. Dat is heel goed. Dat komt neer op een stroomstoring van ongeveer 12,8 minuten per persoon per jaar. Dat is niet veel.
„Ik werk nu aan een concept waarmee we het risico kunnen verkleinen dat een stroomstoring zich snel als een olievlek verspreid, wat vorige week in Spanje en Portugal gebeurde. De complexiteit die de energietransitie met zich meebrengt, maakt het lastiger om het gehele Europese stroomnet tegelijkertijd te monitoren, zoals dat nu wel gebeurt. Ik onderzoek hoe we het systeem kunnen verdelen in een soort eilanden. Als je een kleiner gebied virtueel isoleert, en dat gebied intensiever in de gaten houdt dan nu, dan heb je het sneller in de gaten als daar iets fout gaat. Als lokaal bijvoorbeeld een lijn of kabel overbelast is, kun je het gebied rondom dat probleem snel isoleren. De rest van het systeem, buiten dat gebied blijft dan normaal functioneren. Dat noemen wij control islanding.”
Wordt het stroomnet niet steeds kwetsbaarder voor cyberaanvallen, nu steeds meer informatie wordt gedigitaliseerd?
„Ja. Vroeger werden veel componenten analoog in de gaten gehouden. Maar we kunnen de energietransitie niet realiseren zonder digitalisering. We moeten het net blijven monitoren, en doordat de vraag naar elektriciteit ook toeneemt, moeten we het net ook nauw in de gaten houden, zodat we het optimaal kunnen gebruiken.
„Tegenwoordig monitoren we het net met behulp van internet- en glasvezelkabels en stoppen we alles in software. Daarom zijn cyberaanvallen een groter probleem geworden voor netbeheerders. We mogen die dreiging niet verwaarlozen. We hebben nieuwe manieren nodig om zo’n complex energiesysteem te kunnen beveiligen tegen opzettelijke aanvallen.”
Waarom vind u het stroomnet zo interessant?
„Ik was altijd geïnteresseerd in elektrische energietechniek. Vooral stroom is fascinerend. Hoe is het mogelijk dat iets wat je niet ziet en ruikt zo krachtig is? Ook een man als Nikola Tesla boeit me, de uitvinder van belangrijke componenten van het stroomnet. Ik heb een poster van hem in mijn kantoor opgehangen. Daar kijk ik elke dag tegen hem aan.”
‘Waar gaat het heen en waar is het einde”, zucht Berrie de Kruif (54) van glaszettersbedrijf All-in Glas. Zijn bedrijf levert, plaatst en bewerkt glas en glas-in-lood voor particulieren en bedrijven in Nederland. De Kruif neemt plaats aan een van de tafels achter zijn showroom op het Utrechtse bedrijventerrein de Cartesiusdriehoek. Als eigenaar en directeur merkt hij de gevolgen van de stijgende kosten. „Alles is veel duurder geworden. De lonen en ook de materialen”, zegt hij. In tien jaar ging het uurloon in zijn sector van 35 naar 65 euro nu, een veel hogere stijging dan de inflatie. Ook ging in 2022 de gemiddelde inkoopprijs van een gemiddelde ruit in een keukendeur met 13 euro omhoog, vergeleken met een jaar eerder, als gevolg van gestegen energieprijzen. Voor het verhitten van de grondstoffen van glas in smeltovens is gas nodig en juist die kosten zijn gestegen. „Als ondernemer is het bijna niet meer te doen”, zegt De Kruif.
Veel Nederlandse ondernemers maken zich evenveel zorgen als hij: het ondernemersvertrouwen is in het tweede kwartaal van 2025 verder gedaald tot een voorlopig dieptepunt van -7,5, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van de Conjunctuurenquête Nederland, een lijst vragen over de economie die in april is gesteld aan niet-financiële bedrijven.
Ook ten opzichte van een jaar geleden (-5,8) liep het vertrouwen terug. Het sentiment is al veertien kwartalen op rij negatief. Het CBS geeft hiervoor als voornaamste reden een tekort aan arbeidskrachten, maar ook de Amerikaanse importheffingen veroorzaken een onzeker economisch klimaat.
Kleine voordelen
Ook De Kruif merkt dat Trumps beleid bijdraagt aan sombere vooruitzichten. Hij koopt glas van Nederlandse bedrijven die het op hun beurt importeren uit Duitsland. Ook laat hij glas-in-lood bewerken in Macedonië. „Van de Macedonische douane mogen we alleen nog maar glas invoeren als het aantoonbaar uit Europa komt: Amerikaanse en Chinese producten worden geweerd. En de basisinkoopprijs van Duits glas is sinds deze maand door de importheffingen met 7 procent verhoogd”, aldus De Kruif.
Maar internationale ontwikkelingen kunnen ook kleine voordelen bieden. Door een overschot aan glas uit Duitsland, omdat er nu minder Duits glas naar Amerika gaat, is de levertijd ervan teruggebracht van drie naar één week. De Kruif hoopt bovendien dat Chinees vacuümglas goedkoper wordt nu China minder naar de VS exporteert. „Maar dat kan zo weer veranderen.”
Glaszetter Berrie de Kruif: „De inkoopprijs van Duits glas is door importheffingen met 7 procent gestegen.”
Foto Mona van den Berg
De grootste problemen waar ondernemers mee kampen hebben echter niets met Trump te maken. Ondernemers noemen het tekort aan arbeidskrachten nog steeds de belangrijkste hindernis voor hun bedrijfsvoering, al is het aantal bedrijven dat hier last van heeft licht gedaald. Zo meldt het CBS dat het aandeel bedrijven met een personeelstekort afnam, van 38,4 procent aan begin van het tweede kwartaal vorig jaar tot 33,9 procent in het begin van het tweede kwartaal dit jaar. In de bedrijfstakken vervoer en opslag ervaart bijna de helft van de bedrijven een personeelstekort, blijkt uit de enquête.
Voor Jeffrey Posthouwer (52), eigenaar van Autoschade Herstel Posthouwer in Utrecht, is personeelstekort een bekend probleem. Vanuit de showroom van De Kruif is te zien hoe druk het is bij het autoschadeherstelbedrijf, aan de overkant van de straat. „Het is druk in de autoschadewereld. Goede vakmensen zijn schaars en duur. De kosten stijgen, maar onze tarieven nemen niet evenredig toe”, zegt Posthouwer.
Het ondernemersvertrouwen is al veertien kwartalen op rij negatief, aldus het CBS
Posthouwer vindt dat er in het kabinet te weinig aandacht is voor ondernemers. Hij noemt het twee jaar doorbetalen van langdurig zieke werknemers, „waar dit in België drie maanden is”. Om bij te dragen aan een duurzame wereld én omdat het wordt verwacht vanuit Den Haag, investeert hij in gereedschap en bijscholing om ook elektrische auto’s te kunnen herstellen. Maar onduidelijkheid over subsidieregelingen om bedrijven van mkb-ondernemers energiezuiniger te maken, geven Posthouwer het gevoel dat hij wordt tegengewerkt. Posthouwer: „En daarbovenop komen nog de aangekondigde verscherpte handhaving voor zzp’ers en de langzaam stijgende pensioenleeftijd.”
„Ik ben trots op ons mkb-familiebedrijf. We blijven doorgaan, want opgeven zit niet in mijn aard. Maar voor een simpele ondernemer als ik is de romantiek er op deze manier van af.”
Ondanks alle onzekerheid verwachten ondernemers volgens het CBS in het tweede kwartaal een lichte groei in omzet en het aantal orders. Vooral exporterende bedrijven blijven positief over hun buitenlandse omzet, voornamelijk in de groothandel en industrie. Ondernemers in de bouw en industrie blijven daarentegen terughoudend met investeringen. Zo wordt de internationale concurrentiepositie minder positief beoordeeld dan voorheen.
Sportschoolhouder Jacob van Bladeren: „Ik wil uit principe niet meer investeren in Amerikaanse materialen.”
Foto Mona van den Berg
Hoewel de daling in het ondernemersvertrouwen in de sectoren cultuur, sport en recreatie bijna dubbel zo groot is – het ging van -2,8 vorig jaar naar -5,5 dit jaar – is sportschoolhouder Jacob van Bladeren (37) van Roots Premium Gym, dat op een steenworp afstand ligt van de garage van Posthouwer, minder bezorgd dan anderen in zijn sector. „Sporten is iets wat mensen erbij doen, dus wij merken het direct als mensen minder te besteden hebben”, zegt Van Bladeren. Maar dat is voor hem geen reden om zijn bedrijfsvoering om te gooien. „We zijn een community met een hechte clientèle. Wel wil ik uit principe niet meer investeren in Amerikaanse sportschoolmaterialen.”
In economisch onzeker wordende tijden is een flexibele ondernemersmentaliteit van groot belang, benadrukt Van Bladeren, terwijl door de speakers van de sportschool ‘Superstition’ van Stevie Wonder klinkt. „Ik geloof dat je kansen moet creëren en ze moet pakken als ze op je pad komen. Als ondernemer ben ik altijd bezig met vernieuwing, maar ik houd ook altijd rekening met onverwachte wendingen.”
„Onmogelijk”, zegt Reginald Houndjago (38). Vanonder een grijze pet kijken zijn bruine ogen een vuilnisbak aan het Amsterdamse Rokin in. Daar beneden glimmen twee Heinekenblikjes. Samen 30 cent waard. Hij kan er niet bij. Normaal zou hij met zijn ene hand de vuilniszak omhoog trekken en ze pakken met zijn andere hand. Maar de vuilniszak zit te laag. „Iemand heeft de randen naar beneden geduwd.”
„Ja, zie je”, zegt hij bij de volgende afvalbak, tien meter verder, „ik denk dat dit de hele straat zo doorgaat. We kunnen beter ergens anders heen.”
Elke statiegeldraper heeft een strategie, weet Houndjago (bijnaam ‘Reggy’). En wat hij nu tegenkomt, is een lelijke. Statiegeldrapers met grijptangen duwen zakken naar beneden, zodat een collega zonder grijpers de blikjes niet kan pakken. Zelf kunnen ze dan later op hun gemak de buit verzamelen.
„Dit is echt klote, want ze sluiten anderen buiten. En het komt van onze eigen mensen. Dat maakt het nog erger.”
De statiegeldjagers opereren in de rafelrand van de economie. Ze verdienen geld door flesjes en blikjes uit het afval te halen, 15 cent per vondst. Onduidelijk is met hoevelen ze zijn. Hun aantal nam in ieder geval een vlucht sinds 2023, toen statiegeld op blikjes werd ingevoerd. Met hun komst steeg de hoeveelheid rommel in de stad. Sommigen scheuren vuilniszakken of breken afvalbakken open. Schade: miljoenen euro’s per jaar.
Maar een andere kant van hun werk is in de discussie tot nu toe onderbelicht gebleven. Voor het milieu is er ook een opbrengst. Zou slechts 1 procent van de op de markt gebrachte flesjes en blikjes door statiegeldrapers worden ingeleverd, dan gaat het al om 37 miljoen flesjes en blikjes per jaar. Die kunnen daardoor hoogwaardig worden gerecycled. Zo kunnen petflesjes, als ze via het statiegeldsysteem zijn ingeleverd, opnieuw worden gebruikt voor voedselverpakkingen. Eindigen ze in het restafval, dan kan dat niet.
Van Houndjago mag de wereld weten dat hij en zijn collega’s er zijn. Dat ze niet meer weggaan. Dat ze op hun eigen manier een functie vervullen in de maatschappij. Houndjago is met antropoloog Mara Voss mede-oprichter van een eigen ‘vakbond’ voor statiegeldrapers, de Amsterdam Can Collective. Hij gelooft in het werk dat hij doet, en het brengt hem routine. „Als je het helemaal droogkookt, zijn we recyclers.”
Echte klappers
Voor blikjes en flesjes hoeft Houndjago vaak niet eens de prullenbak in. Ze worden achtergelaten op elektriciteitskastjes, in de portieken van grachtenpanden, op de grond. „Ja”, glimlacht hij, „ik ben veel aan het opruimen.”
Maar de echte klappers zitten toch tussen het vuil. „Wow”, zegt Houndjago, die tegen de klep duwt van een grijze container vlak langs de Amstel. Een voor een haalt hij bier- en colablikjes uit het afval en stopt ze in zijn plastic tas. „Hier was een feestje. Ik zie de ballonnen tussen het afval.” Het is alles bij elkaar maximaal twee euro, denkt hij. „Er zit ook glas bij, maar dat neem ik niet mee. Een glazen flesje is maar 10 cent waard en veel te zwaar om mee te tillen.”
Houndjago heeft zijn eigen strategie. Overdag loopt hij zijn vaste routes langs de prullenbakken in het centrum van Amsterdam. Hij scant de bovenste laag van het afval. Graven doet hij niet echt, dat heeft geen zin. Er lopen inmiddels zoveel statiegeldjagers rond, die onderste lagen van het vuilnis zijn altijd wel doorzocht.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Reginald doorzoekt een container.
Foto Bram Petraeus
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Reginald doorzoekt een container.
De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Foto Bram Petraeus
Foto Bram Petraeus
’s Nachts – op zondagen werkt hij vaak in de nacht – is hij wat statiegeldjagers een timer noemen: hij weet van een aantal hotels precies hoe laat het vuilnis naar buiten gaat. Ergens tussen middernacht en één uur ’s nachts. Dan loopt hij tot zeven uur ’s ochtends langs prullenbakken, het tijdstip waarop de Albert Heijn aan de Jodenbreestraat in het centrum weer opengaat. Dat is een van de weinige plekken waar hij zijn buit kan omwisselen voor contant geld. Een bankrekening heeft hij niet.
’s Nachts is het veel zwaarder dan overdag, zegt Houndjago. Niet vanwege het tijdstip, of het lange lopen, maar door het tillen. „Je moet je voorstellen: alles wat je verzamelt moet je de hele nacht met je meeslepen.” Hij zwaait zijn plastic zak over zijn schouder. „Dat betekent dat ik de hele nacht mijn arm zó houd.”
Beveiliger
Als Houndjago’s arm tot zijn schouder in een vuilnisbak verdwijnt, kijken Amsterdammers er niet van op. Statiegeldjagers zijn er zo veel, ze horen bij het straatbeeld. Wel kunnen toeristen soms verbaasd kijken. Eén keer kreeg Houndjago een high five van een omstander nadat hij in een container was geklommen.
Maar high fives zijn zeldzaam. Vaker wordt Houndjago behandeld als het vuil waarin hij zoekt. Hij wijst voor zich, naar een lege plek op de trambaan op het Rokin. „Daar. Het waren Ajax-fans, een wedstrijd tegen Leipzig. De Ajaxfans zagen mij blikjes verzamelen. Eén man keek mij aan en trapte voor mijn ogen zijn blikje plat.”
Of die groep jongens. Twaalf, dertien jaar oud. Eén spuugde op zijn capuchon, een ander schopte tegen zijn fiets. En die beveiliger in de supermarkt, gisteren nog, die in zijn tas wilde kijken toen hij lege blikjes kwam brengen. Had hij niks gestolen? „Er zat niks in, hè, zei ik tegen hem, na de inspectie. ‘Dit keer niet’, zei hij.”
Foto Bram Petraeus
Hij kan het van zich afschudden. „Ik denk altijd: duisternis bestrijd je niet met duisternis, maar met licht. Beter een glimlach dan een middelvinger. Maar soms is glimlachen wel moeilijk.”
Het scheelt dat hij wat gewend is, zegt hij, opgegroeid als donker kind in Duitsland. Zijn moeder is Duits, zijn vader komt uit Liberia. Op zijn derde verhuisde hij van Liberia naar Duitsland. Hij werkte er als elektricien in de bouw. „Mijn laatste baan was heel slecht. Ze hadden te veel werk en namen mij aan, maar ontsloegen me vlak voor mijn proeftijd afliep. Ik was een soort opvulsel, ze wilden me niet echt in dienst nemen.”
Ook collega’s behandelden hem slecht, vond Houndjago. „Veel plagen. Meer pesten dan plagen.”
Concurrentie
Na dat ontslag belandde Houndjago op straat. Hij vertrok drie jaar geleden naar Amsterdam, waar het leven voor daklozen volgens hem beter is. En er was (destijds) nog niet zoveel concurrentie van statiegeldjagers. Hij woont in een tent op IJburg in Amsterdam.
De zure geur uit de afvalbakken rook hij na een week niet meer, zegt Houndjago. Hij werkt bijna elke dag, en probeert dan minimaal 30 tot 40 euro te verdienen. Laatst, op zijn verjaardag, gaf hij zichzelf vrij. „Die dag is heilig voor mij.”
Het miezert al uren, maar als de regen echt hard neerslaat, stelt Houndjago voor om te pauzeren. Onder een afdak van metrostation Nieuwmarkt zet hij zijn plastic zak neer.
Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.
Dakloos zijn, op straat eindigen. Het klinkt als falen, dat weet hij ook. „Sommige dingen ervan zijn moeilijk, natuurlijk. Ik verloor een hoop comfort. Maar ik won vrijheid.”
Hij steekt er een sigaret bij op. „Ik leerde waar ik toe in staat ben, helemaal op mezelf aangewezen. Soms sta ik om acht uur op, en dan ga ik pas weer om acht uur naar bed, na de hele dag en nacht werken. Natuurlijk zou het fijn zijn gewoon te kunnen douchen wanneer ik wil. Maar de vrijheid, wat ik erdoor win, dat is veel meer. Ik ben nog nooit zo ontspannen geweest.”
Niet alle statiegeldjagers zijn dakloos. Houndjago ziet mensen die hun AOW aanvullen. Vrouwen op leeftijd die onopgemerkt flesjes en blikjes in een handtas stoppen. Mensen die illegaal in Nederland zijn. Veel arbeidsmigranten uit Oost-Europa die zonder werk kwamen te zitten.
Mensen die teleurgesteld zijn in, of buitengesloten door de maatschappij. Vaak hebben ze net als hij een kras opgelopen. „In dit vak kan niemand hen misbruiken.”
Daarom kan Houndjago er ook zo slecht tegen als statiegeldjagers de vuilniszakken voor anderen naar beneden duwen. Wie zich daaraan waagt, wordt volgens hem niet meer begroet door andere statiegeldjagers.
Veel statiegeldjagers hebben een andere strategie dan hij. Die bouwen een groot netwerk: cafés, coffeeshops en hotels die hun afval aan hen ‘gunnen’. Houndjago vraagt nooit om afval. „In deze straat zei een restauranteigenaar eens: je mag gewoon binnenkomen en om blikjes vragen. Maar ik voel me daar niet goed bij. Dat voelt als bedelen.”
Houndjago wil werken, niet vragen om iets. „Ik verdien mijn eigen geld. Ik zou niet willen dat iemand mij op straat geld geeft. Een flesje of blikje aangeven is oké, maar ik wil geen medelijden.”
Reginald trekt bijna elke dag door het centrum van Amsterdam op zoek naar blikjes voor statiegeld.
Foto Bram Petraeus
Onderzoek
Hij was aan het werk toen hij een blonde jonge vrouw naar hem zag staren. Kijkt ze naar mij?, dacht hij. Het was Mara Voss (29), antropoloog en docent social work aan de Hogeschool van Amsterdam. Ze doet onderzoek naar statiegeldjagers.
Na wat aandringen mocht ze een week later met hem meelopen. Ze hield het vol tot drie uur ’s nachts. Voor haar onderzoek ontmoette ze al zo’n vijftig statiegeldjagers; ze ging tot de incrowd behoren van statiegeldjagers in het centrum.
Het begon als een gimmick tussen haar, Houndjago en enkele anderen, iets waar om werd gelachen. Van: hoezo zouden wij geen vakbond kunnen hebben? „Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?”, zegt Voss. „Of hoort jouw baan erkend te zijn als officiële baan? Deze mensen verrichten arbeid, of het nou officieel is of niet.”
Zelf loopt ze regelmatig mee met Reginald en anderen. En dan mag ze ook meedelen in de vervelende opmerkingen op straat. „Gemeentedief, klaploper, profiteur”, somt ze op. „We hopen met de ‘vakbond’ een positief en humaan beeld neer te zetten van de statiegeldjager.”
Hoezo heb je een werkgever nodig voor een vakbond?
Omdat het werk is dat niemand anders werk noemt, is het vaak onhandig georganiseerd. Zo zijn er wel bulkmachines waar in één keer een hele zak flesjes en blikjes in kan, maar die betalen niet contant uit. Terwijl veel daklozen van cash afhankelijk zijn. Voss: „Na Koningsdag moesten veel mensen op straat slapen met hun buit, omdat in de paar Albert Heijns in de stad die wel contant uitbetalen de statiegeldmachines waren uitgezet.”
Afstemming over zulke zaken is er niet, en dat komt volgens Voss mede doordat statiegeldrapen niet wordt erkend als werk. Dat is dus een vraag waarover ze binnen het collectief nadenken: wanneer is iets werk? Wanneer mag werk een baan heten?
„In inheemse samenlevingen wordt het onderscheid tussen werk en privé niet zo gemaakt”, zegt Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam. „Vroeger op het boerenland liepen werk en andere activiteiten in elkaar over. Wij zijn het onderscheid meer gaan maken sinds de Industriële Revolutie. Mensen gaan nu naar een aparte plek om te werken, dus definiëren ze werk ook op die manier.”
Zinvolle dagbesteding
Hem verbaast het overigens niet dat Houndjago zo’n fan is van de vrijheid en routine van het werk. „We werken omdat we geld nodig hebben om van te leven, maar uit onderzoek blijkt dat de beloning niet het belangrijkste is. Mensen zoeken een zinvolle dagbesteding, en iets wat structuur geeft aan de dag.”
Hoewel het in media vaak over de rommel gaat die statiegeldrapers bij prullenbakken veroorzaken, zorgt het statiegeldsysteem ook voor minder rommel. Sinds de invoering van statiegeld op kleine flesjes en blikjes is hun aandeel in het zwerfafval meer dan gehalveerd. Staatssecretaris Chris Jansen (Milieu, PVV) vindt het statiegeldsysteem een „succes”. Hij wil het eerder uitbreiden dan afschaffen. Zo moet er straks ook op sapflessen statiegeld komen.
En daarmee blijft de statiegeldjager dus ook. Om opengebroken prullenbakken te voorkomen, kwam de gemeente Amsterdam al met magneetsluitingen waardoor Houndjago en anderen de bakken eenvoudig kunnen openen.
De aandacht voor de vakbond opent ook andere deuren. Binnenkort mogen Voss en Houndjago op gesprek komen bij de Amsterdamse wethouder Hester van Buren van Afval en Reiniging. Een eerste gesprek met ambtenaren is er al geweest. Daarnaast spraken Houndjago en Voss met Verpact, de organisatie van drankproducenten die verantwoordelijk is voor het statiegeldsysteem. Die opent inleverwinkels in Rotterdam en in het centrum Amsterdam. Mét contante uitbetaling, al zijn de winkels ’s nachts wel dicht.
Houndjago droomt groter, van een eigen hub voor statiegeldjagers. Een ruimte waar ze dag en nacht zelf flesjes en blikjes het afval zelf innemen en het statiegeld cash uitbetalen, een plek die ze zelf beheren, waar ze even koffie kunnen drinken en werkgevers hen ook kunnen vinden voor ander werk.
Eerst gunt Houndjago zichzelf een lange pauze van het afvaljagen. Hij vertrekt naar Santiago de Compostella voor een wandeltocht. „Trainen voor het wandelen hoef ik niet.”