N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
WK afstanden Op de slotdag van de WK afstanden in Heerenveen veroverde Antoinette Rijpma-De Jong haar eerste wereldtitel op de 1.500 meter. De Amerikaan Jordan Stolz was bij de mannen ook op de 1.500 de beste, na eerder al de 500 en 1.000 meter te hebben gewonnen.
Schaatsster Antoinette Rijpma-De Jong heeft op de slotdag van de WK afstanden in Thialf voor het eerst de wereldtitel veroverd op de 1.500 meter. Met een tijd van 1.53,54 was de Friezin zeven tiende van een seconde sneller dan de Noorse Ragne Wiklund die twee jaar geleden de gouden medaille won. Miho Takagi uit Japan kwam op de derde plaats.
Het is de vijfde wereldtitel in totaal voor Rijpma-De Jong. Twee jaar geleden werd de schaatsster wereldkampioen op de 3.000 meter, haar andere wereldtitels behaalde ze op de ploegenachtervolging. Zaterdag haalde ze de tweede plek op de 1.000 meter, de gouden medaille ging naar landgenote Jutta Leerdam.
De pas 18-jarige Amerikaan Jordan Stolz veroverde op de 1.500 meter zijn derde wereldtitel van het weekend. Eerder won het supertalent ook al de 500 en 1.000 meter. Achter Stolz werd Kjeld Nuis tweede op de 1.500 meter. Erg jammer, zei Nuis in een reactie tegen de NOS. „Die gozer heeft zo’n eindschot, daar was ik vandaag niet tegen opgewassen.”
In de Rotterdamse buurt Schiebroek-Zuid leven bewoners al tientallen jaren in armoede. Terwijl de villa’s van het naastgelegen Hillegersberg schitteren, blijft deze buurt tussen wal en schip vallen. Verslaggever Esther Rosenberg vroeg zich af hoe het kan dat zulke kwetsbare buurten onzichtbaar blijven.
Heeft u vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected]
Terwijl ik wacht bij de deur van mijn lokaal, komt er een stroom pubers door de gang. Omdat muziek generaties overstijgt, spreek ik leerlingen die een shirt aan hebben van een artiest, vaak even aan. Van Metallica tot Taylor Swift, alles is goed. Die verbinding maakt mijn vak als docent extra leuk. Een meisje met blauwe haren en piercings loopt voorbij in een t-shirt met de bekende Rolling Stones-tong erop. Ik kijk goedkeurend. Als ik mijn duim opsteek en „goed shirt” zeg, lacht ze naar me. „Gekregen van mijn vader, die is echt helemaal gek van The Beatles”.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Afscheid nemen in een verpleeghuis is geen sinecure. Wiebelend van het ene been op het andere probeer je je geliefde duidelijk te maken dat het voor jou nu toch echt tijd is om te gaan. Want samen thuis bestaat niet meer.
Vaak krijg ik de vraag of mijn vrouw enig besef heeft van haar ziekte. Weet ze wat er met haar aan de hand is en wat haar nog te wachten staat? Nee, niet meer, moet ik antwoorden. Toen ze twee jaar geleden in het ziekenhuis de diagnose alzheimer kreeg, was dat anders. Veel was duidelijk. De artsen vertellen je onverhuld wat je mankeert, wat de gevolgen op langere termijn zijn en of er iets aan te doen is – niets dus.
De eerste maanden daarna duikt de naam van de ziekte in allerlei gesprekken met geschrokken naasten en vrienden vaak op, maar later vervaagt het woord. Het komt pas weer terug als de verschijnselen ernstiger worden, al wordt het dan niet langer gebruikt in aanwezigheid van de patiënt zelf. „Hoe gaat het eigenlijk met haar?”, werd dé vraag als ze even weg was.
Zo moet geleidelijk bij de patiënt het idee ontstaan dat het allemaal wel losloopt. Ja, de partner wordt misschien wat kribbiger en ongeduldiger, maar dat zal wel aan zijn leeftijd liggen.
Als ik voorzichtig constateerde dat allerlei verschijnselen nu eenmaal aan haar ziekte te wijten waren, kon ze ongeveinsd verbaasd reageren: „Ziekte, hoezo? Ik ben toch niet ziek?” Voor haar hoorden zieke mensen in bed en konden ze niet wat zij nog behoorlijk kon: bewegen, bezig zijn.
Juist door het ontbreken bij haar van inzicht in haar ziekte wordt het afscheidnemen in het verpleeghuis zo’n onmogelijk karwei. Het is haar niet duidelijk waarom ze daar moet blijven: zij wél, ik niet. Waar heeft ze dat aan verdiend?
„Ik moet nu gaan”, zeg ik.
„Waar naartoe?”, vraagt ze.
„Ik moet nog boodschappen doen”, zeg ik, omdat deskundigen adviseren zo min mogelijk de woorden ‘huis’ en ‘thuis’ te gebruiken.
„Maar dan kan ik toch met je méé?”
„Nee, jullie gaan hier zo eten.”
„Maar kan je dan meteen daarna terugkomen?”
„Nee, dat heeft geen zin.”
„Je kunt toch ook hier slapen?” En ze wijst op het eenpersoonsbed in haar kamer.
Als ik geluk heb is er een verzorger in de buurt aan wie ik haar op dat moment kan toevertrouwen. Ik maak me dan uit de voeten met de haast van een handelsreiziger die bang is dat de afnemer spijt krijgt van de net gesloten deal. Haar laatste woorden galmen nog lang na in mijn oren: „Ik begrijp er allemaal niks van.”
Mijn aftocht wordt niet gemakkelijker gemaakt door het beroemde gedicht ‘Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder’ van Vasalis over haar stervende moeder dat men in dit verpleeghuis fraai ingelijst bij de uitgang heeft gehangen. De wrangste regels: Zij zoekt – het is een s.o.s. –/ haar herkomst en haar zijn als kind/ en niemand niemand, die haar vindt/ zoals zij was.