Bodegraven had gehoopt er vanaf te zijn. Wat in 2021 begon met het leggen van bloemen op kindergraven van de lokale begraafplaats – zij zouden slachtoffer zijn van een satanisch-pedofiel netwerk – groeide uit tot een online welig tierende complottheorie. Vermeende ‘plegers’, ‘verhullers’ en ‘getuigen’ van het pedofiele netwerk werden veelvuldig lastiggevallen.
Via de rechter wist de gemeente de drie belangrijkste complotdenkers destijds stil te krijgen, maar vorig jaar nam een vrouw uit Doetinchem het stokje over. En dus greep de gemeente Bodegraven naar een beproefd maar zeldzaam juridisch recept: het vroeg de rechter in een kort geding om de vrouw te verbieden uitlatingen te doen over het satanisch-pedofiel netwerk en al haar online uitingen te verwijderen. Als stok achter de deur vroeg de gemeente om lijfsdwang. Iemand die zich niet aan een vonnis van de civiele rechter houdt kan op die manier in de cel gezet worden om nakoming af te dwingen. „Voor het bestaan van een, volgens de vrouw wijdvertakt, satanisch-pedofiel netwerk bestaat geen enkel bewijs”, schreef de rechtbank Gelderland vorige week in een begeleidend persbericht bij de uitspraak.
De vrouw, een voormalig politieagent, werd door de kort geding-rechter verboden zich nog langer uit te laten over het bestaan van het netwerk en alle uitingen daarover online te verwijderen. Doet zij dat niet dan is zij per overtreding een dwangsom van 5.000 euro verschuldigd. Bij 200.000 euro aan dwangsommen wordt ze in de cel geplaatst zodat ze zich aan het verbod houdt.
„Lijfsdwang is echt het uiterste redmiddel, ik denk dat ik het in achttien jaar als advocaat vier keer namens een cliënt heb gevraagd”, vertelt advocaat Cees van de Sanden die namens de gemeente Bodegraven de zaak aanhangig maakte tegen de complotdenkster. „Het wordt zelden geëist, nog minder toegewezen en nog minder ten uitvoer gelegd.”
Die analyse deelt advocaat Michael Dill. Hij was in augustus de enige andere advocaat in Nederland die met succes lijfsdwang wist te vorderen, leert uitsprakenregister rechtspraak.nl. Zijn cliënte uit Dordrecht werd door een man online veelvuldig beschuldigd van fraude, prostitutie, harddrugsgebruik en dat zij haar ex-man wil laten omleggen. „Deze man had een uitkering en veel schulden en daarom zou een financiële prikkel om het vonnis na te komen niets uithalen. Om die reden hebben wij om lijfsdwang gevraagd”, licht Dill toe.
Ultimum remedium
Voor een strafrechter is het opleggen van celstraf gebruikelijk. Lijfsdwang wordt echter alleen opgelegd door de civiele rechter die als taak heeft een conflict te beslechten tussen twee ‘civiele’ partijen – vooral burgers en bedrijven. Een civiele rechter kan dan ook niet zomaar besluiten dat iemand in de cel moet. Lijfsdwang geldt als ‘ultimum remedium’ en mag op grond van de wet alleen worden opgelegd als het belang van degene die erom vraagt groot genoeg is en andere middelen – zoals een dwangsom – geen uitkomst bieden. „Bij een doorsnee handelsconflict over een niet betaalde factuur, zal het niet opgelegd worden”, zegt Van de Sanden. „Er wordt echt gekeken naar de ernst van de zaak en of het belang van de eiser zwaar genoeg is.”
Bij een doorsnee handelsconflict is dat niet aan de orde. Dan kan bijvoorbeeld met het vonnis van de rechter in de hand beslag worden gelegd op de tegoeden van de ander. Wie geen vertrouwen heeft dat de ander het vonnis nakomt kan ook een dwangsom eisen om dat af te dwingen.
Lijfsdwang is voor de ernstigste zaken. Naast smaad en laster zoals in Bodegraven en Dordrecht, wordt lijfsdwang ook opgelegd in familiegeschillen: bijvoorbeeld als een ouder een omgangsregeling blijft weigeren of alimentatiebetalingen uitblijven. Hoe vaak is onduidelijk. De Raad voor de rechtspraak laat weten geen cijfers te hebben over het aantal keren dat lijfsdwang de afgelopen jaren werd verzocht en opgelegd.
Niet iedereen laat zich afschrikken
Duidelijk is wel dat niet iedereen zich laat afschrikken. Dill vertelt over een „trieste zaak” waarin een oplichter het vertrouwen had gewonnen van een gezin met een terminaal zieke vader. Na zijn overlijden wist de man een onherroepelijke volmacht bij de weduwe los te peuteren, zogenaamd om haar bij de afwikkeling van de erfenis te helpen. Nadat de bank onraad rook werd Dill ingeschakeld om die volmacht verwijderd en de financiële administratie terug te krijgen. Maar de oplichter weigerde, ook nadat de rechter hem daartoe op last van een dwangsom van 10.000 euro toe verplichte. „Hij had een uitkering en geen prikkel om het na te leven. Toen heb ik een kort geding aangespannen en die stukken op last van lijfsdwang teruggevorderd”, zegt Dill. „De man bleef weigeren en toen is de deurwaarder hem met de politie komen halen. Hij heeft een week of drie in detentie gezeten, tot hij de stukken liet bezorgen bij mij op kantoor.” Omdat de man in de recente laster-zaak in Dordrecht zich niet aan het vonnis houdt, heeft Dill een deurwaarder ingeschakeld om hem naar een huis van bewaring te laten brengen.
Bij veel zaken waarin om lijfsdwang wordt gevraagd is tevens sprake van strafbaar handelen. Dill en Van de Sanden laten er geen misverstand over bestaan waarom zij hun cliënten soms adviseren om via de civiele rechter om lijfsdwang te vragen: de snelheid. Van de Sanden: „Een strafrechtelijk traject gaat veel trager. Via een kort geding lijfsdwang vorderen kan snel en doeltreffend zijn.”