Terwijl de laatste winterregens nog vielen, was waterschap Rijn en IJssel al bezig met de zomerdroogte. Eind februari, een maand eerder dan normaal, besloot het waterschap al om het water ‘vast te houden’, in plaats van af te voeren. Stuwen werden opgezet, zodat het water minder snel wegstroomt en langer de tijd krijgt om de bodem in te zakken. Toch kampte het waterschap begin april met lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.
Niet alleen in de Achterhoek is het droog. Na twee natte jaren zijn de grondwaterstanden op veel plekken in het land de afgelopen weken harder gedaald dan normaal. Waterschappen zijn alert, in Brabant is zelfs al een sproeiverbod voor grasland en sportvelden van kracht. Op sommige meetpunten staat het grondwater nu op een niveau dat waterschappen normaal gesproken pas in juni of juli verwachten.
„Dat baart mij zorgen”, zegt hydroloog Niko Wanders (Universiteit Utrecht). „Als je met een lager waterpeil aan de zomer begint, is er later dit jaar misschien een tekort.”
Ons voordeel is dat we in het vasthouden van regen in de winter nog veel te winnen hebben
Stel je een ondergrondse emmer voor, legt hij uit. In april, aan het begin van het droogteseizoen, zit de emmer doorgaans vol. Naarmate de zomer vordert, raakt de emmer leger, omdat er in de zomermaanden gemiddeld meer water verdampt dan er valt. Zolang er genoeg in de emmer zit, is dat niet erg. Er is genoeg water voor boeren om hun gewassen te besproeien, voor bomen en planten om te groeien en voor de winning van drinkwater. Maar dit jaar is de emmer op veel plekken in het land niet tot de rand gevuld, omdat er in maart en de eerste helft van april amper regen is gevallen. In maart was het bovendien erg zonnig, met harde wind, waardoor er meer water verdampte dan normaal.
Op de kaart met grondwatermeetpunten die Rijkswaterstaat publiceert, is vanaf april daarom een zee aan oranje en rode stippen te zien. Bij deze meetpunten is het droog, of zeer droog voor de tijd van het jaar. Die kleur heeft de kaart al een tijd niet meer gehad. In 2023 en 2024 regende het relatief veel, waardoor de grondwaterstanden normaal bleven voor de tijd van het jaar.
Grote verschillen
Niet overal is het even droog. Lokaal zijn de verschillen groot, benadrukt woordvoerder Jane Alblas van de Unie van Waterschappen. „Sommige waterschappen hebben te maken met droogte én nattigheid.” Zorgen over de vroege droogte maakt Alblas zich nog niet. „Het is op veel plekken al wel iets bijgetrokken, maar het kan nog alle kanten op. We houden de situatie goed in de gaten. Er komen nu weer een aantal warme en droge dagen aan, als dat doorzet kan het snel gaan met de verdamping.”
Een paar recente regenachtige dagen hebben het grondwater in Rijn en IJssel een kleine opkikker gegeven, vertelt waterschapsbestuurder Peter Schrijver. „De toplaag van de grond is minder droog, dus de planten hebben het vandaag prima. Maar het was niet genoeg om de grondwaterstanden fors te verhogen. Als er langere periodes van droogte komen, zullen ze verder dalen.”
Rijn en IJssel is voor de grondwatervoorraad sterk afhankelijk van neerslag, vanwege de hoge zandgronden in het gebied. Het waterschap grenst weliswaar aan twee grote rivieren, maar die zijn lager gelegen en alle beken stromen naar de rivieren toe. Water aanvoeren naar de hoger gelegen gebieden gaat dus niet. Aan de grens met Duitsland ligt een dikke keileemlaag vlak onder het grondoppervlak, waardoor de grond weinig water kan opslaan. „Extreme situaties kunnen hier snel voorkomen, zowel droogte als wateroverlast”, zegt Schrijver. In de winter is het waterschap doorgaans druk bezig met de afvoer van het water. „In het voorjaar is het juist de opgave om genoeg water vast te houden, om een buffer te hebben in de aanloop naar de zomer.”
Zuigende werking
Het grondwater bij het hoger gelegen Zelhem heeft de afgelopen tien lentes niet zo laag gestaan als begin april dit jaar. Hetzelfde geldt voor een meetpunt bij Gorssel, dicht bij de IJssel. Schrijver: „Doordat de IJssel ook laag staat, trekt die meer grondwater naar zich toe. De rivier heeft een soort zuigende werking.”
Sinds 2018, een extreem droog jaar, is het waterschap „scherper aan de wind” gaan varen wat betreft waterbeheer. Het doel is om 100 millimeter meer grondwater vast te kunnen houden. De eerste 30 millimeter is op verschillende plekken al bereikt door zo’n vierhonderd droogtestuwen bij te plaatsen in wat waterschapsbestuurder Schrijver „de haarvaten van het watersysteem” noemt: de kleinere aftakkingen en beekjes. „Dit compenseert het neerslagtekort van twee à drie weken.”
Om meer op te kunnen slaan, zijn grotere aanpassingen nodig. Denk aan het aanleggen van drainagesystemen die ook ingezet kunnen worden voor irrigatie, het verbreden van sloten en het verplaatsen van waterwingebieden. Voor de Achterhoek en de Liemers kan dit tot een miljard euro gaan kosten, heeft het waterschap in 2022 laten doorrekenen.
Ondanks het besluit om de stuwen half februari al open te zetten, is de uitgangspositie in het waterschap dit voorjaar iets slechter dan in het extreem droge 2018. En als de droogte er eenmaal is, kan het waterschap eigenlijk niet zo veel meer doen. Ze controleren de dijken op scheuren, houden de waterkwaliteit in de gaten. Maar daarmee gaan de waterstanden niet omhoog. „Dat maakt de zomers wel eens frustrerend”, zegt Peter Schrijver. „Maar ons voordeel is dat we in het vasthouden van regen in de winter nog veel te winnen hebben. In andere delen van Europa is dat perspectief er soms niet, doordat er minder regen valt. Dan zou ik me als bestuurder pas echt zorgen gaan maken.”
Lees ook
Het is vroeg droog: waterbeheerders nemen nu al maatregelen
