Ze zijn alle vier tussen de 37 en 41 jaar oud. De partijleiders van D66, CDA, ChristenUnie en Volt groeiden op in dezelfde tijd en trokken daar min of meer dezelfde lessen uit. Ze geloven niet in linkse of rechtse politiek, en hebben een afkeer van populisme. En zoals ze elkaar in debatten weten te vinden, zo reageren ze ook in dit gesprek snel op elkaar. „Jij hebt wel héél lichte koffie, of niet?”, vraagt Rob Jetten (D66) middenin een zin aan Laurens Dassen (Volt), die naast hem zit.
„Dit is théé”, zegt Dassen na een korte stilte.
„Over sommige dingen ga je gewoon níet, Rob”, reageert Bontenbal.
Rob Jetten (D66, negen zetels), Henri Bontenbal (CDA, vijf), Mirjam Bikker (ChristenUnie, drie) en Laurens Dassen (Volt, twee) zitten straks in de oppositie, als binnenkort een nieuw kabinet aantreedt van PVV, VVD, NSC en BBB. Maar invloed uitoefenen kan wél, zeggen ze, als je het slim doet.
Het Interruptietreintje, heet hun appgroep. Met een emoji van een trein. Hun onderlinge ideologische verschillen zijn groot, maar ze trekken vaak samen op in debatten. Dat werkt zo: Kamerleden mogen maar een paar keer doorvragen bij de interruptiemicrofoon. Ze proberen goed op elkaar aan te sluiten als iemand een goed punt maakt in een debat. En daarna wéér iemand. Dat heet ‘een treintje’. Soms gaat dat via oogcontact, soms via de app.
En wie er op let, bijvoorbeeld in het Kamerdebat over het coalitieakkoord, vorige week, ziet het gebeuren. Wordt VVD-leider Dilan Yesilgöz bevraagd over asiel en migratie, dan zie je eerst Bontenbal, dan Bikker, dan Jetten. Europa: eerst Dassen, dan Jetten. Gaat het over wat er níet in het coalitieakkoord staat? Eerst Bikker, dan Bontenbal.
Dilemma
Hoe voer je oppositie tegen een kabinet waarin de PVV de grootste is? Die vraag houdt de fractievoorzitters bezig. Het is een dilemma, zeggen ze.
Dassen: „Ik worstelde hiermee tijdens het formatiedebat van vorige week. De snelheid waarmee genormaliseerd wordt wat niet normaal ís. Wilders, met zijn jarenlange ondermijning van de rechtsstaat, die journalisten ‘tuig van de richel’ noemt, zit in het centrum van de macht. Dat moet je blijven benoemen en blijven bekritiseren. Maar je moet ook altijd een alternatief schetsen.”
Jetten: „Het is heel bijzonder dat ‘Wilders-I’ het levenslicht heeft gezien. Zo blijf ik het consequent noemen, híj trekt aan de touwtjes. D66 heeft zich van oudsher heel stevig gekeerd tegen de PVV. Maar ik heb ook aan onze leden beloofd: ik ga niet alleen maar aan die interruptiemicrofoon staan om morele punten te maken. Daar heeft het land niet zo veel aan, en mijn kiezers ook niet.”
Bontenbal: „Mij past een bescheiden rol, het CDA heeft flinke tikken gehad bij de verkiezingen. Ik heb het in eerdere debatten wel gehad over het verval van de democratische rechtsstaat, over ‘democratisch ethos’. Maar in het laatste debat dacht ik: uiteindelijk moet je zo’n kabinet beoordelen op de inhoud. Ik wil ook zelf beter worden in oppositie voeren.
„En als ik op zaterdag op het voetbalveld sta, sta ik daar met iemand die niet op de PVV heeft gestemd vanwege het gedachtengoed, maar als tegenstem. Ik wil heel graag dat we bouwen aan een alternatief, zodat die kiezers niet meer naar de flanken hoeven te rennen.”
Dassen: „Je moet tegenover de PVV als partij wel de grens blijven trekken. Je ziet nu al dat Pieter Omtzigt en Dilan Yesilgöz bijna niet meer reageren op uitspraken van Wilders, en dingen zeggen als: ‘Het zouden niet mijn woorden zijn’. Dat is iets waar we echt voor moeten waken. De les uit Polen [waar radicaal-rechts tot voor kort regeerde] is dat je dat consequent moet blijven benoemen.”
Bikker: „Als Wilders de rechtsstaat uitholt en instituties verdacht maakt, zal ik er altijd staan. Maar politiek gaat ook over de vraag: wat zijn dan wel nieuwe oplossingen? Dan hoop ik dat kiezers zien dat er politici zijn die daarmee bezig zijn.”
Foto’s: Bart Maat
Dat klinkt heel rationeel.
Bikker: Ik voel soms wel woede, hoor. De spreidingswet wordt heel kortzichtig ingetrokken. Ik zie nog de burgemeester van Westerwolde [die gaat over het aanmeldcentrum in Ter Apel] zitten, voor wie we zó ons best hadden gedaan. Dan moet ik wel even tot tien tellen en denk ik: wat cynisch.”
Jetten: „We moeten wel de dingen blijven identificeren die er sluipenderwijs inkruipen. Daarom ging ik vorige week in debat met Caroline van der Plas over seksuele voorlichting.” In het coalitieakkoord staat dat seksuele voorlichting voortaan ‘neutraal’ moet zijn, en Van der Plas was begonnen over „al die gekkigheid die over kinderen wordt uitgestort als ze vijf, zes jaar oud zijn”. Jetten: „Daar zit een wereldbeeld achter, overgewaaid met fact free verhalen uit Amerika. Soms moet je laten zien dat we ook een waardenstrijd voeren.”
Bontenbal: „Op het moment dat Wilders inhoudelijk wordt aangevallen, wordt hij denigrerend tegen collega’s. Hij zette in het formatiedebat Jimmy Dijk van de SP weg met woorden als: jouw partij heeft nooit iets gedaan.”
Jetten knikt. „Daar hadden we hem toen op moeten aanspreken.”
Bontenbal: „Eigenlijk moet je dan als oppositie zeggen: wacht even vriend, je draait nu weg van de inhoud. Dat is een truc: lelijk doen. Op dat moment had ik het niet scherp, daar moeten we beter in worden.”
Wilders zette tegengeluid uit de oppositie weg als ‘zuur links’. U ging daarin mee, door te zeggen dat u níet bij ‘zuur links’ hoorde.
Bontenbal: „Ik heb daar later wel over nagedacht, en een kritische column van Floor Rusman hierover gelezen. Je staat ook onder spanning, je wil ook dat er een beetje lucht in een debat zit. Ik zei het ook omdat ik niet wilde dat het beeld ontstaat dat er één groot oppositieblok is. Maar ik had het anders moeten zeggen.”
U herhaalde het deze week nog een keer, bij WNL.
Bontenbal: „Ik zei daar dat ik niet tot het oppositiekamp behoor waar alleen maar zuur gereageerd wordt. Dat vind ik iets anders.”
Wie hier niet bijzit, is Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA, met 25 zetels de grootste oppositiepartij.
Dassen: „Maar ik denk niet in termen als: wie is de oppositieleider? Dat is misschien meer iets voor een oudere generatie.”
Hij lijkt in debatten vaak wat alleen te staan, terwijl jullie elkaar makkelijker vinden. Hij zit ook niet in deze appgroep. Waarom?
Jetten: „De vorige keer zat hij met zijn interrupties vaak tussen de Partij voor de Dieren en Denk in. Dan is het moeilijker om direct op hem te reageren. Maar ik spreek hem ook, hoor, en voor een debat app ik hem ook.”
Bontenbal: „Ik denk wel dat wij wat meer eager zijn in het debat.”
Bikker: „We hebben verschillende karakters. Ik kom uit de Utrechtse gemeenteraad. Ik ben wat meer het recht voor zijn raap debatteren gewend. Bij Timmermans zie ik iets meer beschouwende betogen. Mijn keuze voor dat debat was ook om iets concreter te blijven.”
„De tachtigers”, zo noemt Bikker het clubje fractievoorzitters, dat geboren werd in hetzelfde decennium. Dassen: „De aanslagen van 9/11, de eurocrisis, de financiële crisis hebben ons gevormd.”
„Fortuyn”, vult Bikker aan.
Dassen: „Dus we hebben misschien een ander wereldbeeld dan mensen die zijn opgegroeid in de tijd van de val van de Muur. Toen was de gedachte: de democratie gaat winnen. De economische voorspoed zal oneindig zijn. Maar toen ik afstudeerde, was er in mijn generatie een grote werkloosheid. Daar kwamen crises als migratie en klimaat later bij. Ons wereldbeeld is er een waarin alles niet alleen maar beter wordt.”
Jetten: „Na de moord op Theo van Gogh [2004] werd er in mijn dorp, Uden in Brabant, een islamitische basisschool in de fik gestoken. Dat was echt mijn vormingsmoment in de eindexamenklas. Ik had voor die tijd ook geleerd dat de wereld af was, iedereen zou welvarend en gelukkig worden. Dat stortte in korte tijd allemaal in elkaar.”
Bikker herinnert zich de heftigheid van die tijd. „Ik leerde hoe kwetsbaar de democratie is.” In die tijd besloot ze politiek actief te worden, voor de ChristenUnie in de Utrechtse gemeenteraad. Onder meer vanwege Rita Verdonk (VVD, minister voor Vreemdelingenzaken, 2003-2006).
„Wij hadden toen in de stad asielzoekers die Rwandese kindsoldaten waren geweest. Het maakte nogal uit of die bed-bad-brood zouden krijgen of door de straten zouden lopen. Iemand die echt in nood is, die gevlucht is voor zijn leven en bijvoorbeeld psychische zorg nodig heeft, gaan we niet zomaar op straat zetten.”
Bontenbal: „Ik heb altijd in Rotterdam-Zuid gewoond, ik heb gezien hoe de buurten slechter werden. Fortuyn heeft het begrip ‘de verweesde samenleving’ gebruikt. Ik vind dat nog steeds een goed gekozen woord. We zijn op elkaar aangewezen. Dat botst erg met het populisme. Tegelijkertijd vond ik een deel van de analyse van Fortuyn hout snijden. We missen de sociale cohesie steeds meer.”
Jetten: „Welke houvast hebben we nog als samenleving?”
Bontenbal: „En dan denk ik: laat ik het kapot gaan of ga ik zelf wat doen? Heb ik het geloof dat het anders kán zijn?”
Kandidaat-premier Schoof
Dat betekent niet dat de partijen het over alles eens zijn. Dat blijkt als kandidaat-premier Dick Schoof ter sprake komt. De Tweede Kamer organiseert voor het eerst een hoorzitting met kandidaat-bewindspersonen voordat ze beëdigd worden.
Laurens Dassen is vóór: „Er zijn ook een paar zaken uit zijn verleden die met deze coalitie toch ook wat vragen kunnen oproepen. Maak daar een goede hoorzitting van.”
Jetten wil dat ook Schoof gehoord wordt. „Je hebt dadelijk een onverkozen ambtenaar die minister-president wordt. Als je alle ministers door zo’n zitting haalt, waarom dan niet de belangrijkste van het hele stel?”
Bontenbal schudt nee. En Bikker zegt het hardop: „Nee. Hier zit een schisma. Voor mij geldt de vertrouwensregel: we vertrouwen iemand tot diegene het vertrouwen beschaamt.”
Bontenbal: „Ik vind het spektakelpolitiek, te Amerikaans. Ik weet nog niet zeker of we er überhaupt aan gaan meedoen. Ik vind het ook redelijk om ze even de tijd te geven om in hun dossier te duiken.”
Op welke thema’s gaan ze hard oppositie voeren? De vier zien kansen op basis van het coalitieakkoord dat, volgens Bikker, „veel witte vlekken” kent. Zo staat er niets over pensioenen in.
Jetten: „Bij de btw-verhoging [van 9 naar 21 procent op onder meer cultuur, kranten en boeken] zie je al dat Pieter [Omtzigt] aangeeft dat hij daar niet zo blij mee is”. Bikker doet een imitatie van Omtzigt: „Die is niet van mij hoor!”
Dassen zegt dat het hem „opvalt” dat de politiek leiders zelf al „terugtrekkende bewegingen” maken. „Dilan [Yesilgöz] zei op haar congres dat ze deze samenstelling liever niet had gehad. Dat vond ik erg interessant, omdat ze zelf de deur heeft opengezet voor deze combinatie.”
Bontenbal: „Je kunt het ook positief duiden. Als wij zelf nog een keer in een coalitie hadden gezeten, hadden we duidelijker moeten maken waar de verschillen zitten. Soms geef je dingen weg in een onderhandeling. Soms moet je zeggen: dat heb ik moeten doen, en dat doet zeer.”
Is dat een les die u geleerd heeft in Rutte III en Rutte IV [van VVD, D66, CDA en CU]?
Bontenbal: „Ja. We hebben te vaak het compromis verdedigd in plaats van het eigen verhaal.”
Jetten: „Wij hebben de afgelopen kabinetten veel politieke strijd gehad, maar achter de schermen. Dan leek het voor de buitenwereld alsof we het met elkaar eens waren en dat we het compromis allemaal volmondig het béste idee vonden.”
Bikker: „Wij hebben te veel vanaf een tekentafel de dingen opgelost, en dat is echt niet aangekomen in de samenleving.” Ze wijst naar zichzelf, Jetten en Bontenbal: „Er zijn drie mensen hier grijzer geworden in die jaren. Dat zegt toch wel iets.”
Dassen, die nu drie jaar met Volt in de Kamer zit en nooit regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen: „Wat zouden jullie aan de nieuwe coalitie meegeven? Hoe zouden zij de oppositie erbij moeten betrekken?”
Jetten: „Openstaan voor ideeën vanuit de oppositie. Er zitten nogal wat losse eindjes aan het akkoord. Ik denk dat ze in de zomer al tegen de eerste bezuinigings-tegenvallers gaan aanlopen. Gaan ze dat dan met zijn vieren oplossen? Of gunnen ze de oppositie ruimte om andere keuzes te maken? Ik gun deze coalitie ook een betere oppositie dan wij hebben gehad.”
Bontenbal, lachend: „Dit is wel een heel subtiele vorm van kritiek.”
Iedereen kijkt naar de enige aan tafel die toen ook al in de oppositie zat, Dassen. Hij lacht mee, en zegt dan: „Bij het vorige kabinet kwam de oppositie niet helemaal van de grond. We spraken veel te weinig af waar we in een debat gezamenlijk op moesten inzetten. Veel minder dan dat wij nu al in de afgelopen maanden hebben gedaan.”
Jetten: „Wij zijn verschillend van elkaar, maar we kunnen wel af en toe een stevig front vormen op onderwerpen die we heel slecht vinden van het kabinet of die we willen stoppen. Of om dingen te kunnen regelen met een minister.”
Rutte IV, zegt hij, „was een centrumkabinet. De rechterkant en linkerkant van de oppositie waren het ook vaak niet met elkaar eens. Nu het midden in de oppositie zit, zijn er meer kansen om er als oppositie samen in te gaan.”