Toen Antoinette Gelissen en haar man hun tweeling in 2015 voor het eerst naar school brachten, wisten ze dat hun zoon en dochter in verschillende klassen zouden komen. Dat hadden ze bij de inschrijving bij de St. Dominicusschool in Utrecht te horen gekregen. „We gingen ervan uit dat de school wel zou weten wat het beste was.” Al snel ging het mis. „Mijn zoon kreeg thuis woedeaanvallen, wilde niet meer eten en kreeg slaapproblemen. Elke dag zei hij: ‘Ik wil niet naar school.’”
Op de peuterspeelzaal had de tweeling samen in een groep gezeten. „Ze speelden niet veel samen, maar hielden elkaar wel altijd in de gaten.” Daar waren er nog geen problemen geweest. Gelissen en haar man vroegen of de kinderen toch bij elkaar geplaatst konden worden, maar de toenmalige directeur wilde niet aan het beleid tornen, vertelt Gelissen. Hij stelde voor dat de moeder bij haar zoon in de klas ging zitten, om hem te laten wennen. „Uiteindelijk hebben we hem wel naar school gekregen, maar hij is nooit van zijn angst afgekomen.”
Niet altijd gaat het zo mis. Maar dat ouders niet worden betrokken in de beslissing of hun meerling gescheiden wordt op school, komt zeer regelmatig voor.
Een veelgehoord argument is dat gescheiden klassen de individuele ontwikkeling van de kinderen zou stimuleren. In een Amerikaans onderzoek van hoogleraar educatie Lynn Melby Gordon uit 2015 antwoordde 71 procent van de schoolleiders ‘ja’ op de stelling dat tweelingen moeten worden gescheiden bij de start van school zodat ze zich onafhankelijk kunnen ontwikkelen. Op dezelfde stelling werd heel anders geantwoord door ouders (38 procent zei ja) en jonge tweelingen zelf (18 procent zei ja).
„We gunnen elk kind een eigen avontuur”, zegt Dennis Assink, directeur van de Sint Nicolaasschool in Haren (Groningen). „Als ze in aparte groepen zitten, kunnen ze ’s avonds aan tafel een eigen verhaal vertellen. Wanneer ouders een voorkeur hebben voor samen dan gaan we daarin mee. Maar veel ouders hebben geen voorkeur, en wij ook niet. In die gevallen plaatsen we een tweeling in aparte groepen.”
Het klinkt goed, ieder kind zijn eigen ontwikkeling gunnen. „Maar daarmee ga je voorbij aan de specifieke ontwikkeling die meerlingen samen doormaken”, zegt Coks Feenstra, ontwikkelingspsycholoog gespecialiseerd in meerlingen. „Ze zijn een steunpunt voor elkaar, zeker op die jonge leeftijd. Dat zie je ook terug in gedrag in de klas, maar dat is niet schadelijk voor ze. Ze vinden uiteindelijk hun eigen identiteit, maar daar hebben ze tijd voor nodig. Als je dat proces verstoort dan kunnen ze juist afhankelijker van elkaar worden en zich ongelukkiger gaan voelen. Sommige kinderen kunnen ermee omgaan, twee-eiige tweelingen kunnen het vaak beter aan dan eeneiigen, maar anderen passen zich juist minder goed aan op school en hebben vaak een terugval in gedrag.”
In Nederland zou een gemiddelde tot grote basisschool vrijwel jaarlijks een nieuwe meerling op school moeten krijgen – zo’n 3 procent van het totaal aantal geborenen is deel van een meerling. Al is de verdeling niet evenredig. „Ouders houden bij de schoolkeuze rekening met het plaatsingsbeleid”, zegt Margreeth Fernhout van de Nederlandse Vereniging voor Ouders van Meerlingen (NVOM).
„Apart in de klas of niet is al jarenlang een van de belangrijkste hulpvragen waarmee ouders ons benaderen”, zegt Fernhout. „Niet altijd omdat ze tegen rigide beleid van de school aan lopen, ook omdat ze worstelen met wat de juiste keuze is voor hun meerling.”
Op een ledenpeiling die de NVOM in 2019 hield antwoordde een derde van de ouders dat hun meerling op de basisschool in verschillende klassen zat. Een minderheid (44 procent) zei dat zij volledig zelf mochten beslissen of hun meerling samen of apart werd geplaatst. 9 procent zei helemaal geen inspraak te hebben.
Er kunnen goede redenen zijn om voor aparte klassen te kiezen, zoals competitief gedrag of ‘moederlijk’ gedrag over de ander, wat bij een jongen-meisjetweeling regelmatig voorkomt. „Het kan goed zijn om dat te doorbreken”, zegt Feenstra. „Maar ze moeten emotioneel wel klaar zijn voor een scheiding en dat zijn ze bij vier jaar vaak niet.”
Al decennia geleden concludeerden wetenschappers dat argumentatie voor het scheiden van meerlingen gestoeld is op stereotiepe opvattingen over tweelingen. Ze zouden onder meer „buitensporig afhankelijk zijn van elkaar”, schrijven Heather Beauchamp en Lawrence Brooks van de State University in New York in een overzichtsstudie uit 2003. Maar voor de stereotypes bestaat geen bewijs.
Handvol studies
Uit de handvol studies die sindsdien zijn gedaan naar het effect van scheiden, rijst het beeld op dat er eerder nadelige dan voordelige gevolgen zijn. Op het gebied van leerprestaties zijn er geen verschillen te zien, wel als het gaat om sociale aspecten. De verschillen zijn klein, maar significant.
Het recentste onderzoek hierover is gepubliceerd in 2021, en ging over tweelingen tussen 6 en 12 jaar in Quebec, Canada. Tweelingen die een klaslokaal deelden, vertoonden minder sociaal teruggetrokken gedrag op de leeftijd van 6 en 10 jaar en vertoonden minder fysieke agressie en onoplettend gedrag op 12-jarige leeftijd. De onderzoekers vonden geen verschillen tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen.
Het meest recente Nederlandse onderzoek hierover is in 2005 gedaan door onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), onder kinderen van 5, 7 en 12 jaar. Daaruit bleek dat tweelingen die in gescheiden klassen zitten meer last hebben van internaliserende problemen – depressieve gevoelens, angsten – dan kinderen die samen geplaatst zijn. Dit gold ook voor externaliserende problemen – agressie, druk gedrag – maar gecorrigeerd voor bestaande problemen was dit resultaat niet significant. Een deel van de externaliserende problemen bestond al op 3-jarige leeftijd en dit kan juist een reden zijn waarom voor gescheiden klassen is gekozen, schrijven de onderzoekers.
Opvallend is dat de internaliserende problemen die op 7-jarige leeftijd werden gemeten, op 12-jarige leeftijd niet meer aanwezig waren. Dit blijkt zowel uit het onderzoek van de VU als uit het Canadese onderzoek. Met andere woorden: kinderen groeien eroverheen. „Maar waarom zijn die ongelukkige jaren nodig?”, vraagt Feenstra zich af.
„De sociale effecten die de onderzoeken laten zien zijn klein, dus wat maakt het nou uit, zullen sommige mensen zeggen”, zegt ontwikkelingspsycholoog Gabrielle Garon-Carrier, auteur van het Canadese onderzoek in een videogesprek. „Maar onderzoeken als dit zeggen iets over gemiddelden. Voor specifieke tweelingparen kunnen de effecten heel sterk zijn. Er is geen enkel bewijs voor het idee dat het scheiden gemiddeld gezien vóórdeel heeft. Ook niet voor de cognitieve ontwikkeling van de kinderen, daarnaar heb ik eerder onderzoek gedaan. Daarom hebben wij in ons onderzoek het advies opgenomen om de keuze hierover aan ouders te laten.”
Feenstra kan meepraten over de probleemgevallen, juist daarmee kloppen ouders bij haar aan. „Het stoort me dat er zo makkelijk over de tweelingband heen wordt gestapt, veel scholen die ik spreek staan er eigenlijk nooit bij stil.”
„Ik had geen idee”, zegt Marianne Gruintjes, intern begeleider van basisschool Het Palet in Hapert. „Wij kwamen met Coks Feenstra in gesprek nadat we tegen problemen aan liepen met een eeneiige jongenstweeling. Zij zaten gescheiden, en we hebben ze later samen gezet. Dat bleek geen acuut wondermiddel, maar er veranderde wel veel bij de jongens.”
Sinds het gesprek met Feenstra worden nieuwe meerlingen op Het Palet niet meer vanzelfsprekend in aparte klassen geplaatst maar bespreekt de school met de ouders wat passend is. „We deden het nou eenmaal altijd zo, en ik denk dat dat op heel veel scholen het geval is”, zegt Gruintjes. „Ik zit in een netwerk met vijftien andere intern begeleiders, en toen ik dit onderwerp daar besprak zei meer dan de helft dat ze niet wisten dat aparte klassen zoveel impact kunnen hebben.”
Meerlingen worden vaak benaderd als gewone kinderen, ziet Feenstra. „Maar het zijn niet enkel twee of drie individuen. De onderlinge relatie is deel van hun identiteit. Leerkrachten noemen weleens dat het ene kind antwoordt als de ander iets gevraagd wordt. De juf spreekt het antwoordende kind dan vermanend toe en dat begint vervolgens te huilen, want ze voelde zich oprecht aangesproken. Dit gedrag past bij tweelingen op vierjarige leeftijd, we zien dat het op latere leeftijd vanzelf verdwijnt.”
Ontwikkeling van vriendschappen
„Het vele samen spelen leidt soms ook tot gefrons”, zegt Feenstra. „Dan gaan ze allebei steeds naar de bouwhoek of de huishoek. Zie je wel, ze zijn te afhankelijk van elkaar, is dan vaak de interpretatie. Terwijl zeker bij eeneiige tweelingen geldt dat ze zo op elkaar lijken dat ze waarschijnlijk dezelfde voorkeuren hebben, daar kun je best rekening mee houden.”
De ontwikkeling van vriendschappen is bij tweelingen ook net iets anders dan bij eenlingen, maar verloopt langs grofweg voorspelbare lijnen, zegt Feenstra. „In het begin spelen ze veel met elkaar. Dat betekent niet dat ze minder sociaal zijn, maar ze hebben al een vriendje, dus ze staan anders in zo’n groep.” Langzaamaan gaan ze ook met andere kinderen spelen, twee-eiige tweelingen iets sneller dan eeneiige. Vaak krijgen ze eerst gezamenlijke vriendjes, ook daarin is het logisch dat kinderen die vaak zo op elkaar lijken hetzelfde soort kind leuk vinden. „Dit is hun normale ontwikkeling die je niet moet verstoren door ze uit elkaar te halen. Als je iemand erg mist dan ben je minder gelukkig, en dan ga je minder makkelijk interacties met anderen aan.”
De zoon van Antoinette Gelissen ging nooit meer met plezier naar school. „De angst die hij had opgedaan groeide met hem mee.” Ook aan feestelijke activiteiten, zoals de kerstviering en schooluitjes, deed hij liever niet mee. Haar dochter leek beter te gedijen, maar Gelissen bespeurde bij haar toch ook een gedragsverandering. „Ik zag bij haar verharding. Kiezen op elkaar en gaan. Dat vond ik ook moeilijk, maar ik was zo druk met mijn zoon dat ik nauwelijks tijd had om daar aandacht aan te besteden.”
Op dezelfde school zaten in die tijd ook nog andere meerlingen. Tussen de ouders ontstonden gesprekken over het beleid. Jade Vening, moeder van twee tweelingparen, schreef in juni 2017 een notitie met kritiek en verbeterpunten die ze naar de directie van de St. Dominicusschool stuurde. Niemand op school kon haar vertellen waar het meerlingenbeleid op gebaseerd was. Vreemd, vond ze, want er was toch genoeg over te vinden.
Haar oudste tweeling, twee-eiige jongens, waren in de kleuterklas gescheiden, en daar staat zij zelf ook nog steeds achter, vertelt ze. „We dachten: laat ze maar een eigen klas hebben, want ze zaten ook al samen op de buitenschoolse opvang en zagen elkaar ook thuis.” Maar bij de jongste tweeling, een jongen en een meisje, keek ze daar anders tegenaan. „We dachten dat het voor hen juist fijn zou zijn om bij elkaar te zitten, omdat ze niet zoveel met elkaar deelden. Ze speelden soms wel met elkaar, maar ook best vaak niet.”
Na de zomervakantie, er was inmiddels een nieuwe schooldirecteur, kregen Vening en haar man een belletje dat ze zelf mochten kiezen of ze de kinderen bij elkaar wilden plaatsen.
„De standaard was bij ons om meerlingen uit elkaar te halen”, zegt Tilly Melissen, huidig directeur van de St. Dominicusschool. „In 2017 is dat veranderd. Toen de ouders zich roerden heeft een collega zich in het onderwerp verdiept en ook al die onderzoeken gelezen. Nu laten we het aan de ouders, die zijn ervaringsdeskundigen over hun kind. Als ze zelf geen voorkeur hebben, delen we met hen wat we weten.”
Vooral onwetendheid
Dat er nog steeds scholen zijn die vasthouden aan de regel dat meerlingen op school gescheiden moeten worden, wijt Feenstra niet zozeer aan onwil maar vooral aan onwetendheid. Niet elke school gaat zelf op zoek naar informatie. Ze benaderde enkele maanden geleden het ministerie van Onderwijs met de vraag of het departement scholen op de hoogte zou kunnen stellen van het belang om meerlingen bij elkaar te houden. Maar scholen mogen het meeste beleid zelf bepalen. Ook de PO-raad en de lerarenopleidingen zagen hierin geen rol voor zichzelf, lieten zij aan Feenstra weten.
Hoe lang moet een keuze voor samen of apart eigenlijk gelden? In het onderzoek van Gordon uit 2015 antwoordde de helft van de tweelingen in primary school, de jaren na de kleuterschool, dat het goed zou zijn als tweelingen in aparte klassen zouden zitten, en ook tienertweelingen keken er zo tegenaan. Gevraagd naar de reden antwoordden de tieners dat gescheiden klassen ze beter voorbereiden op het leven na school.
Ook in het Nederlandse schoolsysteem zijn er natuurlijke momenten om opnieuw te kiezen. Als kinderen naar groep drie gaan bijvoorbeeld, en bij de start van de middelbare school.
Groep drie was ook voor de tweeling van Margreeth Fernhout van de NVOM het moment om naar aparte klassen te gaan. „Een keuze op basis van onderbuikgevoel”, zegt Fernhout, „en het pakte goed uit”. De tweeling van Antoinette Gelissen zit nu, op de middelbare school, juist voor het eerst samen in de klas. „We hebben echt gezocht naar een school waar dat mocht.”
„Alsnog splitsen is geen must. Maar ik ken ook zeker casussen waarbij kinderen eerst bij elkaar zaten en uiteindelijk zijn gescheiden en waarbij dat goed uitpakte”, zegt Feenstra. „Maar dan heeft de school de kinderen eerst leren kennen en dan de beslissing pas genomen. Dat is de crux.” Bijkomend voordeel: de kinderen kunnen als ze ouder zijn ook beter hun zegje doen.