N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het instrument Het prikken van een infuus lijkt simpel. Maar arts Emma Bruns zegt: zonder ervaring, handigheid en stressbestendigheid kan het misgaan. Aflevering 1 in een nieuwe reeks over attributen in het ziekenhuis.
Er zijn zaken die je gaan opvallen als je er mee van doen hebt gehad. Beroepsdeformatie. Als je, zoals ik, in een ziekenhuis wel eens een infuus moet prikken, loop je de kans overal bloedvaten in het straatbeeld te zien. Bouwvakkers met joekels van kabels rustend op hun gespierde onderarmen, een mager vrouwtje achter een looprek met een huid zo los dat de vaten er alle kanten op rollen. Het blijft me onwillekeurig fascineren.
Ik heb er altijd plezier in gehad. Er zijn weinig dingen waar je in het ziekenhuis patiënten zo snel blij mee kan maken als met een welgemikte prik. De handeling lijkt triviaal. Het is het moment waarop je even een krukje pakt naast het bed, de stuwband zijn werk laat doen en ondertussen een glimp mag opvangen van een heel leven. Als je iemands hand vastpakt om erin te prikken, is de natuurlijke reflex om de spieren aan te spannen. In een gespannen hand of arm valt niet te prikken. Het is dus zaak om ondanks het feit dat je op het punt staat om iemand pijn te doen, heel even een vertrouwensband te leggen.
Er zit geen naald in je arm
De methode om via de bloedbaan medicijnen toe te dienen of juist ‘vervuild’ bloed te verwijderen, bestaat in de geneeskunde al enkele eeuwen. Het principe is simpel. Een infuus bestaat uit een naald die kan variëren in dikte van 14-24 Birmingham Gauge (een bizar maatsysteem afkomstig uit de 19e-eeuwse Britse ijzerindustrie) waarbij het laagste getal de grootste diameter beschrijft en daarmee dus het meeste vocht per minuut kan worden toegediend. In de praktijk wordt er meestal gesproken over ‘een blauwe’ of ‘een roze’. Om de naald zit een plastic huls die na het aanprikken van een vat deels in het bloedvat wordt geschoven en aangesloten kan worden op een infuussysteem. In tegenstelling tot wat sommige patiënten die angstvallig hun infuusarm stil houden denken, zit er dus geen naald meer in je arm.
De handeling lijkt triviaal tot het niet lukt. Een spekkige peuter van twee met een bloedvergiftiging waarbij geen vat meer te zien of te voelen is. Een patiënt met ernstige brandwonden en slechts nog een paar vaten op een kleine voet een optie zijn. En vooral, voor ons als chirurgen en chirurgen in spe, de noodzakelijke toegang voor een doodzieke patiënt met een maagperforatie of een gebarsten lichaamsslagader die we toch echt liever opereren nadat hij, door middel van intraveneuze medicatie, onder narcose is gebracht. Dan zijn toch even, al geven we dat niet graag toe, de anesthesiologen, de echte ambachtslieden.