Een tam gemaakte vriend, uit Driebergens minibieb

De dubbele Librisprijswinnaar (Gewassen vlees én Publieke werken) Thomas Rosenboom lijkt geruisloos uit de literatuur verdwenen te zijn; zijn laatste roman De rode loper is alweer twaalf jaar oud. In straatbibliotheekjes leeft hij echter nog volop, zo ook in het van een zoveelste zomerse regenbui nadruppelende Driebergen, waar een goedgevuld kastje net niet aan het zicht wordt onttrokken door een grote afvalcontainer. Daar staat Vriend van verdienste (1985), Rosenbooms eerste roman. Die is in Driebergen niet overdreven ver van huis, want getuige de flaptekst liet de schrijver zich inspireren door de Baarnse moordzaak.

Baarn en moord zijn bijzaak, trouwens: Vriend van verdienste is in de eerste plaats een leesfeest. Meteen al op de eerste bladzijde zien we een ons dan nog onbekende jongeman voortgaan in de hitte van een winkelstraat „die kleefde van de vertreden ijsco’s en het riekende vuil van honden”. De jongen sleept zich voort met een veel te zware tas, die hij met zijn ene been laat meezwaaien om zijn tred wat minder zwaar te maken: „Hij bewoog zich voort op de manier van een passer die men draailings over de tafel laat hinkebenen.”

Bij Rosenboom denk je al snel aan de archaïsmen waar hij graag zijn toevlucht toe neemt, inclusief zeer veelvuldig gebruik van het woordje ‘zeer’, een extra reden om bij het lezen aan Gerard Reve te denken. De jonge Rosenboom (hij was 29 toen de roman verscheen) legt intussen ook de prachtigste beelden schijnbaar achteloos op papier: „Het was zeer heet, ook hier in de schaduw van de fruitbomen die elkaar wel vasthielden in de lucht maar die nooit één stap dichter tot elkaar kunnen komen.”

Je ziet het al een beetje aan die aan de grond genagelde bomen. Wat veertig (!) jaar na dato in de eerste plaats opvalt, is de doorlopende aandacht die Rosenboom voor het lichaam heeft – of eigenlijk: de moeite van het lichaam om zich te handhaven in de wereld. Zie het benoemen van de passerachtige ‘telgang’ van de zestienjarige hoofdpersoon Theo op de eerste pagina. Maar bijvoorbeeld ook een fenomenale scene waarin Theo leert boogschieten, iets wat Rosenboom spier voor spier beschrijft, als een worsteling die uiteindelijk leidt tot een orgastische ervaring, aangejaagd door het ‘popelende’ schot.

Theo maakt dit mee met Pieter, een iets oudere jongen die hij voor zijn vriend houdt. De lezer ziet de zinderende jongenserotiek bijna uit de kleren barsten, maar uiteindelijk blijkt deze Pieter de good cop van twee broers die Theo naar de ondergang zullen dringen. Theo is verstandelijk superieur aan de broers, maar zij zijn rijk en hebben macht over zijn lichaam.

Waarbij Rosenboom de mogelijkheid openhoudt dat Pieter toch een soort vriend is, want zoete broodjes worden er op deze eerste grote rondleiding in het universum van Rosenboom niet gebakken. De échte vriend van Theo is de kraai Rokko, door hem eigenhandig getemd. Een trouw dier zoals alleen een dier trouw kan zijn, maar Theo maakt zich geen illusies over hoe hij de vogel tam heeft gekregen: door het dier te vergiftigen, op te sluiten en uit te hongeren – de liefde van de vogel is een afgedwongen liefde: vriend van verdienste.

Heel vrolijk wordt het bij Rosenboom nooit, maar altijd is er zijn fenomenale verbeelding die maakt dat je je met liefde in zijn wereld laat opsluiten.

Wilt u het besproken exemplaar van Vriend van verdienste hebben? Stuur dan een mail naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.