„Geven jullie om het klimaat?” Anniek (18) kijkt de kring rond.
Neuh, niet echt”, zegt Alex (18). Ook twee andere jongens zeggen er „neutraal in te staan” en er „niet zoveel mee bezig te zijn”.
„Dat verbaast me”, zegt Anniek. „Ik had verwacht dat er wel meer mensen met zorgen zouden zijn.”
„Ik vind het wel belangrijk”, zegt Josephine (19), „maar ik vind het ook fijn om verre reizen te kunnen maken.”
Teuntje lacht. „Dat kun je natuurlijk niet op de fiets doen!”
Op een rond kleed in een enorme loods in Amersfoort staan de jongste deelnemers aan het Nationaal Burgerberaad Klimaat dat deze zaterdag van start ging nog wat onwennig bij elkaar. Ze zijn tussen de 17 en de 19 jaar oud en vormen een representatieve afspiegeling van de groep in deze leeftijdscategorie in Nederland. 6 procent van de Nederlanders valt in die leeftijdscategorie, met zijn negenen vormen deze jongeren 5 procent van de deelnemers. De grootste groep, 49 procent van Nederland versus 52 procent van het burgerberaad, is vijftig-plus.
Het burgerberaad, een democratische inspraakvorm, zal in de komende maanden zes weekenden samenkomen. Onder professionele begeleiding zullen zij met elkaar in gesprek te gaan over de vraag: hoe kunnen we in Nederland eten, spullen gebruiken en reizen op een manier die beter is voor het klimaat? Ook zullen ze door deskundigen worden geschoold over klimaatverandering en kunnen ze zelf experts uitnodigen om mee te denken over bepaalde deelonderwerpen. Na afloop komen ze tot vijftien aanbevelingen die in september aan het kabinet worden aangeboden.
Dat zijn adviezen, „niet zoals bindende studieadviezen”, benadrukt minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC), die samen met minister Sophie Hermans (Groene Groei en Klimaat, VVD) is uitgenodigd voor de aftrap. „Maar onze grondhouding is dat we jullie aanbevelingen heel serieus nemen”, vervolgt ze. „We zullen alles moeten meewegen en kijken wat haalbaar is”, zegt ook Hermans, „maar de adviezen zijn heel belangrijk.”
In de opdracht voor dit burgerberaad, dat door het vorige kabinet en de Tweede Kamer werd gegeven, staat dat de politiek een motiveringsplicht heeft ten aanzien van de uitkomsten van het burgerberaad, en dat het parlement een besprekingsplicht heeft. „Hoe verschillend de partijen uit deze coalitie ook zijn”, zegt Uitermark later, „wij stellen de burgers meer dan ooit centraal. Daarom zou het ook niet eerlijk zijn om beloftes te doen die we niet kunnen waarmaken.”
Bezorgde burgers
In totaal ontvingen 70 duizend mensen een uitnodiging, vierduizend mensen gaven aan mee te willen doen, uiteindelijk werden 175 mensen geselecteerd. Dat gebeurde door een gewogen loting, om een representatieve groep te krijgen – „Nederland in het klein”, benadrukt de organisatie – op basis van geslacht, opleidingsniveau, woonplaats en opvattingen over het klimaatvraagstuk. Zo is 18 procent van de Nederlanders zeer bezorgd over het klimaat en 22 procent niet bezorgd, een groep die ook minder klimaatbeleid wil.
Sjoerd Douma (48) uit Leiden heeft vooraf geen idee wat hij moet verwachten. „Ik had geen goede reden om me hier niet voor aan te melden toen ik een uitnodiging ontving”, zegt de hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. „Klimaat is een probleem voor de hele aarde, maar er zijn ook andere grote problemen in de wereld. Ik vind het belangrijk dat onze adviezen straks haalbaar zijn voor iedereen. Verder ga ik er vooral heel open in.”
Ook Ramona de Roij (53) uit Tilburg laat het op zich afkomen. „Klimaat is voor mij geen groot thema”, zegt ze. „Ik ga er vooral praktisch mee om, net hoe mijn pet staat.” Ze werkt als IT-er voor een verzekeraar en wil er tijdens het burgerberaad vooral op letten dat aanbevelingen eerlijk zijn. „Zoals subsidies voor elektrische auto’s. Die zijn nu alleen voor de early adopters, maar als anderen dan ook elektrisch willen rijden, worden ze ineens afgeschaft.”
Beter leren luisteren
Wat die adviezen gaan worden, staat nu nog helemaal open. De eerste ochtend is vooral kennismaken. Deelnemers zitten in een grote, ovalen kring en er wordt uitgelegd hoe het proces zal gaan verlopen. Ook leren deelnemers vast een beetje hoe ze goed naar elkaar kunnen luisteren. „Dat is een van de belangrijkste dingen”, zegt voorzitter van het burgereraad Nienke Meijer. „Dat iedereen hier de ruimte krijgt om te zeggen wat hij of zij vindt – ook de mensen die dat vanuit zichzelf wat minder snel zouden doen.”
Gertjan (52) uit Roosendaal ziet op dat vlak nu al winst voor zichzelf. In een gesprekje tijdens de pauze tussen hem en twee andere deelnemers is hij volop aan het woord, tot hij even kort stil valt. „Ik ben slecht in luisteren. Ik heb mijn mening en denk dat dat de goeie mening is. Maar ik heb vandaag al best veel nieuwe dingen gehoord.” Hij ziet wel dat de wereld verandert door de opwarming van de aarde, maar ideeën daarover worden „door de media” toch wel veel „door ieders strot gedouwd”. Klimaat vindt hij zelf „niet zo belangrijk”. Gaat dat veranderen door beter te luisteren? „Misschien.”
„Geven jullie om het klimaat?” Anniek (18) kijkt de kring rond.
Neuh, niet echt”, zegt Alex (18). Ook twee andere jongens zeggen er „neutraal in te staan” en er „niet zoveel mee bezig te zijn”.
„Dat verbaast me”, zegt Anniek. „Ik had verwacht dat er wel meer mensen met zorgen zouden zijn.”
„Ik vind het wel belangrijk”, zegt Josephine (19), „maar ik vind het ook fijn om verre reizen te kunnen maken.”
Teuntje lacht. „Dat kun je natuurlijk niet op de fiets doen!”
Op een rond kleed in een enorme loods in Amersfoort staan de jongste deelnemers aan het Nationaal Burgerberaad Klimaat dat deze zaterdag van start ging nog wat onwennig bij elkaar. Ze zijn tussen de 17 en de 19 jaar oud en vormen een representatieve afspiegeling van de groep in deze leeftijdscategorie in Nederland. 6 procent van de Nederlanders valt in die leeftijdscategorie, met zijn negenen vormen deze jongeren 5 procent van de deelnemers. De grootste groep, 49 procent van Nederland versus 52 procent van het burgerberaad, is vijftig-plus.
Het burgerberaad, een democratische inspraakvorm, zal in de komende maanden zes weekenden samenkomen. Onder professionele begeleiding zullen zij met elkaar in gesprek te gaan over de vraag: hoe kunnen we in Nederland eten, spullen gebruiken en reizen op een manier die beter is voor het klimaat? Ook zullen ze door deskundigen worden geschoold over klimaatverandering en kunnen ze zelf experts uitnodigen om mee te denken over bepaalde deelonderwerpen. Na afloop komen ze tot vijftien aanbevelingen die in september aan het kabinet worden aangeboden.
Dat zijn adviezen, „niet zoals bindende studieadviezen”, benadrukt minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC), die samen met minister Sophie Hermans (Groene Groei en Klimaat, VVD) is uitgenodigd voor de aftrap. „Maar onze grondhouding is dat we jullie aanbevelingen heel serieus nemen”, vervolgt ze. „We zullen alles moeten meewegen en kijken wat haalbaar is”, zegt ook Hermans, „maar de adviezen zijn heel belangrijk.”
In de opdracht voor dit burgerberaad, dat door het vorige kabinet en de Tweede Kamer werd gegeven, staat dat de politiek een motiveringsplicht heeft ten aanzien van de uitkomsten van het burgerberaad, en dat het parlement een besprekingsplicht heeft. „Hoe verschillend de partijen uit deze coalitie ook zijn”, zegt Uitermark later, „wij stellen de burgers meer dan ooit centraal. Daarom zou het ook niet eerlijk zijn om beloftes te doen die we niet kunnen waarmaken.”
Bezorgde burgers
In totaal ontvingen 70 duizend mensen een uitnodiging, vierduizend mensen gaven aan mee te willen doen, uiteindelijk werden 175 mensen geselecteerd. Dat gebeurde door een gewogen loting, om een representatieve groep te krijgen – „Nederland in het klein”, benadrukt de organisatie – op basis van geslacht, opleidingsniveau, woonplaats en opvattingen over het klimaatvraagstuk. Zo is 18 procent van de Nederlanders zeer bezorgd over het klimaat en 22 procent niet bezorgd, een groep die ook minder klimaatbeleid wil.
Sjoerd Douma (48) uit Leiden heeft vooraf geen idee wat hij moet verwachten. „Ik had geen goede reden om me hier niet voor aan te melden toen ik een uitnodiging ontving”, zegt de hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. „Klimaat is een probleem voor de hele aarde, maar er zijn ook andere grote problemen in de wereld. Ik vind het belangrijk dat onze adviezen straks haalbaar zijn voor iedereen. Verder ga ik er vooral heel open in.”
Ook Ramona de Roij (53) uit Tilburg laat het op zich afkomen. „Klimaat is voor mij geen groot thema”, zegt ze. „Ik ga er vooral praktisch mee om, net hoe mijn pet staat.” Ze werkt als IT-er voor een verzekeraar en wil er tijdens het burgerberaad vooral op letten dat aanbevelingen eerlijk zijn. „Zoals subsidies voor elektrische auto’s. Die zijn nu alleen voor de early adopters, maar als anderen dan ook elektrisch willen rijden, worden ze ineens afgeschaft.”
Beter leren luisteren
Wat die adviezen gaan worden, staat nu nog helemaal open. De eerste ochtend is vooral kennismaken. Deelnemers zitten in een grote, ovalen kring en er wordt uitgelegd hoe het proces zal gaan verlopen. Ook leren deelnemers vast een beetje hoe ze goed naar elkaar kunnen luisteren. „Dat is een van de belangrijkste dingen”, zegt voorzitter van het burgereraad Nienke Meijer. „Dat iedereen hier de ruimte krijgt om te zeggen wat hij of zij vindt – ook de mensen die dat vanuit zichzelf wat minder snel zouden doen.”
Gertjan (52) uit Roosendaal ziet op dat vlak nu al winst voor zichzelf. In een gesprekje tijdens de pauze tussen hem en twee andere deelnemers is hij volop aan het woord, tot hij even kort stil valt. „Ik ben slecht in luisteren. Ik heb mijn mening en denk dat dat de goeie mening is. Maar ik heb vandaag al best veel nieuwe dingen gehoord.” Hij ziet wel dat de wereld verandert door de opwarming van de aarde, maar ideeën daarover worden „door de media” toch wel veel „door ieders strot gedouwd”. Klimaat vindt hij zelf „niet zo belangrijk”. Gaat dat veranderen door beter te luisteren? „Misschien.”
„Kamer vrij! Rechts vrij!” roept een groepscommandant. Een peloton van zo’n dertig infanteristen heeft een woning omsingeld. Alleen hun ogen zijn te zien, ze dragen bivakmutsen. Om de beurt vallen ze het huis binnen via deuren en ramen en richten hun ongeladen wapens op denkbeeldige vijanden. Soms richten ze, per ongeluk, op elkaar.
Het onbewoonde huis dat ze overvallen staat op het terrein van de Johannes Postkazerne in het Drentse dorp Darp. NRC liep een dag mee in het oefendorp en sprak met drie jonge infanteristen die volgend jaar voor het eerst worden uitgezonden naar Litouwen. Sinds de oorlog in Oekraïne heeft Defensie de militaire inzet in Litouwen vergroot om de aanwezigheid van de NAVO daar te versterken. Twee keer per jaar gaat een nieuwe groep Nederlandse militairen naar Litouwen. In de Baltische staat werken ze samen met Duitse militairen om de Europese oostgrens te beschermen.
Door de toegenomen geopolitieke spanningen overwegen steeds meer Europese landen de militaire dienstplicht (opnieuw) in te voeren. Kroatië werd dit jaar het negende land in Europa met een dienstplicht voor mannen. In Nederland is de dienstplicht nooit afgeschaft. Wel de opkomstplicht. Defensie denkt na over herinvoering van de opkomstplicht voor jongeren vanaf zeventien jaar, wanneer ook buurlanden die stap zouden zetten.
De eerstejaars in Darp zijn kort geleden begonnen met het oefenen van operaties in verstedelijkt gebied. „Probeer in je wapen te hangen, zodat je meteen kan vuren”, zegt een groepscommandant tegen een militair die in de deuropening staat. Naast hem staan drie militairen tegen de muur die ieder hun elleboog op elkaars schouder laten rusten – zodat ze steun hebben aan elkaar. Eén voor één betreden ze het huis voor ‘inspectie’.
Tijdens pauzes roken de militairen en plagen ze elkaar. De peuken stoppen ze netjes weg in een buidel aan hun zij.
Vissershoedje met legerprint
Bij defensie werken bijna 18.000 jongeren tussen de 18 en 29 jaar, bij de landmacht zo’n 8.500. De meesten hebben ouders die in Nederland geboren zijn en komen uit de provincie, minder uit de grote steden.
De 24-jarige Bas komt uit Erica in Drenthe. Hij doet zijn bivakmuts af en zet een vissershoedje met legerprint op. Bas zit bij de pantserinfanterie van de 43 Gemechaniseerde Brigade, waar hij ‘Minimi-schutter’ is. Dat betekent dat hij op missies met een Minimi, een licht machinegeweer, voorop loopt en als eerste verantwoordelijk is voor het eventueel schieten op en doden van mensen die een bedreiging vormen.
Volgend jaar worden Bas en zijn compagnie zes maanden in Litouwen gestationeerd. „Als de oorlog in Oekraïne overslaat naar Litouwen, staan wij paraat. Ook zijn we er om de Russen een beetje af te schrikken”, zegt hij zelfverzekerd en met een kleine glimlach.
Onder de soldaten staat Bas bekend als ‘de popartiest’. Hij zingt en speelt piano. Laatst werd er onder de militairen een feest met een talentenjacht georganiseerd. „Ik heb met vlag en wimpel gewonnen met het nummer ‘Leef Als Een Zigeuner’ van Frank van Etten. Wij in het noorden houden allemaal van Nederlandstalige muziek.”
Voordat hij anderhalf jaar geleden bij de landmacht terechtkwam deed Bas een opleiding tot marinier. Door een scheenbeenvliesontsteking viel hij daar uit. In zijn eerste half jaar bij de landmacht ging hij „als broekie” naar Duitsland voor de trainingsmissie EUMAM, om Oekraïense burgers met en zonder militaire ervaring voor te bereiden op de oorlog in Oekraïne. „Zonder het echt te beseffen heb ik daar een band opgebouwd met een Oekraïense militair van mijn leeftijd. Na de missie in de auto naar Nederland overviel mij de gedachte dat ik hem misschien nooit meer ga zien, of dat hij sterft.” Hij besprak zijn „heftige gevoel” met zijn collega’s. „Hierdoor kon ik mezelf in bescherming nemen tegen de kwellende gedachten.”
Onder jonge militairen is praten over mentaal welzijn minder taboe dan bij de oudere generatie, ziet Tine Molendijk, cultureel antropoloog en universitair hoofddocent aan de faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie. „De jongere generatie heeft veel meer meegekregen dat het normaal is om je kwetsbaar op te stellen. Hierdoor zijn ze zich ervan bewust dat mentaal sterk zijn net zo belangrijk is als fysiek fit zijn.”
Zelfontplooiing
De 20-jarige Nika uit het Noord-Hollandse Schagen is een van de weinige vrouwen bij de 43 Gemechaniseerde Brigade en het 44 Pantserinfanteriebataljon. Ze is chauffeur van een pantservoertuig (het CV90-infanteriegevechtsvoertuig). Ook zij gaat volgend jaar naar Litouwen. Nika wilde bij de politie, maar raakte gefascineerd door militairen die ze weleens zag lopen. „Het leek me heel vet om in het bos, met een hechte groep, voor in een gevecht te staan.” Familie en vrienden waren verbaasd dat ze bij de landmacht wilde, omdat ze vroeger een „verlegen meisje” was.
Nika kwam vorig jaar bij de compagnie. „Het was spannend, omdat mijn collega’s mij meteen gingen testen door grapjes uit te halen”, vertelt ze met zachte stem. Op de vooropleiding leerde ze van zich af te bijten. „Anders had ik dit werk niet kunnen doen. Ik ben nog altijd rustig, maar als je mij kleineert, of in een hoekje drukt, geef ik je een grote mond. Zoek het uit, denk ik dan. Ik ben ook gewoon militair en ben dat niet voor niets geworden.”
„Jongeren van nu vinden hun eigen leven en de kans om zich te ontplooien belangrijk”, zegt cultureel antropoloog Tine Molendijk. „De bereidheid om je leven op het spel te zetten voor het algemeen belang is in de loop der eeuwen steeds kleiner geworden.” Ze vindt die gerichtheid op individuele ontwikkeling niet zorgelijk. „Doordat jongeren over zichzelf nadenken, leggen ze de nadruk op wat volgens hen zinvol is.”
Dat ziet ze ook bij de jongeren die zich aanmelden bij defensie. „Ze willen voornamelijk bijdragen aan veiligheid omdat dat zin geeft en ze toewijding aan de organisatie belangrijk vinden. Het gaat niet meer zoveel over sneuvelbereidheid en verdediging van hun land, maar meer om de strijd ter bescherming van de democratie. Bij oudere generaties militairen speelde de financiële zekerheid die het leger biedt een grotere rol.”
Naast de volgens Molendijk „welbekende machocultuur” bij defensie zijn de mannen onderling zorgzaam. „Dat kan niet anders, omdat ze samen veel heftige dingen meemaken. Ze zijn constant bij elkaar. Als je je niet omdraait, zie je elkaar gewoon poepen.”
Nika merkte dat ze in haar compagnie al gauw werd opgenomen in de groep. „Ze merkten dat ik mijn werk goed uitvoerde.” De jongens houden rekening met haar. „Als ik tijdens een training nodig moet plassen, wordt het via de intercom omgeroepen. Zij moeten dan vooruit blijven kijken zodat ik achter de tanks kan plassen.” Ze kan er wel om lachen.
Nika is „beste maatjes” geworden met de schutter van haar pantservoertuig. „Net als hij wil ik graag boordschutter worden, dan bedien ik het kanon op het voertuig.” Ze merkt wel dat er vaak wat van wordt gevonden dat ze bevriend is met haar schutter. „Roddelen gebeurt hier ook. Ze maken er graag dingen van die het niet zijn. De roddels zijn vaak als grapje bedoeld, na een paar dagen is het weer vergeten.” Soms mist ze wel meer vrouwelijke collega’s. „Ik zou met hen veel meer privé-dingen kunnen delen.”
Roemeense landmacht
De vader van de 23-jarige soldaat Vlad zat in de jaren negentig bij de Roemeense landmacht. Vlad is daarmee een van de ongeveer 6.700 militairen bij defensie wier ouders geen Nederlandse achtergrond hebben. Ook hij hoort bij de pantserinfanterie van de 43 Gemechaniseerde Brigade. „Ik heb altijd al geweten dat ik bij defensie hoor”, zegt Vlad. Nadat zijn ouders waren gescheiden, is hij als zevenjarige vanuit Roemenië met zijn moeder, zus en broertje naar Tilburg verhuisd. Hij heeft zijn vader niet verteld dat hij nu chauffeur van een pantservoertuig is; zijn vader is in Roemenië gebleven en ze hebben geen contact meer.
Door de situatie van zijn ouders en doordat ze het niet breed hadden is Vlad nooit meer teruggegaan naar Roemenië. Hij zag ook geen reden zich bij het Roemeense leger aan te sluiten. „Mijn roots liggen nu hier. Ik vind dat ik ook wat terug moet doen. Ik wilde zo graag bij het leger, dat ik drie jaar geleden een naturalisatieprocedure ben begonnen om een Nederlands paspoort te krijgen. Daar heb ik behoorlijk wat geld aan uitgegeven”, zegt hij lachend. Een naturalisatieverzoek kost duizend euro. De Nederlandse nationaliteit is een vereiste voor toetreding tot het leger. Een dubbele nationaliteit mag, zolang een daarvan de Nederlandse is.
Terwijl Vlad op zijn Nederlandse nationaliteit wachtte, werkte hij in de bouw. „Zodra ik mijn paspoort had, meldde ik mij aan voor de landmacht.” Vlad zit nu een half jaar bij de landmacht en wordt volgend jaar uitgezonden naar Litouwen. Uiteindelijk wil hij bij het korps commandotroepen.
Wat zou hij doen als hij tegen Roemenië moest vechten en ineens oog in oog zou staan met een Roemeen? „Ik wil daar niet over speculeren”, zegt hij. „Roemenië zit bij de NAVO en dat zijn gewoon partners.”
Levensgevaar
Vlad, Nika en Bas denken niet vaak na over de dood, zeggen ze. „Ik laat het gewoon op me afkomen. Als je alleen met de dood bezig bent, maak je jezelf gek”, zegt Nika.
„Oorlog voeren staat nog ver van ze af”, zegt Tine Molendijk. „Ze mogen – net als andere jongeren – hun twijfels hebben. Dat ze een uniform dragen betekent niet dat ze meteen precies moeten weten wat ze willen.”
De drie jonge soldaten denken wel dat ze bereid zullen zijn te sterven voor Nederland en mensen die in levensgevaar verkeren, zeggen ze desgevraagd. „Ik wil later graag kinderen, maar ben toch bereid mijn leven op het spel te zetten”, zegt Vlad. „Je laatste dag kan overal komen, het hoeft niet per se hier te zijn.”
Na een aantal bekende anti-Israëlische leuzen klinkt ineens opluchting door de megafoon: „So, so happy with the cease fire.” Er klinkt applaus. „Maar er sterven nog steeds mensen. En het staakt-het-vuren zal gebruikt worden voor een vorm van etnische zuivering”, zegt de megafoonhouder. Hij heeft zijn hoofd omwikkeld met een keffiyeh, zoals vele medestanders op het waterkoude Amsterdamse Spui. Hij wil niet praten, geen naam of hand geven.
De viering van Dies Natalis, het jaarlijkse feest rond de oprichting van de Universiteit van Amsterdam, is ongepast, vinden pro-Palestina activisten die verbonden zijn aan de universiteit. Daar verandert het op handen zijnde staakt-het-vuren tussen Hamas en Israël volgens hen niets aan. Met zo’n dertig demonstranten houden zij donderdagmiddag een lawaaidemonstratie bij het Maagdenhuis om het UvA-feest vanaf het Spui te verstoren.
Een succesvol bestand zou een einde betekenen aan wat zij al ruim een jaar als een genocide in Gaza betitelen. Studentenwoordvoerder Sam – „ik laat het graag bij mijn voornaam” – vindt dat de culturele en etnische onderdrukking gewoon doorgaat. Daarom is hij hier. „Zolang er apartheid is, zolang de UvA bijdraagt aan de onderdrukking van Palestijnen, zullen wij hier staan.” Omdat Israëlische academische instellingen volgens de activisten de onderdrukking van Palestijnen al dan niet indirect faciliteren, eisen zij dat de UvA die samenwerkingen stopt. Het universiteitsbestuur onderzoekt de banden wel, maar weigert ze vooralsnog door te snijden.
Veel geweld
Er zijn ook positieve geluiden op de campus bij activisten, blijkt eerder donderdagmiddag. „Dit is een opening waarbij het heel belangrijk is om beide kanten, waakzaamheid en hoop, aanwezig te kunnen laten zijn”, zegt universitair docent Algemene Cultuurwetenschappen Mikki Stelder.
Naast haar, in het ABC-universiteitsgebouw op Roeterseiland waar donderdagochtend de wekelijkse sit-in was voor de Palestijnse zaak, staat Yolande Jansen. Zij is universitair hoofddocent Sociale en Politieke Filosofie en eveneens betrokken bij de acties van studenten en docenten afgelopen jaar. „Het is fantastisch dat het bombarderen nu lijkt te gaan stoppen”, zegt Jansen. „Maar er zijn nog drie dagen waarin nog heel veel geweld gepleegd kan worden.” Ook Stelder is „verschrikkelijk bang voor wat dit weekend nog gaat brengen” in Gaza. Zondag 19 januari zou het staakt-het-vuren in moeten gaan.
Het is „groots”, zegt Jansen, dat Israëlische gijzelaars en Palestijnse gevangenen volgens het akkoord vrijgelaten worden. Maar de aandacht voor de gijzelaars en de condities waarin zij verkeren, kan ook een keerzijde hebben, vreest ze. „Een Israëlische collega sprak van een schild waarachter Gaza dan verdwijnt voor de buitenwereld.” Ook dan kan weer „een spel ontstaan waarbij er toch weer geweld gepleegd gaat worden”.
Ik hoop dat we ook meer samen kunnen komen om het Palestijnse leven te vieren. En niet alleen samen te komen om stil te staan bij dood en verderf
Moment van blijdschap
Toch willen ze een cynische neiging onderdrukken. Jansen zit in een appgroep waarin iemand onlangs „iets cynisch zei” na de val van het Assad-regime. „Daar zat ook een Syriër bij. Die zei: ‘Ik wil dit niet, ik wil dit moment van blijdschap’. Dat is nu ook wat Palestijnse mensen die ik ken voelen.” Stelder: „Ik hoop dat we ook meer samen kunnen komen om het Palestijnse leven te vieren. En niet alleen samen te komen om stil te staan bij dood en verderf.”
Wat niet stopt, is de roep van activisten om het verbreken van banden met Israëlische academische instellingen. „Zeker niet”, zegt Stelder. „Dit is ook het moment dat mensen buiten Palestina moeten doorzetten. Voor ons begint het nu pas, dat gevoel had ik vanochtend. Om die onderhandelingen met het College van Bestuur [van de UvA] door te zetten, de Nederlandse regering aan te spreken op haar verantwoordelijkheid.”