Een schuwe zonderling

Vogel Verborgen in rietlanden en moerassen laat ‘het moerasvarken’ zich zelden zien, noteert Jaap Vuijk .


Foto Jaap Vuijk

Na enkele nachten matige vorst lag er medio december op veel plassen en sloten een voor schaatsminnend Nederland verleidelijk strakke ijsvloer. Het ijs testend tussen de berijpte rietkragen langs de Zevenhuizerplas onder de rook van Rotterdam, trok een zacht geritsel in de dichte begroeiing mijn aandacht. Verrast zag ik op slechts enkele meters een zeldzame waterral (Rallus aquaticus) voorzichtig de beschutting van het riet verlaten en langs de rand van het ijs naar iets eetbaars zoeken. Snel was hij ook weer verdwenen. Maar de waterral herhaalde zijn gewaagde uitstapje enkele malen, voorzichtig balancerend op zijn lange tenen langs de rand van het dunne ijs, pikkend naar zijn helder oplichtende spiegelbeeld.

Komvormig nestje

De waterral is een schuwe zonderling, verborgen levend in rietlanden en moerassen, die zich zelden laat zien. In het broedseizoen, wanneer hij tot wel twaalf eieren legt in een komvormig nestje vervlochten tussen de rietstengels vlak boven het wateroppervlak, is dit kleinere familielid van het waterhoentje nagenoeg onvindbaar. Goed gecamoufleerd, met zijn bruin gestreepte rug en grijsblauwe buiktekening, gaat hij op in het riet en de reflecties ervan in het water. Maar wanneer ’s winters de rietlanden dichtvriezen en hiermee zijn natuurlijke voedselvoorraadkast onbereikbaar wordt, trekt de waterral erop uit om in nog open water zijn kostje bij elkaar te scharrelen.

De meesten van ons hebben het roepen van de waterral wel eens gehoord; het luide gillen als van een speenvarken

Dit is de tijd om hem te zien, mede omdat naast een deel van ‘onze’ vogels, ook waterrallen uit Scandinavië en Oost-Europa hier dan overwinteren. Als omnivoor vult de waterral zijn maag met zaden, wortels en bessen maar ook insecten, wormen, vissen en zelfs kleine vogels behoren tot zijn prooi.

Wanneer, zoals nu, de dagen lengen wordt de waterral luidruchtiger. De meesten van ons hebben het bijzondere roepen van de waterral bewust of onbewust wel eens gehoord; het luide gillen als van een speenvarken – vandaar zijn bijnaam ‘moerasvarken’ – afgewisseld met een hoog piepen en knorren of laag brommen, diep vanuit het riet.

Het gaat goed met de waterral in Nederland. Terwijl wereldwijd de populatie in aantal afneemt, verdrievoudigde het aantal winterwaarnemingen in Nederland de voorbije dertig jaar en is de broedpopulatie stabiel op bijna vijfduizend paren. De zachte winters, de herinrichting van gebieden tot wateropvangbekkens en het teruggeven van polders en uiterwaarden aan de natuur, doen de waterral goed. De kans om de doordringende roep van de geheimzinnige waterral langs rietkragen en kreken te horen is nu groter dan ooit.