Een schok trekt door de rechtszaal: elf jaar cel voor moeder die haar dochter probeerde om te brengen

Een schok gaat door de rechtszaal als de voorzitter van de rechtbank in Utrecht dinsdagochtend tegen half elf de strafmaat bekend maakt: elf jaar gevangenisstraf voor Sarah V. wegens poging tot moord op haar pasgeboren baby in mei en juni 2020. Elf jaar was de eis van het Openbaar Ministerie, maar vrijwel niemand had verwacht dat de rechtbank zo hard over Sarah V. zou oordelen. De vertrouwensartsen van Veilig Thuis, die niet in de rechtszaal zitten – de rechtbank houdt rekening met hoog oplopende emoties – en via een videoverbinding meeluisteren, dachten van tevoren aan zes of zeven jaar. De ouders van Sarah V., haar broer en zus, haar man en haar schoonmoeder lieten tijdens zes zittingsdagen van het proces tegen haar, in januari en februari, herhaaldelijk merken dat ze rekenden op vrijspraak. Ze storten zichtbaar in als de voorzitter van de rechtbank het vonnis voorleest. Eén van hen roept: „Schande!” Sarah V. mag, ook vanwege de emoties, niet in de rechtszaal afscheid van hen nemen. Ze wordt meteen afgevoerd door de politie. Zelf heeft ze bewegingloos en ogenschijnlijk emotieloos naar het vonnis zitten luisteren. Na afloop zegt ze niets.

De voorzitter van de rechtbank begint met te zeggen dat de lange duur van de strafzaak, meer dan drie jaar, voor Sarah V. en alle andere betrokkenen zeer belastend is geweest, ze zal nu snel tot de kern komen: Sarah V. wordt vrijgesproken van feit drie van de tenlastelegging: zware mishandeling van haar zoon in de vier jaar na zijn geboorte in juni 2016. Maar dat zij herhaaldelijk geprobeerd heeft haar dochter te vermoorden acht de rechtbank bewezen. Ook is de rechtbank ervan overtuigd dat Sarah V. voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het plegen van moord op haar dochter en haar met voorbedachte raad zwaar heeft mishandeld.

Diarree-remmend middel

Sarah V., arts en voorheen in opleiding tot anesthesioloog, maakte haar drie maanden te vroeg geboren dochter ziek door de gekolfde moedermerk sterk te verdunnen met water en te vergiftigen met het diarree-remmende middel loperamide, concludeert de rechtbank. Het meisje groeide daardoor niet goed en kreeg levensbedreigende hartritmestoornissen. Sarah V. heeft steeds volgehouden dat de loperamide in de moedermelk was gekomen doordat zij dat middel zelf slikte. Daar gaat de rechtbank niet in mee. Die volgt de conclusie van de apotheker/toxicoloog van het Nederlands Forensisch Instituut: het scenario waarbij de loperamide buiten het lichaam om aan de melk is toegevoegd is „veel waarschijnlijker”. Dat is ongeveer de hoogste waarschijnlijkheidsuitspraak die toxicologen doen.


Lees ook
Misschien, zegt Sarah V., slikte ze wel zestig pillen per dag tegen diarree, en raakte haar moedermelk daardoor vergiftigd

Misschien, zegt Sarah V., slikte ze wel zestig pillen per dag tegen diarree, en raakte haar moedermelk daardoor vergiftigd

De strafzaak tegen Sarah V. is tamelijk uniek in Nederland, omdat kindermishandeling door falsificatie – ziektesymptomen verzinnen, nabootsen en toebrengen – zeer moeilijk strafrechtelijk te bewijzen is en daardoor zelden voor de strafrechter komt. Afgelopen zomer veroordeelde de rechtbank in Breda Jolanda M. tot tien jaar gevangenisstraf voor doodslag op haar twaalfjarige zoon. Zij had hem langdurig hoge doseringen medicijnen gegeven die niet voor hem bestemd waren en haar handelingen waren op camera vastgelegd. Toch achtte de rechtbank in haar geval moord niet bewezen. Dat bij Sarah V. poging tot moord wel bewezen is verklaard maakt de zaak nog bijzonderder. De rechtbank motiveert het in het vonnis door te zeggen dat Sarah V. arts is en dus weet dat het middel niet aan kinderen jonger dan drie jaar mag worden gegeven. Ze voegde het toe aan de moedermelk terwijl ze wist dat die aan haar door de te vroege geboorte zeer kwetsbare dochter gegeven zou worden. Ze ging ermee door toen haar dochter ernstige hartritmestoornissen kreeg, in de wetenschap dat die veroorzaakt konden zijn door de loperamide. Ze verhoogde de hoeveelheid zelfs en zei niets tegen de artsen, die niet begrepen waardoor het meisje zo ziek was en wanhopig naar een verklaring zochten. De voorzitter van de rechtbank, dinsdagochtend tegen Sarah V.: „Het kan niet anders dan dat u de kans op de dood van [naam van de dochter] voor lief heeft genomen.”

Sarah V., zegt de voorzitter, heeft op „onvoorstelbare wijze” het vertrouwen beschaamd van haar dochter, maar ook dat van haar man en haar twee andere kinderen. En het vertrouwen van de samenleving, die ervan uitgaat dat een moeder haar eigen kind geen kwaad doet. Daarbij, zegt de voorzitter, heeft ze artsen en verpleegkundigen ernstig misleid door zich voor te doen als een bezorgde moeder die het beste voor haar kind wilde doen door te kolven en de melk in te leveren bij het ziekenhuis.

‘Deugdelijk vonnis’

Uit het vonnis kan worden opgemaakt dat de vrijspraak voor het derde feit, de zware mishandeling van haar zoon, niet betekent dat er wat dit betreft geen sterke verdenking tegen Sarah V. was. Sarah V. zei zelf tijdens het proces herhaaldelijk dat ze vooral een goede moeder wilde zijn en de artsen in het ziekenhuis hun werk liet doen. Maar volgens de rechtbank komt uit het dossier naar voren dat Sarah V. voortdurend bepalend, sturend en zeer kritisch was op het medische beleid en daarmee dus invloed uitoefende. In het vonnis citeert de rechtbank uit het dagboek dat Sarah V. bijhield over haar zoon: „[…] geven vandaag en morgen stiekem alles via de sonde (laat die zweeftut van de logopediste het niet horen)” en: „[…] we volgen gewoon ons gevoel, instinct klopt dusver steeds’. Sarah V. zou de voedingsvoorschriften van het ziekenhuis niet of niet goed hebben opgevolgd en toonde dedain voor de zorgverleners. Haar zoon groeide niet goed, had keer op keer ernstige darmontstekingen en andere onverklaarbare infecties. Maar strafrechtelijke betrokkenheid van Sarah V. bij het ontstaan van die klachten en de medische ingrepen die de artsen vervolgens deden heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen.

Ferry de Jong, hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Utrecht, zegt desgevraagd dat hij het vonnis uitvoerig en deugdelijk gemotiveerd vindt. Hij vindt ook dat de rechtbank goed geluisterd heeft naar de standpunten van het Openbaar Ministerie en naar die van de verdediging. „Daar is serieus op gerespondeerd.” En de strafmaat? Elf jaar? „Het gaat om zo’n zeldzame zaak dat er voor de rechtbank nauwelijks jurisprudentie is om zich aan vast te houden, dus wat doe je dan? Het gaat om zware feiten en om een toerekeningsvatbaar geachte verdachte, en er is sprake van voorwaardelijke opzet. De moeder in Breda kreeg tien jaar voor doodslag en zij was wél verminderd toerekeningsvatbaar. Dit is poging tot moord en ja, het gaat nooit helemaal volgens de wetten van de logica, maar elf jaar komt op mij niet buitensporig over.”