Een primeur in bioplastics, na jaren investeren en verlies lijden

Reportage

Bioplasticfabriek Avantium opent volgend jaar in Delfzijl ’s werelds eerste commerciële fabriek voor het bioplastic PEF. In de aanloop leed het chemiebedrijf jarenlang miljoenenverliezen.

Topman Tom van Aken van chemisch technologiebedrijf Avantium op het Chemiepark in Delfzijl bij de fabriek voor bioplastics in aanbouw.

Topman Tom van Aken van chemisch technologiebedrijf Avantium op het Chemiepark in Delfzijl bij de fabriek voor bioplastics in aanbouw.

Foto Kees van de Veen

Bij Chemiepark Delfzijl rijden bouwmachines naar een zandvlakte met daarop een groot, stalen geraamte. Zilverkleurige opslagtanks omringd door betonnen beschermwandjes hinten naar wat dit over een jaar moet zijn: een chemische fabriek. En wel één met een primeur: ’s werelds eerste commerciële fabriek voor bioplastic PEF (polyetheenfuranoaat).

Eigenaar van de fabriek en uitvinder van de technologie om PEF op industriële schaal te maken, is het Nederlandse Avantium. Dat chemiebedrijf, met nu 200 werknemers, is in 2000 opgericht als spin-off van Shell om katalysesystemen – voor versnelling van chemische reacties – te ontwikkelen. Vooralsnog zorgt die activiteit voor het grootste deel van Avantiums omzet, 18 miljoen euro.

PEF is een plantaardig alternatief voor PET (polyetheentereftalaat). Deze kunststof is bekend van de petfles, maar zit bijvoorbeeld ook in veel textiel. PET, goed voor zo’n kwart van de wereldwijde plasticproductie, wordt net als de meeste andere plastics gemaakt van fossiele grondstoffen, zoals aardolie. Dat heeft veel nadelen. Fossiele grondstoffen zijn niet hernieuwbaar en kunnen bij winning het milieu vervuilen. Daarbij zijn de meeste plastics moeilijk recyclebaar, breken af in minuscule deeltjes die het milieu vervuilen (microplastics), en blijven honderden jaren in de natuur aanwezig. In 2021 werd ruim 90 procent van de wereldproductie van 390 miljoen ton plastics gemaakt van fossiele grondstoffen.

Avantium ontwikkelt technologie om van plantaardige grondstoffen – houtsnippers, graan – plastic te maken.

Foto Kees van de Veen

De fabriek in Delfzijl maakt straks 5.000 ton PEF per jaar, ongeveer 0,001 procent van ’s werelds huidige plasticproductie. Tom van Aken (52) noemt het een „druppel op een gloeiende plaat”. Hij is sinds 2005 de topman van Avantium, waarnaar hij in 2002 overstapte. Hij kwam van chemiebedrijf DSM, waar hij in 1996 begon na zijn studie scheikunde.

Van Aken vertelt aan een enorme houten vergadertafel, in een zaaltje boven een van de twee proeffabrieken in Delfzijl. In het Limburgse Geleen staat nog een derde proeffabriek, Amsterdam huisvest het hoofdkantoor en onderzoekslaboratoria van Avantium.

Het is geen toeval dat die tafel, net als een handjevol muurdecoraties op de gang, van hout is. Avantium ontwikkelt technologie om van plantaardige grondstoffen – houtsnippers, graan – plastic te maken. Het cruciale element daarin is koolstof. „Nu komt die koolstof uit de grond, het zit bijvoorbeeld in aardolie. De komende twintig à dertig jaar moeten we dat helemaal gaan vervangen door koolstof die al boven de grond is.”

Proefflesjes gemaakt van Polyetheenfuranoaat (PEF).

Foto Kees van de Veen

Fructosesiroop

Avantium ziet daarvoor twee bronnen: plantaardige grondstoffen, of CO2. Die laatste aanwenden als koolstofbron is voorlopig slechts een streven. Avantium doet er onderzoek naar in zijn Amsterdamse laboratoria. Maar de technologie om plastic van plantaardige grondstoffen te maken is al wél klaar voor commerciële toepassing. Avantium heeft er sinds 2006 patent op, en opende vijf jaar later zijn eerste proeffabriek, in Geleen, waar de eerste PEF-fles gemaakt werd. Het bedrijf haalde met een beursgang in 2017 zo’n 100 miljoen euro op voor verdere groei. In 2021 besloot het tot de bouw van de commerciële fabriek in Delfzijl, waar PEF van fructosesiroop uit graan gemaakt zal worden.

Om PEF aan de man te brengen, sjouwt Avantium al jaren met een demonstratiekoffer vol voorbeeldflesjes en textielgarens de wereld rond. Daarmee laat het potentiële klanten zien: jullie product kán hierin verpakt en verkocht worden. Zo werden in 2012 twee grote namen binnengehaald: Coca-Cola en voedingsmiddelenbedrijf Danone. Inmiddels zijn er veertien afnemers van PEF uit Delfzijl, waaronder brouwer Carlsberg en luxemerk Louis Vuitton. Hoeveel van de 5.000 ton straks naar deze bedrijven gaat, wil Avantium niet zeggen. Volgens de woordvoerder is het genoeg voor een „valide businesscase”. Om zover te komen moest Avantium, in ‘plasticland’ een buitenbeentje, veel horden nemen. Volgens Van Aken is de petrochemische industrie „enorm conservatief” en wil die „het liefst pas toetreden als alle risico’s eruit zijn”. Een commercieel productieproces voor PEF bestond namelijk nog niet: de ontwikkeling vergt veel expertise en miljoenen euro’s aan investeringen. In 2016 ging Avantium daarom samenwerken met BASF, ’s werelds grootste chemiebedrijf. De kennis en ervaring van de Duitsers hielpen technische risico’s de baas te worden.

Meningsverschillen

Maar die samenwerking stopte eind 2018. Een plan voor een gezamenlijke fabriek in Antwerpen liep spaak door meningsverschillen over hoe PEF op de markt te brengen. BASF wilde dat grootscheeps doen, met een productie die veel groter zou zijn dan die volgend jaar uit Delfzijl komt. Avantium richtte zich liever op een kleinschaliger aanbod van hoogwaardige producten. Het aandeel Avantium, in juli nog zo’n 6 euro waard, daalde flink na dit conflict. Begin 2019 was het nog maar zo’n 2 euro waard. Een jaar later maakte Avantium bekend zelf een commerciële fabriek te gaan bouwen in Delfzijl.

Om de productie van PEF op gang te krijgen, is van investeerders veel vertrouwen en geduld gevraagd. Tot nog toe leed Avantium elk jaar verlies, vorig jaar 30 miljoen euro. Dat kwam deels doordat de bouw van de fabriek door de inflatie duurder uitviel, deels doordat het bedrijf blijft investeren in nieuwe technologieën. Ook over 2023 wordt geen winst verwacht.

Wel heeft Avantium een nieuwe inkomstenbron: de verkoop van licenties voor de PEF-technologie. De eerste deal sloot het begin dit jaar met het Amerikaanse chemiebedrijf Origin Materials. Dat wil in Noord Amerika jaarlijks honderdduizend ton PEF gaan produceren uit houtsnippers. Origin Materials betaalde tot nu toe 12,5 miljoen euro, en zal straks nog eens betalen voor elke kilo PEF die het maakt. Avantium verwacht per licentie in de toekomst 10 tot 20 miljoen euro per jaar te verdienen, zonder zelf hoge kosten te hoeven maken.

De fabriek in Delfzijl maakt straks 5.000 ton PEF per jaar.

Foto Kees van de Veen

Weggegooide flesjes

Een PEF-fles kost nu nog vier tot vijf keer zo veel als een eenlaagse petfles. Maar petflessen hebben soms een laag nylon nodig als extra barrière. PEF is sterker dan PET en laat minder koolzuur en zuurstof door. Vruchtensap in een demonstratiefles van PEF, waarvan de woordvoerder schat dat het er al zo’n anderhalf jaar in zit, oogt verrassend fris. Het is in ieder geval nog oranje.

Op dezelfde schaal geproduceerd zouden PEF en PET volgens Van Aken even duur zijn. En dan is de PEF-productie nog piepjong; in de massafabricage van PET is de voorbije decennia opperste efficiëntie bereikt.

Volgens Avantium laat PEF, anders dan PET en andere ‘fossiele’ plastics, niet voor eeuwen microplastics achter in het milieu. Die minuscule stukjes plastic komen bijvoorbeeld vrij uit weggegooide flesjes en bij het wassen van een nylon panty. Maar PEF mag door de plantaardige grondstoffen veel beter afbreekbaar zijn, consument moeten „vooral niet denken” dat ze producten ervan achteloos kunnen weggooien. De afbraak van PEF duurt alsnog een paar jaar. Liever ziet Avantium dat PEF netjes wordt gerecycled, pas dan is het echt circulair.

Voorlopig echter zullen plastics uit olie de markt blijven domineren; de fabriek in Delfzijl is echt een begin. Boven het geronk van een shovel uit benadrukt Van Aken nog eens dat het „ongelooflijk veel moeite kostte” om die te realiseren. De volgende fabrieken moeten twintig en daarna honderd keer zo groot worden als die in Delfzijl.