Een poolreiziger op de Wadden

De noordse stern forenst tussen de Noord- en Zuidpool, ziet Jaap Vuijk, en maakt hier een tussenlanding.


Foto Jaap Vuijk

De felste straatvechter van gevleugeld Nederland is zonder twijfel de noordse stern (Sterna paradisaea). Ongenode gasten, zoals een vos op jacht, worden warm onthaald in een sternenkolonie. Met kakofonisch gekrijs gaan alle sterns op de wieken om met intimiderende duikvluchten en venijnige snavelbeten de indringer met de staart tussen de benen de kolonie uit te jagen.

Wanneer de rust is weergekeerd maakt de noordse stern rond het nest een onhandige indruk. Zijn kleine felrode pootjes zijn toereikend om op te staan, maar lopen is niets voor hem. Vliegend boven zee echter, verandert de op de grond onbeholpen vogel in een gracieuze en vederlichte verschijning die moeiteloos grote afstanden aflegt. Met een vleugelspanwijdte van driekwart meter, een aerodynamisch lijfje van slechts honderd gram en een lange staart, is zijn hele fysiek gericht op vliegen.

Rugwind

Na een zomer rond de Noordpool trekt de noordse stern zuidwaarts langs Europa en West-Afrika om bij Kaap de Goede Hoop af te buigen richting het Australische continent en met rugwind de ‘roaring forties’ (krachtig westenwinden tussen 40 en 50 graden zuiderbreedte) te doorkruisen. Bij het aanbreken van de zuidpoolzomer – onze winter – arriveren de noordse sterns tussen de ijsbergen voor de kust van Wilkes Land, Antarctica. Hier ruien ze langs de in zee afkalvende gletsjers en komen op krachten op een dieet van vis en krill tot ook hier de dagen korter worden en het noordelijk halfrond hen weer roept.

Terugkerend vanuit het zuidpoolgebied meldden de eerste noordse sterns zich afgelopen weken weer aan onze kust voor een nieuw broedseizoen op enkele zandplaten in de Waddenzee.

Als ware nomaden hun hele leven het zonlicht najagend rijgen de noordse sterns de noordelijke en zuidelijke zomers aanéén

Noordse sterns maken hun jaarlijkse negentigduizend kilometer lange reis om zich rond de polen te verzekeren van maanden met enkel daglicht en hierdoor onbelemmerde gelegenheid tot foerageren, een veilige plek op Antarctica voor wanneer ze vleugellam zijn tijdens de rui en een afgelegen broedplaats aan visrijke wateren op het noordelijk halfrond. Als ware nomaden hun hele leven het zonlicht najagend rijgen de noordse sterns de noordelijke en zuidelijke zomers aanéén en genieten zo het meeste daglicht van alle schepselen op aarde.

Nederland ligt aan de zuidgrens van hun broedgebied en telt zeshonderd broedparen op een wereldwijde populatie van twee miljoen noordse sterns. Slechts twaalf procent van de jongen haalt zijn eerste verjaardag, maar eenmaal volwassen kunnen noordse sterns wel dertig jaar worden. Het is fascinerend om deze weken deze fragiele wereldreizigers vanaf het Scheveningse zuiderhavenhoofd weer te verwelkomen, wetende dat zij zojuist op eigen kracht zijn teruggekeerd van tussen de ijsbergen van Antarctica.